Mijn Kifid

Uitspraak 2019-060 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-060
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. L.P. Stapel, secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 januari 2018
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Centraal Beheer, gevestigd te Apeldoorn,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 30 januari 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Autoverzekering. Consument heeft een beroep gedaan op zijn autoverzekering, nadat zijn auto is gestolen. Verzekeraar heeft de schadeclaim afgewezen, omdat Consument zijn belang bij de auto niet heeft aangetoond. Het enkele feit dat de auto op naam van Consument staat, vindt Verzekeraar daartoe onvoldoende. Op grond van artikel 7:946 lid 1 BW hoeft Verzekeraar geen dekking te verlenen. De Commissie deelt het standpunt van Verzekeraar niet. Naast het feit dat Consument kentekenhouder en verzekeringnemer van de auto is, heeft Consument onder andere door overlegging van verklaringen van derden aannemelijk gemaakt dat de auto zijn eigendom was. Hier tegenover heeft Verzekeraar onvoldoende aangedragen om dit te ontkrachten. De vordering wordt toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken, inclusief bijlagen:

· het door Consument ingediende klachtformulier en de aanvulling daarop;
· het verweerschrift van Verzekeraar;
· de reactie van Consument;
· de reactie van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 7 november 2018 en zijn aldaar verschenen.

Na de hoorzitting is besloten de zaak te laten beslissen door een meervoudige Commissie. Partijen zijn daarvan op de hoogte gesteld.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft per 7 april 2017 een autoverzekering (verder te noemen ‘de verzekering’) voor zijn Volkswagen met kenteken [Kenteken] (verder te noemen ‘de auto’) bij Verzekeraar gesloten. De verzekering biedt onder andere dekking bij diefstal.

2.1 Op 5 mei 2017 heeft Consument aangifte bij de politie gedaan van diefstal van de auto en hiervan melding gemaakt bij Verzekeraar.

2.2 Bij brief van 9 oktober 2017 heeft Verzekeraar aan Consument laten weten dat hij de schade vooralsnog niet zal vergoeden, omdat Consument zijn belang bij de gesloten auto niet aannemelijk kan maken. Meer specifiek heeft Verzekeraar hiertoe de volgende argumenten aangevoerd:

2.3 In reactie hierop heeft Consument drie verklaringen naar Verzekeraar opgestuurd. Voor zover relevant staat hierin het volgende vermeld:

‘Verklaring

Amsterdam, 1 november ‘17

Hierbij verklaar ik (…) dat [X] op twee momenten geld van mij heeft geleend om zijn auto aankoop deel te bekostigen:
– Op 23 maart 2017 een bedrag van € 500,00 via de bank (bijlage)
– Op 5 april 2017 een bedrag van € 2000,- (contant)
Tevens verklaar ik dat ik meerdere malen met [X] in de auto heb gezeten tussen 8 april en
4 mei 2017 (…).’

Bij deze verklaring is een bankafschrift gevoegd waaruit volgt dat op 23 maart 2017 een bedrag van € 500,00 aan Consument is overgemaakt onder vermelding van de omschrijving ‘Lening’.

‘Verklaring

30 oktober 2017

Hierbij verklaar ik, (…) dat ik op de hoogte was van de gekochte auto van [X] door zijn broertje in eerste instantie (…). Ik woon boven zijn ouders en zag de auto regelmatig geparkeerd staan op de [Straat]. Ik ben ook wel eens opgehaald door [X] en zijn broertje [Y] waarmee ik al jaren bevriend ben (…).’
(…)
‘Verklaring

30 oktober 2017

Hierbij verklaar ik, (…), gezien te hebben dat mijn vriend [X] in het bezit was van een [merk en type auto] (…). Ik ben ook een paar keer opgehaald door [X] in de [merk en type auto] omdat wij samen trainen. (…).’

2.4 Tenslotte heeft Consument nog een verklaring d.d. 26 april 2018 van [Z], eigenaar van garage [Naam garage] te [Plaats] overgelegd, waarin het volgende – voor zover relevant – staat vermeld:

‘Hierbij verklaar ik [Z] (…) dat er een vergissing is gemaakt bij een factuur van de heer [X]. De heer [X] heeft bij ons een navigatiesysteem met daarbij een stuur laten installeren. Op de factuur is er een tikfout gemaakt, de factuur is opgemaakt met de datum 19 mei 2017 maar had moeten zijn
19 april 2017. De heer [X] heeft van ons een foutieve datum op zijn factuur ontvangen. (…)’

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dekking onder de verzekeringsovereenkomst en vergoeding van zijn schade, te weten € 15.700,00.

Argumenten daarvoor
3.2 Ter onderbouwing van zijn vordering voert Consument de volgende argumenten, kort en zakelijk weergegeven, aan:
· Consument heeft de auto op Marktplaats gevonden. Na een testrit heeft Consument
€ 2.000,00 aanbetaald, zodat hij de auto een proefperiode kon gebruiken. Aan de verkoper gaf hij zijn adresgegevens. Dit gebeurde op basis van wederzijds vertrouwen.
· In de proefperiode besloot Consument de auto te kopen. Naast de aanbetaling van
€ 2.000,00, betaalde hij een keer een bedrag van € 8.000,00 aan de verkoper en daarna voldeed hij het resterende bedrag. Van zijn tante had hij een klein bedrag (€ 500,00) geleend. Ter zitting heeft Consument in dit kader verklaard dat hij de bedragen contant aan verkoper gaf. Hij werkt zijn hele leven en leeft zuinig, waardoor hij dit bedrag kon uitgeven. Dat in het schadeaangifteformulier staat dat Consument de auto in twee delen betaalde, komt doordat Consument de aanbetaling hierin niet als afzonderlijke betaling heeft opgenomen.
· Consument heeft de contactgegevens van de verkoper en de Marktplaatsadvertentie niet bewaard. Hij had immers geen reden om te vermoeden dat er mogelijk iets niet in de haak zou zijn.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
· Op grond van artikel 7:946 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen ‘BW’) dekt een schadeverzekeringsovereenkomst in beginsel alleen de belangen van de verzekeringnemer. Zonder financieel belang bij de auto, lijdt Consument geen schade en hoeft geen dekking verleend te worden. Consument heeft zijn belang bij de auto niet aangetoond. Hij kan geen gegevens van de verkoper overleggen en kan niet aantonen dat de auto op Marktplaats aangeboden werd. Evenmin heeft Consument bewijs van betaling van de auto kunnen overleggen. De overgelegde bon van [Naam garage] kan niet als bewijs dienen. De factuurdatum op deze bon is 19 mei 2017 en dus gelegen na de datum waarop de auto gestolen is.
Door de garagehouder is bevestigd dat de datum op de factuur door het systeem wordt gegenereerd. Het enkele feit dat de auto op naam van Consument is gesteld, is onvoldoende om het eigendom – en dus het belang – van Consument aan te tonen.
· De wijze waarop de koop tot stand is gekomen, is ongeloofwaardig. Consument zou met een onbekende persoon een afspraak hebben gemaakt bij een benzinepomp.
Vervolgens zou hij € 2.000,00 hebben aanbetaald en de auto twee dagen vrijblijvend mee hebben gekregen. Het is ongeloofwaardig dat iemand een dure auto aan een totaal onbekende potentiële koper meegeeft tegen een aanbetaling van € 2.000,00.
· Consument heeft tegenstrijdig verklaard over het aantal betalingen dat hij heeft verricht. In het schadeaangifteformulier staat dat hij twee betalingen heeft gedaan, terwijl hij later verklaart dat hij de auto in drie delen heeft betaald.
· De verkoper van de auto is bij Verzekeraar bekend. Deze persoon heeft eerder eenzelfde type auto als gestolen opgegeven bij Verzekeraar. Verzekeraar heeft contact opgenomen met deze persoon, maar hij weigert medewerking aan het onderzoek. Ook zegt hij Consument niet te kennen.
· Ter zitting heeft Verzekeraar nog aangevoerd dat het autobedrijf van de heer [Z] onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek. De verkoper van de auto komt daarin ook naar voren. Ten aanzien van Consument bestaat geen verdenking dat hij op enigerlei wijze bij iets strafrechtelijks betrokken is. De connectie die er is met de verkoper van de auto en de heer [Z] zaait daarentegen wel twijfel. Daar komt bij dat discussie bestaat over de datum van de bon van het autobedrijf van de heer [Z].

4. Beoordeling

4.1 In geschil is de vraag of Verzekeraar dekking dient te verlenen onder de verzekerings-overeenkomst. Niet ter discussie staat dat de auto op naam van Consument stond ten tijde van de diefstal en dat Consument verzekeringnemer is van de verzekering. De Commissie gaat hier dan ook vanuit.

4.2 Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat geen recht op dekking bestaat, omdat Consument zijn belang bij de auto niet heeft aangetoond. Verzekeraar vindt dit relevant, omdat een verzekeringsovereenkomst volgens artikel 7:946 lid 1 BW (behoudens een zich hier niet voordoend geval) alleen de belangen van een verzekeringnemer dekt.

4.3 Uit de rechtspraak volgt dat het aan verzekerde is om te stellen en te bewijzen dat hij eigenaar is van de gestolen goederen waarvoor hij uitkering claimt en dat de goederen gestolen zijn, waarbij aan het bewijs geen al te zware eisen mogen worden gesteld. Doorgaans kan worden volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de goederen eigendom zijn van de verzekerde en dat die zijn gestolen.
Wel mogen hierbij hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de verklaring van verzekerde aangezien het bewijs in belangrijke mate daarop berust.
Zie r.o. 4.13 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11219.

4.4 Verzekeraar heeft gemotiveerd betwist dat Consument een belang heeft bij de gestolen auto. De Commissie begrijpt hieruit dat Verzekeraar het eigendom van de auto en ook de diefstal van de auto in twijfel trekt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft Verzekeraar aangevoerd dat het enkele feit dat de auto op naam van Consument staat onvoldoende is om het eigendom aan te tonen. Verder heeft Verzekeraar aangevoerd dat de wijze waarop de auto zou zijn aangekocht onaannemelijk is, dat Consument geen bewijs van betaling van de auto kan overleggen en dat Consument tegenstrijdig verklaart over de betalingen die hij heeft gedaan. Ook vindt Verzekeraar het opvallend dat geen Marktplaatsadvertentie van de auto beschikbaar is, terwijl wel zes andere advertenties van dezelfde verkoper op Marktplaats terug te vinden zijn. De aanmaakdatum van de bon van het autobedrijf van de heer [Z] is gelegen na de schadedatum. Daarnaast komen de heer [Z] en de verkoper van de auto voor in een strafrechtelijk onderzoek en weigert de verkoper van de auto aan het onderzoek van Verzekeraar mee te werken.

4.5 Consument heeft ter nadere onderbouwing van zijn stelling dat de auto van hem was en in zijn bezit was drie verklaringen overgelegd. Op grond van deze verklaringen, in samenhang bezien met het feit dat Consument zowel verzekeringnemer als kentekenhouder van de auto is, vindt de Commissie het (voorlopig) aannemelijk dat Consument de auto in bezit heeft gehad en daarmee dat de auto zijn eigendom was. In dat kader weegt de Commissie ook mee dat uit een van deze verklaringen volgt dat een bedrag aan Consument is geleend om de aankoop van een auto te financieren. Consument heeft daarnaast een verklaring afgelegd over de totstandkoming van de koop en de redenen waarom hij niet (meer) beschikt over gegevens van de verkoper en de Marktplaatsadvertentie, welke verklaring de Commissie niet onaannemelijk acht

4.6 Tegenover het feit dat Consument kentekenhouder van de auto is en verzekeringnemer, de door Consument overgelegde verklaringen en zijn eigen verklaring over de aankoop van de auto heeft Verzekeraar onvoldoende aangedragen om de stellingname van Consument dat de auto van hem was en zijn eigendom was te ontzenuwen. De stellingname van Verzekeraar dat Consument tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal betalingen dat hij heeft gedaan acht de Commissie hiertoe onvoldoende. Te meer omdat Consument hierover heeft verklaard – en dat is zonder meer niet ongeloofwaardig – dat hij bij het invullen van het schadeaangifteformulier de aanbetaling van € 2.000,00 niet als afzonderlijke betaling heeft vermeld. Hierdoor is de discrepantie tussen enerzijds twee dan wel drie deelbetalingen ontstaan en te verklaren.
Ook hecht de Commissie geen waarde aan de door Verzekeraar gestelde omstandigheid dat Consument geen bewijs van de koop van de verkoper heeft gevraagd of verkregen. Dit is bij een transactie via Marktplaats niet zo ongebruikelijk dat dit in het nadeel van Consument moet worden uitgelegd.

4.7 Ten aanzien van de veronderstelling van Verzekeraar dat sprake is van “opvallende” omstandigheden merkt de Commissie op dat dergelijke “opvallendheden” geen ondersteuning kunnen vormen voor de stellingname van Verzekeraar dat Consument geen belang heeft gehad bij de auto. Verzekeraar heeft zijn “veronderstellingen” op dit punt niet onderbouwd. Verzekeraar heeft er kennelijk ook van afgezien om onderzoek te doen, althans de resultaten daarvan kenbaar te maken, naar bijvoorbeeld de beweegredenen van de verkoper van de auto om geen op schrift gestelde verklaring af te leggen. Dat had wel op de weg van Verzekeraar gelegen.

4.8 Alles overwegende is de Commissie van oordeel dat Verzekeraar te weinig heeft aangedragen, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, ter ontzenuwing van het door Consument voorshands geleverde bewijs van zijn eigendom van de auto. Daarmee heeft Consument ook zijn belang bij de auto aangetoond. Met als gevolg dat dekking onder de verzekeringsovereenkomst dient te worden verleend. De vordering wordt toegewezen, nu Verzekeraar voor het overige geen verweer daartegen heeft gevoerd.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering toe en beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 15.700,00.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak