Mijn Kifid

Uitspraak 2019-095 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-095
(mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. M.A. Kleijer-van Wijlen, secretaris)

Klacht ontvangen op : 3 oktober 2017
Ingediend door : Consumenten
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen ‘de Bank’
Datum uitspraak : 7 februari 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Vooruitbetaling van hypotheekrente. Klacht ongegrond en de daarop gebaseerde vordering is afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken en de daarbij behorende bijlagen:

· het door de man ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van de Bank;
· de repliek van de man;
· het verzoek van de vrouw tot voeging in deze procedure;
· de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consumenten hebben een hypothecaire financiering (hierna: ‘de financiering’) afgesloten bij de Bank, welke hoofdzakelijk is aangewend voor aanschaf van de eigen woning.

2.2 Conform de geaccepteerde financieringsofferte van 26 augustus 2008 zijn de rentetermijnen per maand achteraf verschuldigd.

2.3 De man emigreerde per 31 december 2015 naar [Land]. Hierdoor zal hij in 2016 in Nederland te weinig belastbaar inkomen hebben voor een fiscale teruggave uit hoofde van de door hem in 2016 te betalen hypotheekrente.

2.4 De man voorziet dit en verzoekt de Bank in december 2015 (meermaals) om de door hem over de eerste 6 maanden van 2016 verschuldigde hypotheekrente vooruit te betalen, en wel nog in december 2015. De man stelt dat dit een fiscaal voordeel van
€ 5.096,- oplevert.

2.5 De Bank wijst het verzoek af omdat deze service door haar per 1 januari 2015 (technisch) niet meer wordt aangeboden.

2.6 In december 2015 lost de man een bedrag af op de financiering.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consumenten
3.1 Consumenten vorderen vergoeding van het gemiste fiscale voordeel van € 5.096,- vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 31 december 2015.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft geweigerd tegemoet te komen aan het verzoek van Consumenten om, met het oog op een fiscaal voordeel, de over de eerste zes maanden van 2016 verschuldigde hypotheekrentetermijnen in december 2015 vooruit te betalen. De Bank heeft hierbij niet afdoende rekening gehouden met de belangen en specifieke omstandigheden van Consumenten en heeft daardoor haar zorgplicht geschonden.

3.3 De man heeft in eerste instantie op eigen titel een klacht bij de Bank ingediend. In de onderhavige procedure heeft de vrouw de Commissie schriftelijk laten weten recht en belang te hebben om tot de procedure te worden toegelaten. De vrouw was namelijk in 2015, toen de schade ontstond, fiscaal partner van de man. De vrouw heeft verder toe-gelicht alle door de man aangeleverde stukken en/of ingenomen standpunten over te nemen en tot de hare te maken.

Verweer Bank
3.4 De Bank heeft de stellingen van Consumenten zowel op formele als op materiële gronden gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Bank heeft zich verzet tegen het verzoek van de vrouw om tot de onderhavige procedure te worden toegelaten. De Commissie gaat hier niet in mee. Niet valt in te zien dat hiermee, gegeven de feiten en omstandigheden in deze klachtkwestie, de procespositie van de Bank wordt verzwaard. De vrouw schaart zich immers achter de door de man ingenomen standpunten en zal daarnaast geen andere dan de reeds ingediende stukken overleggen. De vrouw wordt derhalve, overeenkomstig het gestelde in artikel 18 van het Reglement, tot deze procedure toegelaten.
4.2 Thans zal de Commissie ingaan op de vraag of de Bank het verzoek van Consumenten om de hypotheekrente vooruit te betalen, had moeten inwilligen. De Commissie is van oor-deel dat het antwoord hierop ontkennend dient te luiden en licht dit in het hiernavolgende toe.

4.3 In het algemeen is te stellen dat de Bank niet verplicht is om consumenten toe te staan om nog niet opeisbare hypotheekrentetermijnen te betalen. De Commissie verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Commissie van Beroep van 22 mei 2018, nr. 2018-037.

4.4 Consumenten voeren aan dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de Bank hun verzoek desondanks had dienen in te willigen. De Bank heeft bij afwijzing van het verzoek deze omstandigheden niet afgewogen tegen het belang van Consumenten bij honorering ervan, danwel dit niet inzichtelijk gemaakt, waartoe zij op grond van haar zorgplicht wel verplicht is. De Commissie begrijpt dat Consumenten doelen op de gestelde disbalans ter zake de kosten die de Bank moet maken bij het verwerken van de vooruitbetaling en de omvang van het fiscale voordeel dat zij mislopen.

4.5 De stelling van Consumenten dat de door hen veronderstelde discrepantie tussen enerzijds de kosten aan de zijde van de Bank en anderzijds de omvang van het door hen gemiste voordeel is te kwalificeren als bijzondere omstandigheid, als vermeld in eerder-genoemde Kifid-uitspraak, wordt door de Commissie niet onderschreven. Desalniettemin zal de Commissie op de argumenten van Consumenten ingaan.

4.6 In de meergenoemde uitspraak is vastgesteld dat het verwerken van vooruitbetaalde hypotheekrente een bewerkelijk en hierdoor kostbaar proces is voor de Bank. De Bank is derhalve niet verplicht om vooruitbetaling van hypotheekrente te accepteren.

4.7 Consumenten stellen dat vanwege de gedane aflossing in december 2015 de Bank reeds extra administratie diende te verrichten. De vooruitbetaling had in deze handelingen mee-genomen kunnen worden, hetgeen de bewerkelijkheid van de verwerking van de vooruit-betaling zou relativeren. De stelling van Consumenten dat, in het licht van de reeds door te Bank te verrichten administratieve handelingen wegens aflossing, het verwerken van de vooruitbetaling in onderhavig geval geen kostbaar proces is, wordt door hen onvoldoende onderbouwd. Consumenten tonen niet aan dat de administratieve handelingen die de Bank vanwege de extra aflossing reeds moet uitvoeren de op de vooruitbetaling toeziende werkzaamheden (in enige danwel forse mate) doen verminderen. De Bank spreekt dit ook gemotiveerd tegen waardoor van de juistheid van die stelling niet kan worden uitgegaan.

4.8 Consumenten stellen dat de Bank de kosten van het verwerken van de vooruitbetaling inzichtelijk had dienen te maken. Conform de op de Bank rustende zorgplicht is deze gehouden de nodige zorgvuldigheid te betrachten bij haar dienstverlening en dient zij naar beste vermogen rekening te houden met de belangen van Consumenten. Dit betekent niet dat de Bank hiermee verplicht is om Consumenten een gespecificeerd kostenoverzicht van de door haar te verrichten handelingen te overhandigen. Zeker nu reeds voldoende vast-staat dat deze kosten aanzienlijk zijn.
4.9 Gezien het vorenstaande is de door Consumenten gestelde disbalans niet vastgesteld.

4.10 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen luidt de conclusie dat de Bank niet verplicht was om gehoor te geven aan het verzoek van Consumenten om toekomstig verschuldigde hypotheekrentetermijnen vooruit te betalen. De klacht van Consumenten is derhalve ongegrond en de daarop gebaseerde vordering dient te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak