Mijn Kifid

Uitspraak 2019-100 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-100

(mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.E. van Lambalgen, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 20 april 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Procesverloop                : zie bijlage A

Datum Uitspraak             : 11 februari 2019

Aard uitspraak                : Bindend advies

Uitkomst                        : Vordering afgewezen

 

Samenvatting

Bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding hoeft de Bank geen rekening te houden met de waarde van de elders aangehouden levensverzekeringen die aan de hypothecaire geldlening gekoppeld zijn. De vordering van Consument wordt afgewezen.

 

  • Inleiding

 

 

    1. Kort samengevat ziet de klacht van Consument op het volgende. Bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding houdt de Bank geen rekening met de waarde van de levensverzekeringen die aan de hypothecaire geldlening gekoppeld zijn. Consument is van mening dat de Bank dit wel zou moeten doen. De Commissie komt echter tot het oordeel dat de Bank de waarde van de levensverzekeringen buiten beschouwing mag laten. De klacht van Consument is daarom ongegrond en zijn vordering wordt afgewezen.

 

    1. Hoe de Commissie tot dit oordeel is gekomen, zal in paragraaf 3 worden toegelicht. Eerst zal in paragraaf 2 nader worden ingegaan op de klacht van Consument.

 

  • De klacht van Consument

 

 

Achtergrond van de klacht

    1. In 2011 heeft Consument een hypothecaire geldlening afgesloten bij de Bank. Aan deze hypothecaire geldlening zijn twee levensverzekeringen gekoppeld die Consument aanhoudt bij AEGON. Deze levensverzekeringen hebben een gegarandeerde eindwaarde van € 66.764 respectievelijk € 224.795. De levens­verzekeringen zullen uiteindelijk worden aangewend om af te lossen op de hypothecaire geldlening. De rechten uit deze levensverzekeringen zijn verpand aan de Bank.

 

    1. De Bank hanteert een rentebeleid waarbij de hypotheekrente een risico-opslag kan bevatten. Deze risico-opslag hangt af van de risicoklasse (ook wel aangeduid als tarief­klasse) waar de geldlening in valt. In welke risicoklasse een geldlening valt, wordt bepaald op basis van de schuld-marktwaardeverhouding. Dit is de verhouding van de hypotheek­schuld ten opzichte van de (markt)waarde van de woning.

 

    1. Bij de bepaling van deze schuld-marktwaardeverhouding houdt de Bank geen rekening met de (opgebouwde dan wel gegarandeerde) waarde van de levens­verzekeringen die Consument bij AEGON aanhoudt. Volgens Consument is dit onterecht.

 

    1. Consument onderbouwt zijn standpunt als volgt. De levensverzekeringen zullen uiteindelijk gebruikt worden om af te lossen op de hypothecaire geldlening. Daarom zou (bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding) de waarde van de levens­verzekeringen in mindering moeten worden gebracht op de hypotheekschuld. Aangezien de Bank ten onrechte geen rekening houdt met de bij AEGON aangehouden levens­verzekeringen, brengt de Bank te veel hypotheekrente in rekening. Immers, als de levensverzekeringen wel waren meegenomen, dan had dit geresulteerd in een lagere schuld-marktwaardeverhouding en was de geldlening in een lagere risicoklasse terecht gekomen. Consument lijdt nu schade in de vorm van een te hoge hypotheekrente. Consument begroot zijn schade op € 26.775.

 

Vordering van Consument

    1. Gelet op het voorgaande vordert Consument een schadevergoeding van € 26.775.

 

Verweer van de Bank

    1. De Bank heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van Consument. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. Dit geschil draait om de volgende vraag: dient de Bank bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding rekening te houden met de waarde van de bij AEGON aangehouden levensverzekeringen?

 

    1. De Commissie stelt allereerst vast dat er geen contractuele bepaling is die de Bank verplicht om bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding rekening te houden met de waarde van de levensverzekeringen.

 

    1. Verder overweegt de Commissie dat de Bank een grote mate van vrijheid heeft wat betreft het bepalen van haar rentebeleid. Deze vrijheid wordt evenwel ingeperkt door
      1) de wet en 2) de eisen van redelijkheid en billijkheid.
    2. In het onderhavige geval is het beleid van de Bank niet in strijd met de wet. Er is namelijk geen wettelijke regel die de Bank verplicht om bij de bepaling van de risicoklasse rekening te houden met de waarde van elders aangehouden levensverzekeringen.

 

    1. Ook is het beleid van de Bank niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (in de zin van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek). Voor zover Consument stelt dat de Bank rekening had moeten houden met de gegarandeerde eindwaarde van de levensverzekeringen, overweegt de Commissie dat de uitkering van de levensverzekeringen in de toekomst ligt en dat het niet onaanvaardbaar is dat de Bank daar op dit moment geen rekening mee houdt. Voor zover Consument stelt dat de Bank in ieder geval rekening had moeten houden met de thans opgebouwde waarde van de levensverzekeringen, overweegt de Commissie dat zij in eerdere uitspraken al heeft geoordeeld dat banken de opgebouwde waarde van een elders aangehouden verzekering buiten beschouwing mogen laten. Zie onder meer Geschillencommissie Kifid 2016-267, 2017-110 en 2017-614. In deze uitspraken was van belang dat banken geen invloed hebben – en ook geen zicht hebben – op de waardeontwikkeling van elders aangehouden verzekeringen. Ook kan de waarde van een elders aangehouden verzekering tijdens de looptijd van de hypothecaire lening niet worden verrekend met het uitstaande bedrag van de lening. Tot slot is in deze uitspraken benadrukt dat het voor een onaanvaardbaarheids­oordeel onvoldoende is dat een ander beleid ook en wellicht beter verdedigbaar zou zijn.

 

    1. Consument heeft aangegeven dat hij bekend is met deze uitspraken, maar hij stelt dat er sprake is van voortschrijdend inzicht en dat deze uitspraken daarom aan revisie toe zijn. In dat verband betoogt Consument dat de Bank geen enkel risico loopt dat de uitkering uit de levensverzekeringen voor iets anders zal worden gebruikt dan voor het aflossen op de hypothecaire geldlening; de rechten uit de levensverzekeringen zijn immers verpand aan de Bank. De Commissie stelt echter vast dat de Bank (overigens pas in haar dupliek) terecht heeft aangegeven dat zij wel enig risico loopt: namelijk het risico dat AEGON op de beoogde einddatum niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De stelling van Consument gaat dus niet op en ook verder ziet de Commissie geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere uitspraken.

 

    1. Kortom: bij de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding hoeft de Bank geen rekening te houden met de waarde van de bij AEGON aangehouden levens­verzekeringen. De klacht van Consument is daarom ongegrond en zijn vordering dient te worden afgewezen.

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

Deze uitspraak is gegeven met inachtneming van de bepalingen van het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

Bijlage A: Procesverloop

 

In de onderhavige procedure hebben partijen de volgende stukken ingebracht:

  • het door Consument ingediende klachtformulier,
  • het verweerschrift van de Bank,
  • de repliek van Consument en
  • de dupliek van de Bank.

 

Deze stukken vormden voor de Commissie voldoende informatie om te kunnen beslissen op de vordering van Consument. Een mondelinge behandeling (hoorzitting) was daarom niet nodig.

 

Bekijk de volledige uitspraak