Mijn Kifid

Uitspraak 2019-138 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-138
(mr. J. Wortel, voorzitter, prof. dr. A. Buijs, mr. M.E.J. Bracco Gartner, leden en
mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 7 juni 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 25 februari 2019

Aard uitspraak                : Bindend advies


Samenvatting

Consument heeft geklaagd over de uitvoering door de Bank van de vermogensbeheer-overeenkomst. De Commissie is echter van oordeel dat de Bank het mandaat heeft uitgevoerd zoals dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vermogensbeheerder mag worden verwacht en daarbij is gebleven binnen de bandbreedtes die passen bij het met Consument overeengekomen beleggingsprofiel. Het door Consument gestelde nadeel is naar het oordeel van de Commissie vooral te wijten aan het binnen (zeer) korte termijn beëindigen van de beheer-overeenkomst. Voor het daarmee verband houdende (koers)verlies kan de Bank niet aansprakelijk worden gehouden. De vordering is afgewezen.

 

  • Procesverloop
     

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
  • de door Consument ingediende klachtbrief met bijlagen;
  • de brief van de Bank van 13 december 2018, waarin zij verwijst naar het standpunt dat zij eerder in haar interne klachtprocedure heeft ingenomen.De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 24 januari 2019 en zijn aldaar verschenen.
  •  
  • Feiten

 

  1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

 

      1. Consument heeft op 10 januari 2018 een adviesgesprek bij de Bank gehad. Naar aanleiding daarvan heeft Consument besloten een deel van zijn vermogen, te weten € 100.000,-, door de Bank te laten beheren op basis van het ‘Comfort Inkomsten Mandaat’ met profiel Offensief.
      2. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een beleggersprofiel (inclusief haalbaarheids-analyse), scenario analyse en de deelovereenkomst Vermogensbeheer ABN AMRO. Deze documenten heeft Consument op 10 januari 2018 ondertekend.
      3. In de periode van 17 tot 20 januari 2018 zijn voor € 97.775,18 beleggingen aangekocht. Consument heeft eind april 2018 de vermogensbeheerovereenkomst opgezegd, waarna begin mei 2018 alle beleggingen weer zijn verkocht voor een totaalbedrag van € 95.818,32.
      4. Consument heeft vervolgens geklaagd over het vermogensbeheer door de Bank. De Bank heeft de klachten van Consument bij brief van 25 mei 2018 van de hand gewezen.
  • Vordering, klacht en verweerVordering Consument
    1. Consument vordert € 2.074,44 van de Bank.Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming, dan wel toerekenbaar is tekort-geschoten in de nakoming, van de vermogensbeheerovereenkomst. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:

 

  • De Bank heeft een fatsoenlijk rendement beloofd met een beleggingshorizon van
    5 jaar. Een langere beleggingshorizon is volgens Consument niet passend gezien zijn leeftijd van 71 jaar tijdens het aangaan van de vermogensbeheerovereenkomst. Een einddoel van € 119.000,- na 12 jaar is geen fatsoenlijk rendement en is volgens Consument niet afgesproken. Dit staat wel in de scenario analyse, maar Consument zegt geen inzage in dit document te hebben gehad.
  • De Bank heeft zich voorgedaan als zeer deskundig, maar ten onrechte aangezien de Bank niet al te beste beleggingsfondsen heeft aangekocht.
  • Consument verwijt de Bank dat zij (aandelen)fondsen heeft aangekocht die niet passen bij zijn beleggersprofiel en beleggingshorizon.
  • Consument had zich tot de Bank gewend ervan uitgaande dat de Bank kennis en verstand van zaken heeft van beleggen, maar de beleggingen hebben na het eerste kwartaal een verlies van € 5.460,- laten zien.
    Consument zag zich daardoor genoodzaakt om het vermogensbeheer te beëindigen en acht de Bank gehouden hem het geleden verlies van € 2.074,44 te vergoeden.Verweer van de Bank
      1. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
  • Beoordeling
    1. De door de Commissie te beantwoorden vraag is of de Bank haar zorgplicht jegens Consument heeft geschonden bij het aangaan van de vermogensbeheerovereenkomst door het “Comfort Inkomsten Mandaat” met offensief profiel te selecteren, dan wel of de Bank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de vermogensbeheer-overeenkomst door beleggingen te selecteren die niet passen binnen het “Comfort Inkomsten Mandaat” met offensief profiel.
    2. Wat betreft de gang van zaken bij het aangaan van de vermogensbeheerovereenkomst, acht de Commissie – mede naar aanleiding van wat op de hoorzitting is gezegd – aannemelijk dat met Consument is gesproken over wat het Comfort Inkomsten Mandaat inhield, de keuze voor het beleggersprofiel Offensief en de risico’s van dit profiel. In het door Consument ondertekende beleggersprofiel staat dat met de adviseur is besproken het nettostreefrendement op 1,5% per jaar te stellen (na inflatie en kosten). Zowel het beleggingsprofiel (op pagina 4) als de haalbaarheidsanalyse vermelden een beleggingsdoel van € 119.000,- met een beleggingshorizon van 12 jaar. Het beleggingsprofiel is door de Consument ondertekend. De stelling van Consument dat de Bank een netto rendement van 6 à 7 % per jaar zou hebben voorgespiegeld en dat tevens over een beleggingshorizon van 5 jaar zou zijn gesproken, volgt dus niet uit de stukken en deze stelling heeft de Bank (ter zitting) ook betwist.
    3. Consument heeft welbewust gekozen voor een offensief beleggingsprofiel, wat hij ook ter zitting heeft bevestigd, waardoor hij de kans op grote koersfluctuaties heeft aanvaard. Daarnaast is bewust gekozen voor de beleggingsstrategie van het Comfort Inkomsten Mandaat. Deze strategie bestond in dit geval, zoals de Bank heeft toegelicht, onder andere uit de keuze voor fondsen met een (toekomstige) dividendverwachting. Het feit dat de Bank daarbij voor bepaalde fondsen heeft gekozen die het jaar daarvoor niet goed hadden gepresteerd – Consument noemt als voorbeeld Robeco, Amundi en Threadneedle (die overigens samen slechts circa 12% van de portefeuille uitmaakte) -, is gelet op deze strategie op zich minder relevant. De Commissie kan niet vaststellen dat de Bank met betrekking tot de genoemde fondsen ten onrechte van zo een positieve dividend-verwachting is uitgegaan.
      Ook overigens is de Commissie niet gebleken dat het om ondeugdelijke fondsen of onverantwoorde aankopen ging.
    4. Bij een overeenkomst als in deze zaak aan de orde is de maatstaf of de Bank het mandaat heeft uitgevoerd zoals dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vermogens-beheerder mag worden verwacht, en daarbij is gebleven binnen de bandbreedtes die passen bij het met Consument overeengekomen beleggingsprofiel. De Commissie is van oordeel dat de Bank bij het beheer van het door Consument ter beschikking gestelde vermogen, geen onredelijke of onverantwoorde keuzes heeft gemaakt. Uit de overgelegde kwartaalrapportage van de beleggingsportefeuille van Consument blijkt niet dat sprake is geweest van beleggingen die niet passend waren binnen het gekozen beleggingsprofiel en de beleggingsstrategie van Consument. Dat de Bank ondeskundig heeft gehandeld door niet de ‘beste’ fondsen te kopen, zoals Consument heeft gesteld, is ook niet komen vast te staan. De Bank heeft toegelicht dat haar (algemene) beleggingsbeleid voor vermogens-beheer en de daarbij behorende selectie van beleggingsfondsen doorlopend (intern) wordt gemonitord op performance en waar nodig wordt aangepast.
    5. De Commissie acht verder aannemelijk dat de Bank voor het beleggen van het door Consument in beheer gegeven vermogen op zorgvuldige wijze de beleggingsstrategie en beleggingsprofiel heeft vastgesteld. Aangezien de Bank ook aannemelijk heeft gemaakt dat Consument bewust heeft ingestemd met die strategie en dat beleggingsprofiel, is niet komen vast te staan dat de Bank jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten of dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Het door Consument gestelde nadeel is naar het oordeel van de Commissie vooral te wijten aan het binnen (zeer) korte termijn beëindigen van de beheerovereenkomst. Voor het daarmee verband houdende (koers)verlies kan de Bank niet aansprakelijk worden gehouden. De vordering van Consument moet derhalve worden afgewezen.

 

  • BeslissingDe Commissie wijst de vordering af.In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

Bekijk de volledige uitspraak