Mijn Kifid

Uitspraak 2019-173

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-173
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 oktober 2018
Ingesteld door : Consument
Tegen : ASR Levensverzekering N.V., handelend onder de naam Ardanta, gevestigd te Enschede,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 7 maart 2019
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Afkoop uitvaartverzekering. Het recht op afkoop van levensverzekeringen is geregeld in
boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), meer specifiek in artikel 7:978 lid 1 BW. Uit dit artikel volgt dat levensverzekeringen verplicht een recht tot afkoop voor de verzekeringnemer dienen te bevatten voor zover de verzekering stellig voorziet in een of meer uitkeringen. Op grond van artikel 7:976 BW geldt de onderhavige verplichting echter niet voor natura-uitvaartverzekeringen én kapitaaluitvaartverzekeringen, hetgeen betekent dat Consument niet het recht heeft om zijn verzekering af te kopen. Vordering is afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen van 24 oktober 2018;
• het verweer van Verzekeraar van 10 december 2018;
• de repliek van Consument van 15 januari 2019;
• de dupliek van Verzekeraar van 5 februari 2019.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als niet-bindend zullen aanvaarden.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument sloot met ingang van 1 april 1998 een “Uitvaart Geldverzekering” onder polisnummer [Nummer I]. De verschuldigde premie bedraagt € 81,73 per jaar, voor het laatst op 1 april 2022.

2.2 Het verzekerd kapitaal, nog te vermeerderen met winstdeling, bedraagt € 3.545,- uit te keren onmiddellijk na het overlijden van Consument.

2.3 Deze verzekering is een voortzetting van de eerder door Consument bij een rechts-voorganger van Verzekeraar per 1 juni 1972 gesloten uitvaartverzekering onder polis-nummer [Nummer II].

2.4 Op 22 oktober 2018 verzocht Consument Verzekeraar om afkoop van de verzekering.

2.5 Verzekeraar wees op 23 oktober 2018 het verzoek van Consument af op grond van
artikel 8 van de verzekeringsvoorwaarden.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert dat de verzekering wordt afgekocht en dat de waarde aan hem wordt uitbetaald.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

Verzekeraar is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht door geen medewerking aan het afkoopverzoek te verlenen, terwijl in de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden ondubbelzinnig staat omschreven dat de uitvaartverzekering opzegbaar en dus uit te betalen is. Door Verzekeraar is op dit punt geen enkel voorbehoud gemaakt.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd:

De verzekering van Consument is niet afkoopbaar. In de verzekeringsvoorwaarden,
artikel 8 onder b, staat dat afkoop mogelijk is als een uitkering bij in leven zijn is (mede)verzekerd. Een dergelijke afspraak wordt dan op het polisblad vermeld. De verzekering van Consument kent echter alleen een uitkering bij overlijden.

Voorts ziet Verzekeraar zijn standpunt bevestigd in een eerdere uitspraak van de Commissie (2017-347).

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag of Consument het recht heeft om zijn uitvaartverzekering af te kopen. Voor de vraag of Verzekeraar hiertoe gehouden is, acht de Commissie het volgende van belang.

4.2 Artikel 8 onder b van de Verzekeringsvoorwaarden luidt als volgt:

“Is een uitkering bij in leven zijn van de verzekerde (mede) verzekerd dan kan onder dezelfde voorwaarden als in lid a genoemd de verzekering geheel worden beëindigd door afkoop, mits de afkoopwaarde tenminste ƒ 10,– bedraagt.”

4.3 Het recht op afkoop van levensverzekeringen is geregeld in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), meer specifiek in artikel 7:978 lid 1 BW. Uit dit artikel volgt dat levensverzekeringen verplicht een recht tot afkoop voor de verzekeringnemer dienen te bevatten voor zover de verzekering stellig voorziet in een of meer uitkeringen.

Op grond van artikel 7:976 BW geldt de onderhavige verplichting echter niet voor natura-uitvaartverzekeringen én kapitaaluitvaartverzekeringen. Zie ook Parlementaire Geschiedenis titel 7.17 BW, Deventer: Kluwer 2007, pagina 264. De verzekering van Consument betreft een kapitaaluitvaartverzekering, hetgeen betekent dat Consument op grond van artikel 7:976 BW niet het recht heeft om zijn verzekering af te kopen.

4.4 De Commissie concludeert voorts in het licht van al het voorgaande dat de bepaling in de voorwaarden niet voor meerdere uitleg vatbaar is en dat de lezing van Verzekeraar in de onderhavige situatie als juist kan worden betiteld. De klacht van Consument treft derhalve geen doel.

4.5 De slotsom is derhalve dat de vordering van Consument zal worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak