Mijn Kifid

Uitspraak 2019-178 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-178

(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. J.E.M. Sünnen, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 13 november 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : VIVAT Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Volmachtkantoor
Nederland B.V., gevestigd te Assen, verder te noemen Gevolmachtigde

Datum uitspraak             : 12 maart 2019

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

WAM-verzekering. Consument claimt bij Gevolmachtigde tegenpartij schade vanwege een aan-rijding. Gevolmachtigde keert de schade van Consument niet uit, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat (de broer als bestuurder van de auto van) zijn verzekerde schuldig is aan de aanrijding. De Commissie is van oordeel dat slechts is komen vast te staan dat er sprake is van een aanrijding, maar niet wie er schuldig aan is. De overlegde getuigenverklaring heeft Gevolmachtigde, vanwege de slechte relatie tussen Getuigen en de broer van de verzekerde buiten beschouwing mogen laten. Gevolmachtigde heeft op goede gronden de aansprakelijkheid afgewezen en niet als onredelijk financieel dienstverlener gehandeld. De vordering van Consument is afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist op basis van haar Reglement en op basis van de door partijen aan Kifid ingestuurde documenten inclusief alle bijlagen. Hieronder te verstaan het klachtenformulier, het verweerschrift, de repliek van Consument en de dupliek van Gevolmachtigde.

De zaak is op grond van de stukken beslist.

 

  • Inleiding

 

 

Waar gaat het om?

    1. Consument is eigenaresse van een [merk auto] met kenteken [nummer]. Op
      17 oktober 2017 is er schade ontstaan aan de autoruit en aan de rechterzijde van de auto. Consument vindt dat Gevolmachtigde als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid moet erkennen van mevrouw [naam verzekerde] (hierna: Verzekerde), omdat de broer van Verzekerde in de auto van de Verzekerde reed op het moment van de aanrijding. Gevolmachtigde heeft aangegeven dat hij geen aansprakelijkheid erkent, omdat niet is komen vast te staan dat de schade aan de auto van Consument de schuld is van Verzekerde, dan wel haar broer.

 

Wat is er gebeurd?

    1. Op 17 oktober 2017 heeft Consument aangifte gedaan van vernieling van de autoruit, door de broer van Verzekerde. Daarnaast heeft Consument in haar aangifte melding gemaakt van een aanrijding en hoe moeizaam de relatie is tussen haar vriendin (hierna: Getuige) en de broer van Verzekerde. Consument beschrijft dat zij rond 23:18 uur is aangereden door de broer van Verzekerde op de [straatnaam] te [plaats] en dat daarbij schade is ontstaan aan de rechterzijde van haar auto. Tevens beschrijft Consument dat Getuige een relatie heeft gehad met de broer van Verzekerde en dat Getuige door hem werd lastig gevallen.

 

    1. Consument heeft een schadeaangifteformulier aan Gevolmachtigde verzonden. Dit formulier is niet door de broer van Verzekerde ingevuld of ondertekend. Verzekerde of haar broer heeft zelf geen schadeaangifteformulier aan Gevolmachtigde toegestuurd.

 

    1. Op 28 december 2017 bericht Gevolmachtigde dat hij over onvoldoende informatie beschikt om te kunnen nagaan of zijn Verzekerde aansprakelijk is en stelt hij Consument in de gelegenheid om aanvullende stukken aan te leveren. Bij brief van 15 maart 2018 neemt Gevolmachtigde een definitief standpunt in en wijst de aansprakelijkheid af. Consument heeft niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast.

 

    1. Consument meent dat zij wel heeft voldaan aan de op haar rustende bewijslast door het insturen van documenten, waaronder een getuigenverklaring en vordert dat Gevolmachtigde alsnog aansprakelijkheid erkent van zijn Verzekerde voor de schade aan de auto van Consument als gevolg van de aanrijding.

 

  • De beoordeling

 

 

  • De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of Consument voldoende bewijs heeft geleverd dat de (broer van) Verzekerde aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de aanrijding dan wel of Gevolmachtigde heeft gehandeld als redelijk handelend financieel dienstverlener. Bij de beantwoording van deze vraag overweegt de Commissie als volgt.

 

 

De maatstaf

    1. Tussen partijen is niet in geschil dat Gevolmachtigde op grond van artikel 6 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (hierna: WAM) gehouden is de schade te vergoeden die een Verzekerde aan een derde partij toebrengt ten gevolge van een aanrijding. Voor een succesvol beroep op artikel 6 WAM moet vast komen te staan dat de schuld voor de aanrijding ligt bij de Verzekerde (dan wel in dit geval haar broer) van Gevolmachtigde.

 

    1. Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering regelt welke partij bij een geschil bewijs moet leveren:

 

“De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.”

 

Omdat Consument stelt dat de Verzekerde van Gevolmachtigde aansprakelijk is, is het – behalve in uitzonderingsgevallen waarvan hier geen sprake is – aan Consument om haar stelling te bewijzen.

 

Heeft Consument voldaan aan de bewijslast?

    1. De Commissie besteedt allereerst aandacht aan de vraag of de broer van Verzekerde van Gevolmachtigde schuldig is aan de aanrijding.

 

    1. Als eerste bewijsstuk heeft Consument een aangifte overgelegd en aangegeven dat hierin ook door de politieagent is bevestigd dat haar auto schade heeft. Weliswaar is in de aangifte te lezen dat de agent bevestigt dat er schade aan de auto van Consument is, maar hieruit blijkt niet dat de agent een partij heeft aangewezen die verantwoordelijk is voor de schade. Met de overlegging van de aangifte heeft Consument daarmee alleen aangetoond dat er schade aan haar auto is.

 

    1. De Commissie concludeert hetzelfde over de door Consument in het geding gebrachte foto’s. De foto’s bevestigen dat er schade is aan de auto van Consument, maar tonen niet aan dat de schade door de broer van Verzekerde is veroorzaakt.

 

    1. Ditzelfde geldt ten aanzien van het derde bewijsstuk, het proces-verbaal. In de toelichting van het proces-verbaal is te lezen dat beide partijen verklaarden dat de ander de aanrijding heeft veroorzaakt en dat de schade aan beide personenauto’s duidelijk maakt dat ze met elkaar in botsing zijn geweest. Volgens Consument kan hieruit worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een aanrijding en dat de broer van Verzekerde schuldig is aan de aanrijding.
      De Commissie oordeelt dat uit het proces-verbaal duidelijk volgt dat een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij zowel de broer van Verzekerde als Consument betrokken zijn geweest, maar het proces-verbaal geeft geen duidelijkheid over de schuldvraag en kan dus niet dienen als bewijs van de stelling van Consument.

 

    1. Tot slot heeft Consument een verklaring aan Gevolmachtigde verstrekt. Een vriendin van Consument (hierna: Getuige), die op het moment van de aanrijding op de bijrijdersstoel zat, heeft verklaard dat de broer van Verzekerde hen heeft aangereden.
      Gevolmachtigde heeft echter aangegeven te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring omdat Getuige sinds de beëindiging van de liefdesrelatie met de broer van Verzekerde met hem een slechte relatie heeft.
      De Commissie is van oordeel dat, nu uit de aangifte van Consument volgt dat sprake is van een slechte relatie tussen Getuige en de broer van Verzekerde, de Gevolmachtigde niet onredelijk gehandeld heeft door de getuigenverklaring als bewijs buiten beschouwing te laten. De enkele opmerking van Consument dat de Getuige geen financieel belang heeft bij de verklaring maakt dit niet anders.

 

    1. Bovendien heeft Consument, ondanks dat dit wel op haar weg lag en Gevolmachtigde hier om heeft verzocht, geen verdere stukken overgelegd zoals bijvoorbeeld een expertise-rapport. Gevolmachtigde heeft op zijn beurt meermaals contact gelegd met zijn Verzekerde met het verzoek een schadeaangifteformulier in te vullen, maar Verzekerde gaf aan niet op de hoogte te zijn van een aanrijding. Los van het schadeaangifteformulier van zijn Verzekerde kon Verzekeraar op basis van de stukken alleen vaststellen dat er sprake is geweest van een aanrijding, maar niet wie er schuld heeft aan de aanrijding. Gevolmachtigde kan zijn Verzekerde niet dwingen tot het invullen van een schadeaangifteformulier en kon, gezien de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, verder niets ondernemen. Ook in zoverre heeft Gevolmachtigde niet onredelijk gehandeld.

Conclusie

      1. Consument heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de (broer van) Verzekerde aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de aanrijding. Hierbij heeft Gevolmachtigde gehandeld als redelijk handelend financieel dienstverlener door aan de getuigenverklaring voorbij te gaan en Consument te verzoeken meer bewijs aan te dragen. Gevolmachtigde heeft de aan-sprakelijkheid op goede gronden afgewezen.
  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak