Mijn Kifid

Uitspraak 2019-204

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-204

(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 28 augustus 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : ABN AMRO Schadeverzekering N.V., gevestigd te Zwolle, verder te noemen Verzekeraar,
waarbij de uitvoering van de rechtsbijstand is overgedragen aan ARAG SE, verder te
noemen Rechtsbijstanduitvoerder

Datum uitspraak             : 22 maart 2019

Aard uitspraak                : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft eerder bij het Klachteninstituut een klacht tegen Rechtsbijstanduitvoerder ingediend, omdat deze zijn verzoek om rechtsbijstand in een arbeidsgeschil had afgewezen. Het gemelde geschil bestond namelijk al voor de ingangsdatum van de verzekering. De Commissie is in die zaak tot het oordeel gekomen dat Rechtsbijstanduitvoerder het verzoek om rechtsbijstand terecht had afgewezen. Nu doet Consument opnieuw een beroep op de dekking van de rechtsbijstandverzekering, omdat de voormalige werkgever volgens Consument de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Rechtsbijstanduitvoerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat de discussie over de vaststellingsovereenkomst een voortzetting is van een conflict dat niet gedekt is. De Commissie is van oordeel dat het geschil over de naleving van de vaststellingsovereenkomst niet los kan worden gezien van het eerder gemelde arbeidsgeschil. Op basis van de omschrijving van het begrip ‘Gebeurtenis’ in de verzekeringsvoorwaarden is sprake van één gebeurtenis. Nu het eerste voorval van deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden voor de ingangsdatum van de verzekering, zijn de hieruit voortvloeiende en/of daarmee samenhangende juridische geschillen uitgesloten van dekking.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met alle bijbehorende bijlagen:

 

  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van Rechtsbijstanduitvoerder;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van Rechtsbijstanduitvoerder.

 

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Consument heeft vanaf 1 januari 2017 een rechtsbijstandverzekering bij Verzekeraar, waarbij de uitvoering van de rechtsbijstand op grond van de verzekeringsvoorwaarden aan Rechtsbijstanduitvoerder is overgedragen.

 

    1. In de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden (0715) is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

 

“Wat dekt uw rechtsbijstandverzekering nooit?

Uw verzekering dekt NOOIT rechtsbijstand bij een conflict of mediaition:

  • (…)
  • ontstaan of veroorzaakt door een gebeurtenis voor het begin of na beëindiging van uw verzekering. Bij een reeks van gebeurtenissen moet de eerste gebeurtenis binnen de looptijd van de verzekering vallen.
  • (…)

 

 

Begrippenlijst

(…)

Gebeurtenis is een voorval. Meerdere voorvallen die dezelfde oorzaak hebben zien wij als één gebeurtenis.”

 

    1. Consument heeft op 21 april 2017 een beroep op de dekking van de verzekering gedaan inzake een geschil met zijn voormalige werkgever (hierna ‘de Werkgever’) over zijn functioneren en het in verband daarmee door de Werkgever opgestelde ‘Verbeterdocument’. Rechtsbijstanduitvoerder heeft het verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat het gemelde geschil al voor de ingangsdatum van de verzekering bestond. Consument heeft hierover een klacht bij Kifid ingediend ([dossiernummer]). De Geschillencommissie is in die zaak tot het oordeel gekomen dat Rechtsbijstanduitvoerder het verzoek om rechtsbijstand terecht had afgewezen, omdat het geschil tussen Consument en de Werkgever voor de ingangsdatum van de rechtsbijstandverzekering was ontstaan. Consument heeft zich hierop voor rechtshulp in het arbeidsgeschil tot een externe advocaat gewend.

 

    1. De Werkgever heeft Consument eind 2017 in kennis gesteld van het voornemen om het dienstverband te beëindigen, omdat hij, mede gelet op het functioneren van Consument en de ontstane conflicten, onvoldoende vertrouwen had in een succesvolle voortzetting van de arbeidsrelatie. Het overleg tussen de advocaat van Consument en Werkgever hierover heeft ertoe geleid dat Consument en de Werkgever in maart 2018 een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van het dienstverband per 1 oktober 2018 hebben ondertekend. Tussen Consument en de Werkgever is vervolgens een geschil over de uitleg en de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst ontstaan. Consument heeft zich hiervoor opnieuw tot Rechtsbijstanduitvoerder gewend. Rechtsbijstanduitvoerder heeft dit verzoek afgewezen omdat geen sprake is van een nieuw conflict, maar van het laatste stadium van het slepende arbeidsconflict met de Werkgever, dat al in 2016 was ontstaan.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert dat Rechtsbijstanduitvoerder zijn verzoek om rechtsbijstand in het geschil met de Werkgever over de uitleg van de vaststellingsovereenkomst alsnog honoreert.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Rechtsbijstand-uitvoerder een onjuist dekkingsstandpunt heeft ingenomen door de gemelde kwestie ten aanzien van de naleving van de vaststellingsovereenkomst ten onrechte niet als een nieuwe zaak te beschouwen. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
  • De door Consument ingeschakelde advocaat is van mening dat wel degelijk sprake is van een nieuwe zaak. Dit blijkt ook uit het feit dat Rechtsbijstanduitvoerder de Werkgever op verzoek van Consument bij brief van 2 augustus 2018 heeft verzocht het door Consument gevorderde salaris alsnog over te maken.
  • Consument had op grond van de hoogte van zijn inkomen in 2016 recht op rechtsbijstand door een sociaal raadsman. Nu heeft hij premie betaald voor een rechtsbijstandverzekering, waarop hij voor het gemelde geschil geen aanspraak op rechtsbijstand kon maken. Consument vraagt zich af met welk nut hij nu eigenlijk zijn rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten.

 

 

Verweer van Rechtsbijstanduitvoerder

    1. Rechtsbijstanduitvoerder heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
  • De mening van de advocaat van Consument doet niets af aan het standpunt van Rechtsbijstanduitvoerder dat de discussie over de vaststellingsovereenkomst een voort-zetting is van een conflict dat niet is gedekt. Van een nieuwe zaak of nieuwe ontwikkelingen is dan ook geen sprake. Als het al om een andere gebeurtenis zou gaan, dan is sprake van een reeks van gebeurtenissen die allen met elkaar samenhangen. Dan hebben de eerste gebeurtenissen zich in 2016 voorgedaan, vóór de ingangsdatum van de verzekering.
  • Dat Rechtsbijstanduitvoerder dekking heeft verleend en de Werkgever schriftelijk heeft verzocht alsnog de verplichtingen voortvloeiend uit de vaststellingsovereenkomst na te komen, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat Consument Rechtsbijstanduitvoerder op het verkeerde been heeft gezet door onvolledige en onjuiste informatie te verstrekken. Rechtsbijstanduitvoerder heeft de dekking in de ‘nieuwe’ zaak dan ook ingetrokken.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. De klacht van Consument komt er in de kern op neer dat Rechtsbijstanduitvoerder ten onrechte het geschil met de Werkgever over de uitleg van de vaststellingsovereenkomst als een voortzetting van het eerder gemelde arbeidsconflict beschouwt. Consument is van mening dat sprake is van een nieuwe zaak en dus van twee aparte geschillen. Rechts-bijstanduitvoerder heeft deze stelling gemotiveerd betwist.

 

    1. Vast staat dat het eerder gemelde arbeidsgeschil met de Werkgever over het functioneren van Consument tot de beëindiging van het dienstverband heeft geleid. De door Consument en Werkgever ondertekende vaststellingsovereenkomst vloeit hieruit voort. Het geschil over de naleving van de vaststellingsovereenkomst kan dan ook niet los worden gezien van het in 2017 bij Rechtsbijstanduitvoerder gemelde geschil. De Commissie is van oordeel dat de oorzaak van de conflicten met de Werkgever gelegen is in het disfunctioneren dat Consument wordt verweten. Hierdoor is op basis van de omschrijving van het begrip ‘Gebeurtenis’ in de verzekeringsvoorwaarden sprake van één gebeurtenis. Nu het eerste voorval van deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden voor de ingangsdatum van de rechtsbijstandverzekering, zijn de hieruit voortvloeiende en/of daarmee samenhangende juridische geschillen uitgesloten van dekking.

 

    1. Gelet op het hiervoor overwogene komt de Commissie tot de conclusie dat Rechts-bijstanduitvoerder niet gehouden is de door Consument gewenste rechtsbijstand in het geschil met de Werkgever te verlenen. De klacht van Consument is ongegrond.

 

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak