Mijn Kifid

Uitspraak 2019-212 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-212
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 30 april 2018
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 26 maart 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een spaarrekening eigen woning (SEW). Na het overlijden van zijn echtgenote in 2012 heeft de Bank de helft van de op dat moment opgebouwde waarde in de SEW afgelost op de hypothecaire geldlening. Fiscaal bestaat er ook de mogelijkheid van voortzetting. Consument klaagt dat de Bank hem die mogelijkheid ten onrechte niet aangeboden heeft. De Commissie oordeelt dat de Bank geen overtuigende argumenten heeft gegeven voor haar beleid om die fiscale mogelijk-heden niet te bieden. Om die reden heeft Consument recht op schadevergoeding. De Commissie wijst een bedrag van € 11.523,- toe.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken voorzien van bijlagen:

· het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van de Bank;
· de reactie op het verweer door Consument;
· een laatste schriftelijke reactie van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 14 februari 2019 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In april 2012 heeft Consument samen met zijn echtgenote een hypothecaire geldlening overgesloten bij de Bank. Dit betreft een Rabo OpbouwHypotheek.

2.2 De aan die hypotheek verbonden geldlening kent een hoofdsom van € 303.000,- in
totaal. In de offerte wordt een Rabo OpbouwSpaarrekening aangeboden, waarbij een rentepercentage van 4,7% door de Bank vergoed wordt. Fiscaal gezien betreft dit een Spaarrekening Eigen Woning (SEW) met een looptijd van 154 maanden. Aan het eind van die looptijd wordt een bedrag bereikt van € 74.816,74. Na 154 maanden zou datzelfde bedrag op de hypothecaire geldlening moeten worden afgelost.

2.3 In de offerte heeft de Bank onder het kopje Wat gebeurt er bij overlijden? het volgende opgenomen:

Overlijdt één van u beiden? Dan moet de ander ons dat zo snel mogelijk laten weten. De langstlevende rekeninghouder moet dan:
– de helft van het geld dat op het moment van overlijden op de Rabo OpbouwSpaarrekening staat, gebruiken om het leningdeel van de Rabo OpbouwHypotheek voor een deel terug te betalen.

Wat gebeurt er met de rekening?
Tekent u deze overeenkomst? Dan draagt ieder van u uw rechtsverhouding met ons uit deze overeenkomst, over aan de ander. Dit geldt alleen als u overlijdt. Ieder van u neemt deze overdracht aan. Dit noemen wij ‘contractsoverneming’. Wij geven toestemming voor deze contractsoverneming. Horen wij van het overlijden van één van u? Dan zetten wij de rekening op naam van de langstlevende rekeninghouder. En alleen deze rekeninghouder heeft dan alle rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst. De erfgenamen van de overleden hebben geen rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst.

Wat geldt voor de langstlevende rekeninghouder?
Vanaf het moment van overlijden moet de langstlevende rekeninghouder op de Rabo OpbouwSpaarrekening de spaarinleg inleggen. De langstlevende rekeninghouder legt vanaf dan de helft in van de spaarinleg die op dat moment geldt. De andere afspraken, zoals de duur van de inleg, de aflosdatum veranderen niet. Maar wij passen wel het eindspaarbedrag aan. Wij halveren het eindspaarbedrag dat op dat moment geldt.

2.4 Op de Rabo Opbouwspaarrekening zijn, voor zover hier relevant, de Algemene voorwaarden voor particuliere leningen van de Rabobank 2011 (“Algemene Voorwaarden”) van toepassing.

2.5 In de Algemene Voorwaarden staat in artikel 23, onder c, het volgende:

23 Wat geldt voor het leningdeel van een Rabo Opbouwhypotheek
[…]
c Overlijdt een rekeninghouder van de Rabo OpbouwSpaarrekening of Rabo OpbouwEffectenrekening? Dan moet u ons dat meteen laten weten. Dan moet het tegoed of een deel daarvan gebruikt worden om een deel van het leningdeel terug te betalen. Dat deel van het leningdeel is dan direct opeisbaar. Dat betekent dat dat deel meteen aan ons moet worden terugbetaald.

2.6 Op 20 oktober 2012 is de echtgenote van Consument overleden.

2.7 De Bank heeft vervolgens de helft van het in de Rabo OpbouwSpaarrekening opgebouwde kapitaal afgelost op de hypothecaire geldlening.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert schadevergoeding van € 18.205,77.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft de op haar rustende zorgplicht jegens Consument geschonden doordat zij ertoe is overgegaan de helft van de opgebouwde waarde in de SEW af te lossen op de hypothecaire geldlening.

Fiscaal gezien staat Consument een optie open, die door de Bank niet is aangeboden, maar die voor hem wel voordeliger is. Dat betreft de mogelijkheid in geval van overlijden van één van de partners de SEW voort te zetten op alleen zijn naam, zodat hij fiscaal gunstig kapitaal kan blijven opbouwen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat bij het overlijden van zijn partner, de SEW op grond van de Wet Inkomstenbelasting (Wet IB 2001) mag worden gecontinueerd door de partner (zie artikel 10bis.5, vierde lid, onderdeel f, juncto onderdeel b, van de Wet IB 2001).

De fiscale regelgeving maakt zodoende mogelijk dat Consument de SEW voortzet zonder dat deze tot uitkering komt. Tot en met 2012 bestond een soortgelijke regeling in artikel 3.116a Wet IB 2001.

4.2 In essentie betreft het hier de vraag of de Bank mocht verlangen dat op het moment van overlijden van zijn partner de geldlening moest worden afgelost met de helft van de op dat moment in de SEW opgebouwde waarde. De Commissie merkt daarbij op dat het de Bank in beginsel vrij staat haar eigen beleid te kiezen. Die vrijheid vindt in het recht haar grens daar waar het beleid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht (zie artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De vraag is dus of de weigering van de Bank om de rekening op naam van alleen Consument voort te zetten in die zin onaanvaardbaar is. Een antwoord op die vraag vergt een afweging van de belangen van Consument enerzijds en die van de Bank anderzijds door de Commissie (zie GC Kifid, nr. 2018-394).

4.3 Naar het oordeel van de Commissie heeft de Bank de redenen voor de inrichting van haar beleid niet nader onderbouwd. Zij heeft zowel in het kader van haar eigen interne klacht-procedure als in de procedure bij de Commissie louter verwezen naar de door haar gehanteerde voorwaarden, zonder de keuze voor dat beleid met redenen te omkleden. Ter zitting heeft de Bank gesteld dat er erfrechtelijke gronden zijn voor het gehanteerde beleid. De Bank heeft echter ook nagelaten die stelling met redenen te omkleden. Consument heeft gemotiveerd gesteld dat hij zwaarwegende belangen heeft bij de voortzetting van de SEW zonder dat deze tot uitkering komt. Hij heeft gesteld dat de fiscale mogelijkheid juist in het leven geroepen is om financiële pijn na overlijden zoveel mogelijk te beperken. Bovendien heeft hij gesteld dat het op grond van de zorgplicht op de weg van de Bank ligt om in de inrichting van haar beleid juist rekening te houden met deze belangen van Consument. Nu niet duidelijk is gemaakt door de Bank waaruit haar belang bestaat om fiscale mogelijkheden te beperken en Consument zwaarwegende belangen heeft bij gebruik van een niet door de Bank geboden wettelijke mogelijkheid, oordeelt de Commissie dat de weigering de SEW op alleen de naam van Consument voort te zetten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.

4.4 Dit leidt ertoe dat de door Consument geleden schade vergoed zal moeten worden. Deze schade bestaat in de eerste plaats uit misgelopen fiscaal voordeel. Consument heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat het renteverlies tot aan de einddatum van de hypotheek neerkomt op een bedrag van € 18.205,77. De Bank heeft dit bedrag betwist.

De Commissie is van oordeel dat op het renteverlies in mindering moet worden gebracht het voordeel dat Consument geniet van de aflossing. De Bank heeft gemotiveerd aangegeven dat dit neerkomt op een brutobedrag van € 11.288,46.
De Bank heeft echter nagelaten dit terug te rekenen naar het nettobedrag, zodat daarvoor wordt aangesloten bij de berekening van Consument. Die heeft gesteld dat zijn hypotheek-renteaftrek vanwege de aflossing lager is geworden en dat het door de Bank gestelde voordeel met € 4.605,69 moet worden verlaagd. De Commissie concludeert dat Consument een totaal nadeel lijdt door het handelen van de Bank van (€ 18.205,77 minus € 6.682,77) € 11.523,-. Dit bedrag dient door de Bank aan Consument te worden vergoed.

4.5 Ten slotte merkt de Commissie op dat de Bank het verzoek aan de Commissie heeft gericht om tegen een uitspraak hoger beroep te mogen instellen. De Commissie wijst dit verzoek toe, onder verwijzing naar artikel 5.2 van het Reglement Commissie van Beroep financiële dienstverlening (Kifid).

5. Beslissing

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 11.523,-.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaanbij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak