Mijn Kifid

Uitspraak 2019-240 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2019-240
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter, mr. R.J. Paris, mr. F.H.E. Boerma, leden en
mr. M.A. Kleijer, secretaris)

Klacht ontvangen op : 9 mei 2018
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Bank
Datum uitspraak : 4 april 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De klacht dat Bank als adviseur en geldverstrekker toerekenbaar tekort is geschoten en gehouden is de door Consument gevorderde schade te vergoeden, is ongegrond. De daarop gebaseerde vordering wordt dan ook afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken en de daarbij behorende bijlagen:

· het door Consument ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van de Bank;
· de repliek van Consument;
· de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 19 maart 2019 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en zijn toenmalige echtgenote (de vrouw) hebben in 2000 hun bestaande hypothecaire geldlening (hierna: geldlening) van € 167.898,67 (toen NLG 370.000,-) naar de Bank overgesloten en daarbij de rente voor tien jaar vastgezet.

2.2 Die lening zal, zo volgt uit de hieraan ten grondslag liggende offerte, na zeventien jaar worden afgelost omdat dan de aan de Bank verpande op 25 september 1990 bij een derde partij afgesloten gemengde verzekering (hierna: verzekering) tot uitkering zal komen.

2.3 Op het polisblad van de verzekering is voor zover relevant vermeld dat een bedrag van
€ 100.739,- (toen NLG 222.000,-) op 25 september 2017 bij in leven zijn van Consument
(de verzekerde) wordt uitgekeerd.

2.4 In 2010 is door Consument de rente voor de geldlening andermaal voor tien jaar vastgezet.

2.5 In 2011 gaat Consument scheiden. Op verzoek van Consument wordt de vrouw door de Bank uit de aan de geldlening verbonden hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen. Consument heeft hiernaast de Bank te kennen gegeven dat hij in de woning wil blijven wonen maar niet in staat is de volledige financieringslast te betalen. Consument is op dat moment 64 jaar en geniet inkomsten als zelfstandige. Consument is van plan om zijn bedrijfsmatige activiteiten tot zijn 70e voort te zetten.

2.6 In dit kader biedt de Bank een offerte voor een zogenoemde KeuzePlus Hypotheek
(hierna: KPH) aan, een doorlopend krediet waarbij tot € 50.000,- kan worden geleend. De over het op¬genomen krediet te betalen rente wordt aan het krediet toegevoegd. In de door Consument geaccepteerde offerte is onder het kopje ‘Overige bepalingen’, voor zover relevant, vermeld:
• Deze hypothecaire financiering(en) bij de bank zijn op uw verzoek uitsluitend gebaseerd op de waarde van uw woning en niet (meer) op uw inkomen. U bent bekend met de risico’s die daaraan verbonden zijn. Zo kan uw woning verkocht moeten worden om uw financiering(en) bij de bank en de daaraan verbonden lasten te voldoen. U heeft jegens de bank verklaard dat u zich bewust bent van deze risico’s en deze acceptabel te achten.
• Aanvullende opeisingsgrond:
Als het totaal opgenomen bedrag van de door de bank aan u verstrekte financiering(en), waarvoor tot zekerheid hypotheek op uw eigen woning is gevestigd, groter dan of gelijk is aan 75% van de executiewaarde van die woning, dan zijn deze financieringen in aan-vulling op de overeengekomen opeisingsgronden zonder opzegging of andere formaliteit onmiddellijk opeisbaar. In dit kader wordt onder executiewaarde verstaan de door de bank verwachte opbrengst bij executoriale verkoop van de woning”.

2.7 In het door de Bank, vanwege die offerte, ingevulde ‘Inventarisatieformulier aanvullende klantgegevens voor het klantprofiel’ is onder nummer 21 (“Toelichting advies: in te vullen indien er specifieke omstandigheden van de klant zijn, die hebben geleid tot het gegeven advies”) voor zover relevant opgenomen:
“Man heeft [type] onderneming en geeft daarin les aan kleine groepen. Gezien zijn leefti9jd alsmede dat er laatste paar jaar weinig winst (op papier) was kan en mag en geen nieuwe Inkomensverklaring komen waar4door ik geen inkomen voor man kan aangeven. Derhalve de waarde vd woning getaxeerd waaruit grote overwaarde bleek + daarnaast is er een reedse verpande [naam] polis met een waarde van 82.000 die klant zekerheid geeft in 2017 voor uitkering van 100.000,-. Het fundplan is afhankelijk van beleggingen en waarde fluctueert momenteel erg sterk, afkopen lijkt dan ook geen optie. Klant denkt maximaal 230.00 per maand extra nodig te hebben maar alleen bij weining talen cursisten. Daarnaast ontvangt hij vanaf
65 jaar ruim 25.000,- pensioeninkomen. KPH/opeetconstructie opgezet voor 50.000,- waardoor hij over langere periode kan gaan onttrekken. Hij is ook nog in afwachting van erfenis moeder, voor totaal bedrag van 100.000,-. Bij afhandeling zal krediet direct worden afgelost. Klant leeft zuinig en is blij dat hij nu zelf in huis kan blijven aangezien hij grote schuur volledig achter huis in heeft gericht voor de cursisten”(…).

2.8 Uit het in opdracht van Consument, ten behoeve van de verstrekking van de KPH, op-gestelde taxatierapport (5 augustus 2011) volgt dat de marktwaarde van de woning
€ 475.000,- bedraagt en de executiewaarde € 425.000,-.

2.9 De Bank heeft in 2013 en in 2014 contact gezocht met Consument met als doel haar in te lichten over de waarde van zijn woning. Van een door de Bank ingeschakelde taxateur is een waardeverklaring ontvangen waarin de marktwaarde van de woning op € 400.000,- is getaxeerd. Hierop heeft de Bank Consument schriftelijk laten weten de opnamelimiet van de KPH tot € 10.718,- in te perken. Consument heeft vanaf dat moment de rentelasten uit eigen middelen betaald.

2.10 Consument laat de Bank desgevraagd per e-mail van 23 februari 2015 weten dat de erfenis van zijn moeder nog niet is afgewikkeld.

2.11 De Bank heeft Consument vervolgens bij brief van 9 april 2015 geschreven dat de krediet-limiet is bereikt met als gevolg dat het krediet ‘in principe’ moet worden terugbetaald. De Bank is bereid hiervoor uitstel van 12 maanden te verlenen omdat door Consument de rentelasten zelf worden betaald. De woning hoeft dan ook nog niet te worden verkocht.

2.12 Medio april 2016 is in het kader van de nog steeds voortdurende afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van Consument als voorschot € 25.000,- op diens betaalrekening gestort. Consument heeft dit bedrag niet op de geldlening afgelost.

2.13 De verpande verzekering is op of omstreeks 25 september 2017 geëxpireerd. Het vrij-gekomen kapitaal van € 160.689,- is in mindering gebracht op de geldlening.
3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert betaling door de Bank van een bedrag van € 213.092,- te vermeerderen met de financieringslasten vanaf mei 2018, alsmede betaling van de kosten van de gemachtigde.

3.2 Consument heeft zijn vordering, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende drie grond-slagen gebaseerd.

3.3 Om te beginnen heeft de Bank in 2000 een niet passend advies verstrekt en als gevolg daarvan een niet passend product aangeboden. Consument is namelijk risico-avers en wilde vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd geen financieringslasten meer verschuldigd zijn en over eigen vermogen beschikken. In plaats van een kapitaal op te bouwen door middel van beleggingen zou het aanbieden van een spaarhypotheek meer voor de hand hebben gelegen. Ook heeft de Bank ten onrechte geen informatie over de verzekering verstrekt terwijl zij daartoe wel verplicht was. Dit laatste omdat de Bank die verzekering in de financiering heeft geïntegreerd zonder daarbij enig voorbehoud te maken, daaraan voorwaarden te verbinden of controle op uit te voeren.

3.4 Voorts heeft de Bank ook in 2010, tijdens de verlenging van het rentecontract, nagelaten Consument over de verzekering te informeren.

3.5 Ten derde en daarmee tot slot is de Bank schadeplichtig omdat vanaf 2011, vanwege de toen verstrekte KPH, sprake is van overkreditering. Van overkreditering is sprake omdat het krediet na de waardedaling van de woning door de Bank is ingeperkt.

Verweer Bank
3.6 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

Beroep op artikel 6:89 BW (niet tijdig geklaagd)
4.1 De Bank voert aan dat Consument niet tijdig heeft geklaagd. De Bank beroept zich hierbij op artikel 89 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2 Dit beroep wordt verworpen omdat de Bank door het tijdsverloop niet in haar verweer is geschaad.

Beoordeling vordering
4.3 De Commissie is van oordeel dat de door Consument gemaakte verwijten over het toerekenbaar tekortschieten van de Bank als adviseur en/of geldverstrekker geen doel treffen. Het is om die reden dat de klacht ongegrond moet worden geacht en de daarop gebaseerde vordering moet worden afgewezen. Dit oordeel wordt in het hierna volgende toegelicht.

4.4 De bij een derde partij reeds in 1990 afgesloten gemengde verzekering neemt in de vordering van Consument een centrale plaats in. Vaststaat echter dat de Bank over die verzekering niet heeft geadviseerd, daarvoor niet heeft bemiddeld en/of die verzekering heeft aangeboden. Hiernaast is gesteld noch anderszins gebleken dat de Bank voor deze verzekering de rol van assurantietussenpersoon is gaan vervullen. De op een assurantie-tussenpersoon rustende verplichtingen gelden dan ook niet voor de Bank. De Bank heeft in het kader van de door haar gewenste zekerheid tot terugbetaling van de geldlening de positie van pandhouder verkregen. Op de rol van pandhouder is geen gehoudenheid tot advies en/of informatie over de verzekering te baseren. De (enkele) stelling van Consument dat de verzekering niet passend is omdat hij wars is van risico’s en/of dat hij vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd geen financieringslasten meer wilde dragen, doet aan het vorenstaande niets af. Op deze grond kan de vordering niet worden toegewezen.

4.5 Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen kan de vordering ook niet worden toegewezen vanwege de stelling dat de Bank in 2010 in verband met de renteverlenging Consument over die verzekering had moeten informeren en/of adviseren.

4.6 De vordering van Consument is, tot slot, ook niet vanwege de verstrekking van de KPH toe te wijzen. De stelling van Consument dat door het verstrekken van dit krediet sprake is van overkreditering wordt gepasseerd. Van overkreditering is geen sprake. De KPH is namelijk niet gebaseerd op het inkomen van Consument maar op de waarde van de woning. Zie hetgeen hierover onder 2.6 is opgenomen. Het feit dat de Bank vanwege de gewijzigde waarde van de woning later de hoogte van de KPH heeft ingeperkt, maakt dit niet anders.

Beroep op artikel 3:310 BW (verjaring)
4.7 Op grond van het voorgaande ziet de Commissie geen aanleiding het beroep van de Bank op verjaring te beoordelen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 2 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak