Mijn Kifid

Uitspraak 2019-251

Hersteluitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-251
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.L.A. van Emden, mr. S.O.H. Bakkerus, leden en mw. mr. A. Kanhai, secretaris)

Klacht ontvangen op : 16 oktober 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 8 april 2019
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Wanneer sprake is van een kennelijke reken- of schrijffout in een uitspraak of wanneer namen en/of data in een uitspraak moeten worden gecorrigeerd, dan komt er een hersteluitspraak.
Deze hersteluitspraak hangt samen met uitspraak 2019-065. Er is sprake van een correctie in overweging 4.12 van de uitspraak. In overweging 4.12 is, voor zover relevant, te lezen: “De Commissie is van oordeel dat niet aan deze vereisten is voldaan en dat de Bank dus heeft mogen overgaan tot registratie in de Gebeurtenissenregistratie en het IVR.” Abusievelijk ontbreekt een tweede ‘niet’. Uitgaande van dit laatste bepaalt de Voorzitter dat overweging 4.12 als volgt wordt verbeterd: “De Commissie is van oordeel dat niet aan deze vereisten is voldaan en dat de Bank dus niet heeft mogen overgaan tot registratie in de Gebeurtenissenregistratie en het IVR.” De hersteluitspraak heeft geen gevolg voor het eindoordeel (de beslissing) van de Geschillen-commissie.

Hersteluitspraak

Bij e-mail van 1 februari 2019 heeft de gemachtigde van Consument namens hem verzocht om herstel van een kennelijke verschrijving in de uitspraak van de Geschillencommissie in de klachtprocedure tussen Consument en de Bank van 30 januari 2019 gepubliceerd onder nummer 2019-065.

De Bank heeft van de geboden gelegenheid hierop te reageren, geen gebruik gemaakt.

De Voorzitter ziet aanleiding de uitspraak van de Commissie op grond van artikel 40 Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) Bemiddeling en (bindend) advies te herstellen.

In de te herstellen uitspraak is in overweging 4.12, voor zover relevant, te lezen:

“De Commissie is van oordeel dat niet aan deze vereisten is voldaan en dat de Bank dus heeft mogen overgaan tot registratie in de Gebeurtenissenregistratie en het IVR.”
Abusievelijk ontbreekt een tweede ‘niet’.

Uitgaande van dit laatste bepaalt de Voorzitter dat overweging 4.12 als volgt wordt verbeterd:

“De Commissie is van oordeel dat niet aan deze vereisten is voldaan en dat de Bank dus niet heeft mogen overgaan tot registratie in de Gebeurtenissenregistratie en het IVR.”

Bekijk de volledige uitspraak