Mijn Kifid

Uitspraak 2020-746

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2020-746
(mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse,
mr. S.W.A. Kelterman, leden en mr. L. Bartels, secretaris)

Klacht ontvangen op  : 17 februari 2020
Ingediend door            : Consument
Tegen                             : Centraal Administratiekantoor Dordrecht B.V., h.o.d.n. Academica, gevestigd te
Dordrecht, verder te noemen Tussenpersoon en Centraal Administratiekantoor Dordrecht B.V., h.o.d.n. Promovendum, gevestigd te Dordrecht, verder te noemen
Gevolmachtigde.
Datum uitspraak         : 9 september 2020
Aard uitspraak             : Niet-bindend advies
Uitkomst                       : Vordering afgewezen
Bijlage                            : Relevante bepalingen uit de verzekeringsvoorwaarden

Samenvatting

Woonhuisverzekering. Consument heeft een beroep op de Verzekering gedaan na een water-schade aan zijn woning. Gevolmachtigde heeft een expert ingeschakeld om de schade vast te stellen. Daarna heeft Gevolmachtigde de claim afgewezen, omdat geen sprake is van een gedekte gebeurtenis. Consument heeft naar aanleiding van deze afwijzing een klacht tegen Gevolmachtigde ingediend bij Kifid. Ook heeft Consument een klacht ingediend tegen Tussenpersoon, omdat deze geen onafhankelijke rol heeft vervuld bij de schadeafwikkeling en de belangen van Consument niet goed heeft behartigd. De Commissie is van oordeel dat Tussenpersoon heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. Ook is niet komen vast te staan dat sprake is van een gebeurtenis waarvoor de Verzekering dekking biedt, waardoor Gevolmachtigde de schade niet hoeft uit te keren. De wijze waarop Gevolmachtigde en Tussenpersoon zich naar buiten toe hebben gepresenteerd heeft bij Consument geleid tot verwarring en dat is zeer onwenselijk, maar niet is komen vast te staan dat Consument hierdoor schade heeft geleden. De vorderingen van Consument worden afgewezen.

1. De procedure

1.1 De Commissie ziet aanleiding om de klacht van Consument tegen Tussenpersoon en de klacht van Consument tegen Gevolmachtigde samen te behandelen en te beoordelen in één uitspraak. Deze uitspraak ziet daarom zowel op de klacht tegen Tussenpersoon als op de klacht tegen Gevolmachtigde.

1.2 De Commissie beslist op basis van haar Reglement en op basis van de door partijen aan Kifid gestuurde documenten inclusief bijlagen.

Het gaat hierbij om: 1) de klachtformulieren van Consument; 2) de aanvullende stukken van Consument; 3) het verweerschrift van Tussenpersoon; 4) het verweerschrift van Gevolmachtigde; 5) de repliek van Consument op de reactie van Tussenpersoon; 6) de repliek van Consument op de reactie van Gevolmachtigde; 7) de aanvullende reactie van Consument op de reactie van Gevolmachtigde; 8) de dupliek van Tussenpersoon; 9) de dupliek van Gevolmachtigde; 10) de aanvullende informatie van Gevolmachtigde van 3 juni 2020 en 10 juni 2020 en 11) de aanvullende informatie van Consument van 16 juni 2020.

1.3 De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak wordt daarom op grond van de stukken beslist.

1.4 Tussenpersoon en Gevolmachtigde hebben gekozen voor een niet-bindend advies. Dit betekent dat partijen elkaar niet aan deze uitspraak kunnen houden.

2. Het geschil

Wat is er gebeurd?
2.1 Consument heeft via Tussenpersoon een Woonhuisverzekering (hierna: ‘de Verzekering’) bij Gevolmachtigde.

2.2 Op of omstreeks 18 september 2018 is waterschade ontstaan aan de woning van Consument. Consument heeft de schade bij Gevolmachtigde gemeld, waarna een expert van Gevolmachtigde (hierna: Expert I) de woning van Consument heeft bezocht om de schade vast te stellen. Expert I heeft geconstateerd dat sprake is van vochtschade en schimmel-vorming in de woning. Expert I heeft een expertiserapport opgeleverd, waarin is opgemerkt dat Expert I van mening is dat de verzakking door de droogte komt en hierdoor de leidingen losraken met als gevolg optrekking van vocht.

2.3 De tweede expert van Gevolmachtigde (hierna: Expert II) heeft een lekdetectie uitgevoerd. De primaire bevinding uit dit onderzoek van Expert II was dat er in ieder geval een koppeling in de keuken van de tussenwoning lekte. De definitieve oorzaak van de lekkage werd niet gevonden. Wel werden door Expert II drie mogelijkheden als oorzaak aangegeven: een lekkage in de afvoer onder de vloer van het gehele kantoor, een bouwfysische oorzaak, zoals bijvoorbeeld optrekkend vocht, of lekkage in de hoofdwaterleiding.

2.4 Op een later moment is nog een lekdetectie uitgevoerd door het bedrijf Expert III. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in deze procedure niet bekend.

2.5 Gevolmachtigde heeft de claim van Consument afgewezen, omdat de schade niet is gedekt. Consument is het niet eens met deze afwijzing en heeft daarom een klacht ingediend bij Kifid. Consument heeft ook een klacht ingediend tegen Tussenpersoon, omdat deze zijn belangen niet goed zou hebben behartigd.

De klacht en vordering
2.6 Consument vordert dat Gevolmachtigde en Tussenpersoon hem € 156.414,00 betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018. Daarnaast vordert Consument van Gevolmachtigde en Tussenpersoon een vergoeding voor de extra opgetreden schade door niet accuraat op te treden.

2.7 Consument vindt dat Gevolmachtigde onterecht dekking weigert voor de waterschade. Gevolmachtigde heeft bij de afwikkeling van de schade vier keer een andere afwijzingsgrond aangevoerd. Uit rechtspraak volgt dat bij een dergelijke onzorgvuldige schadeafwijzing alsnog dekking moet worden verleend.

Tussenpersoon is aansprakelijk omdat hij zijn zorgplicht tegenover Consument heeft geschonden. Hij heeft niets gedaan om Consument te beschermen, terwijl Gevolmachtigde fraudeerde. Ook heeft Tussenpersoon bij Consument onduidelijkheid laten ontstaan over
de rollen van Gevolmachtigde en Tussenpersoon en is Tussenpersoon niet onafhankelijk
van Gevolmachtigde. De personen die voor Tussenpersoon werken, werken ook voor Gevolmachtigde. Zij zetten de pet van Gevolmachtigde of Tussenpersoon op naar gelang
dit op dat moment passend lijkt. Zo worden in de e-mails die Tussenpersoon en Gevolmachtigde versturen verschillende briefhoofden gebruikt, maar worden de e-mails ondertekend door dezelfde persoon.

Tot slot is door het handelen van Tussenpersoon en Gevolmachtigde extra schade ontstaan, omdat zij niet accuraat hebben opgetreden en de oorzaak van de lekkage bewust hebben omzeild. Hierdoor heeft Consument de schade niet kunnen beperken en heeft Consument extra schade geleden.

Verweer Tussenpersoon en Gevolmachtigde
2.8 Tussenpersoon en Gevolmachtigde hebben verweer gevoerd tegen de stellingen van Consument. Voor zover relevant zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

3. De beoordeling

3.1 De Commissie zal eerst beoordelen of Tussenpersoon is tekortgeschoten in zijn zorgplicht naar Consument en daarom de schade van Consument moet vergoeden.

Daarna komt de vraag aan de orde of Gevolmachtigde de door Consument gestelde schade moet vergoeden op basis van de Verzekering. De Commissie beantwoordt beide vragen afzonderlijk.

Vordering van Consument tegen Tussenpersoon
3.2 Door bemiddeling van Tussenpersoon heeft Consument de Verzekering afgesloten bij Gevolmachtigde. Een verzekeringstussenpersoon is op grond van artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) tegenover zijn opdrachtgever, Consument, verplicht om bij zijn werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. Deze algemene zorgplicht is verder ingevuld in de rechtspraak. Zo moet de verzekeringstussenpersoon waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Daarbij hoort ook dat de verzekeringstussenpersoon Consument tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die de bij hem bekend geworden feiten voor de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. De Commissie verwijst in dit kader naar wat de Hoge Raad heeft geoordeeld op 10 januari 2003, te vinden onder het nummer
ECLI:NL:HR: 2003:AF0122, NJ 2003, 375.

3.3 Consument stelt dat Tussenpersoon zijn belangen onvoldoende heeft behartigd bij de afhandeling van de waterschade met Gevolmachtigde. Consument vindt dat Tussenpersoon niet onafhankelijk is van Gevolmachtigde en dat het moeilijk is om deze twee entiteiten van elkaar te scheiden. Door de handelwijze van Gevolmachtigde is volgens Consument extra schade ontstaan. Tussenpersoon stelt daartegenover dat het niet de taak van een redelijke verzekeringstussenpersoon is om voor zijn verzekerden actief verweer te voeren tegen een afwijzend dekkingsstandpunt.

3.4 De Commissie is van oordeel dat Tussenpersoon niet in zijn zorgplicht tegenover Consument is tekortgeschoten en dat hij Consument dus geen schadevergoeding hoeft te betalen. De zorgplicht van Tussenpersoon als verzekeringstussenpersoon strekt niet zo ver dat hij voor Consument verweer moest voeren nadat Gevolmachtigde een afwijzend dekkingsstandpunt had ingenomen. Wellicht is dit onder bijzondere omstandigheden anders, maar die zijn niet gesteld of gebleken. Ook anderszins heeft Consument geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat kan worden aangenomen dat sprake is van een zorgplichtschending van Tussenpersoon.

Vordering van Consument tegen Gevolmachtigde
3.5 Consument vindt dat Gevolmachtigde dekking moet verlenen onder de Verzekering en de schade van Consument moet vergoeden. Gevolmachtigde bestrijdt dit. De Commissie is van oordeel dat Gevolmachtigde de schade van Consument niet hoeft te vergoeden en zij licht dit oordeel als volgt toe.
3.6 Of de waterschade onder de dekking van de Verzekering valt, hangt af van wat partijen over de dekking hebben afgesproken, in het bijzonder in de verzekeringsvoorwaarden. Beide partijen hebben de verzekeringsvoorwaarden Woonhuis Extra Uitgebreid P2014.1 overgelegd. Consument heeft ook de verzekeringsvoorwaarden Excellente woonhuis en glas P2010.1 ingediend. De Commissie stelt vast dat de dekking voor waterschade in artikel 7 van de voorwaarden Woonhuis Extra Uitgebreid P2014.1 en van Excellente woonhuis en glas P2010.1 gelijkluidend is. Daarom gaat de Commissie bij haar beoordeling uit van de meest recente versie van de verzekeringsvoorwaarden, die ook is vermeld op het polisblad dat door Gevolmachtigde is overgelegd. De relevante artikelen uit de verzekeringsvoorwaarden Woonhuis Extra Uitgebreid P2014.1 (hierna: ‘de Voorwaarden’) zijn als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.

3.7 Voorop staat dat bij de uitleg van een schriftelijk contract steeds van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Zie rechtsoverweging 3.6 van Hoge Raad
25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2687). Nu over de voorwaarden in een consumentenverzekeringsovereenkomst in de regel niet wordt onderhandeld en dat in dit dossier ook niet uit de stukken blijkt, geldt het volgende. De uitleg van een bepaling in dergelijke voorwaarden is met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de verzekerings-voorwaarden als geheel. Zie rechtsoverweging 3.6 van Hoge Raad 16 januari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:83) en rechtsoverweging 4.1 e.v. van Hoge Raad 20 februari 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO1427).

3.8 Daarbij geldt ook dat bij een consumentenovereenkomst, zoals de onderhavige verzekering, de bedingen voor de consument duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld en dat bij twijfel over de betekenis van het beding de voor de consument meest gunstige uitleg voor gaat. Dit is de zogenoemde ‘contra proferentem-regel’ in artikel 6:238 lid 2 BW.

3.9 Consument vindt dat de waterschade aan zijn woning onder de dekking van de Verzekering valt. Gevolmachtigde moet alsnog dekking verlenen, omdat sprake is van een onzorgvuldige schadeafwijzing.

3.10 Gevolmachtigde stelt dat de waterschade aan het woonhuis niet gedekt is, omdat deze niet is ontstaan door water en/of stoom dat als gevolg van het springen door vorst, breuk, verstopping of ander plotseling optredend defect onvoorzien is gestroomd of overgelopen uit de in de Voorwaarden genoemde aan- of afvoerbuizen (artikel 7 onder i van de Voorwaarden).

3.11 Artikel 7 van de Voorwaarden is een primaire dekkingsbepaling. Met een primaire dekkingsbepaling omschrijft een verzekeraar de grenzen waarbinnen hij bereid is om dekking te verlenen. Het staat een verzekeraar in beginsel vrij om deze grenzen te bepalen. Zie rechtsoverweging 3.4.2 van Hoge Raad 9 juni 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AV9435).

3.12 Het is aan Consument om te bewijzen dat de waterschade is ontstaan door een verzekerde gebeurtenis. Dit volgt uit artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

3.13 De Commissie stelt vast dat over de toedracht van de schade veel onduidelijk is. In het expertiserapport van Expert I staat dat de definitieve oorzaak van de lekkage niet is gevonden, maar wel dat Expert I van mening is dat de verzakking door de droogte komt
en hierdoor de leidingen losraken met als gevolg optrekking van vocht. In een later
e-mail¬¬bericht stelt Expert I dat de afvoer van het ligbad zich geheel naast en boven de afvoerpijp van het bad bevindt. Daarbij merkt Expert I op dat door dit gebrek een water-schadebeeld ontstond als gevolg van de langdurige wateruitstroom. Expert I stelt op grond van die informatie en het lekdetectie onderzoek door Expert II dat het vrij uitstromen van badwater over de constructievloer gedurende ten minste 14 jaar heeft plaatsgevonden.
Het voorgaande ondersteunt naar het oordeel van de Commissie het standpunt van Gevolmachtigde dat geen sprake is van een plotseling optredend defect of het springen door vorst, breuk of verstopping van de afvoer.

3.14 Consument heeft na deze gemotiveerde betwisting door Gevolmachtigde geen nader bewijs aangeleverd voor zijn stelling dat sprake is van een verzekerde gebeurtenis. Het had wel op de weg van Consument gelegen om dit te doen. Consument had een eigen expert kunnen inschakelen om de oorzaak van de schade vast te stellen. Wanneer naar aanleiding daarvan tot het oordeel zou zijn gekomen dat wel sprake is van een verzekerde gebeurtenis, zouden de kosten die Consument voor het inschakelen van deze expert heeft moeten maken op grond van artikel 6:96 lid 1 en lid 2 BW voor rekening van Gevolmachtigde komen. Consument heeft dit echter niet gedaan. Het gevolg hiervan is dat wordt aangenomen dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een verzekerde gebeurtenis waarvoor de Verzekering dekking biedt. Gevolmachtigde heeft daarom dekking mogen weigeren.

3.15 Tot slot heeft Consument gesteld dat Gevolmachtigde bij de afwikkeling van de schade viermaal een andere afwijzingsgrond heeft aangevoerd. Consument stelt zich daarom op het standpunt dat sprake is van een onzorgvuldige schadeafwijzing. Consument stelt dat bij een dergelijke onzorgvuldige schadeafwijzing alsnog dekking moet worden verleend en verwijst daarbij naar Hoge Raad 3 februari 1989, NJ 1990/476 (Ohra/Goilo). In deze uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een verzekeraar een verzoek om dekking pas mag afwijzen nadat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en dat verzekeraar die afwijzing duidelijk behoort te motiveren.
Wanneer een verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft gebaseerd, kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat hij daarop niet kan terugkomen door zijn afwijzing later, wanneer die grond onjuist blijkt te zijn, op een andere grond te baseren. Of dit terugkomen op de aanvankelijk opgegeven afwijzingsgrond verzekeraar niet meer vrijstaat, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Commissie stelt vast dat Gevolmachtigde in eerste instantie heeft aangevoerd dat sprake is van verzakking. Dit volgt ook zo uit het expertiserapport van Expert I.

3.16 Gevolmachtigde heeft gedurende de Kifid-procedure opgemerkt dat uit het lekdetectie-rapport van Expert II naar voren is gekomen dat sprake zou kunnen zijn van verschillende oorzaken. Gevolmachtigde heeft aangegeven dat om uiteenlopende redenen geen aanvullend onderzoek kon plaatsvinden. Later zou Consument Gevolmachtigde hebben laten weten dat de oorzaak van de lekkage zou zijn achterhaald. Hierna is nogmaals onderzoek gedaan naar het ontstaan van de schade. Daarna heeft Gevolmachtigde het standpunt ingenomen dat geen dekking bestaat voor de waterschade.

3.17 Naar het oordeel van de Commissie mocht Gevolmachtigde zich op grond van het expertiserapport van Expert I op het standpunt te stellen dat geen dekking bestond,
omdat verzakking geen verzekerde gebeurtenis is. Later, na aanvullend onderzoek, is een andere oorzaak voor de waterschade naar voren gekomen. Uit het dossier blijkt dat het moeilijk was om de schadeoorzaak te achterhalen, omdat veel onduidelijk was. Dit kan Gevolmachtigde niet worden aangerekend. Het stond Gevolmachtigde dan ook vrij om de schadeclaim opnieuw te beoordelen en af te wijzen, omdat ook de later gevonden oorzaak niet gedekt was. Onder genoemde omstandigheden mocht Gevolmachtigde zijn afwijzingsgrond wijzigen. Van een onzorgvuldige schadebehandeling is geen sprake. Consument heeft geen omstandigheden aangevoerd die tot en ander oordeel leiden.

Verhouding Tussenpersoon en Gevolmachtigde
3.18 Consument heeft aangevoerd dat de onderlinge verhouding tussen Tussenpersoon en Gevolmachtigde onduidelijk was en de rolverdeling tussen beiden ook niet zuiver was. Tussenpersoon was niet onafhankelijk van Gevolmachtigde.

3.19 Uit de informatie in het register van de Autoriteit Financiële Markten blijkt dat zowel Tussenpersoon als Gevolmachtigde handelsnamen zijn van de in de aanhef genoemde B.V. Gedurende de afhandeling van de schade heeft Consument contact gehad met Tussenpersoon en met Gevolmachtigde. Dit contact heeft met verschillende personen plaatsgevonden. Het is de Commissie opgevallen dat in het dossier een e-mailbericht van Gevolmachtigde zit dat ziet op een oude autoschade van Consument. Dit e-mailbericht is ondertekend door [naam medewerker] als ‘Specialist schaderegeling’ van Gevolmachtigde.

In het dossier zit nog een e-mailbericht van [naam medewerker] als ‘Specialist schaderegeling’. Dit bericht gaat over de waterschade van Consument. Dit e-mailbericht is echter verstuurd van een adres van Tussenpersoon. Uit deze e-mailberichten lijkt te volgen dat [naam medewerker] zowel werkzaam is bij Gevolmachtigde als bij Tussenpersoon.

3.20 Naar het oordeel van de Commissie is de wijze waarop Tussenpersoon en Gevolmachtigde zich naar Consument hebben gepresenteerd onduidelijk. De Commissie begrijpt dat hierdoor bij Consument verwarring is ontstaan. Het een en ander is versterkt, doordat in de e-mails die Tussenpersoon en Gevolmachtigde hebben verstuurd wel verschillende briefhoofden worden gebruikt, maar deze brieven worden ondertekend door een en dezelfde persoon. De Commissie vindt dit zeer onwenselijk. Maar het is niet komen vast te staan dat Consument door deze onduidelijkheid schade heeft geleden. Ook om deze reden kunnen de vorderingen van Consument niet worden toegewezen.

Conclusie
3.21 Het is niet komen vast te staan dat sprake is van een schade-oorzaak waarvoor de Verzekering dekking biedt. Gevolmachtigde hoeft de schade daarom niet te vergoeden. Ook is niet komen vast te staan dat sprake is van een tekortkoming van Tussenpersoon in de zorgplicht jegens Consument. Ook Tussenpersoon hoeft de schade van Consument daarom niet te vergoeden. De Commissie wijst de vorderingen van Consument om die reden af.

4. De beslissing

De Commissie wijst de vorderingen af.

Deze uitspraak is een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

Binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak kunt u een verzoek indienen tot herstel van vergissingen in de uitspraak, zoals schrijffouten, een verkeerde naam/datum of rekenfouten. De beslissing van de Geschillencommissie in de uitspraak kan hiermee niet ter discussie worden gesteld. Meer informatie hierover staat in artikel 40 van het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, te vinden op de website www.kifid.nl/reglementen-en-statuten.

Bijlage – Relevante bepalingen uit de verzekeringsvoorwaarden

“Artikel 7. Omvang van de dekking

De verzekering geschiedt tegen schade aan het woonhuis onvoorzien ontstaan door:

a. brand, naburige brand en brandblussing;
b. zengen, schroeien en smelten als gevolg van hitte-uitstraling van een brandend, gloeiend of heet voorwerp of de aanraking daarmee;
c. rook en roet, plotseling uitgestoten door een op een afvoerkanaal aangesloten verwarmingsinstallatie;
d. blikseminslag;
e. ontploffing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van deze voorwaarden onverschillig waar de ontploffing mocht zijn ontstaan, in het verzekerde complex of elders;
f. enig gebrek of eigen bederf voor zover het betreft schade door brand en/of ontploffing;
g. beschadiging bij inbraak of poging daartoe, inclusief de diefstal van tot het gebouw behorende onderdelen;
h. storm, waaronder wordt verstaan een windsnelheid van tenminste 14 meter per seconde. Dit komt overeen met windkracht 7;
i. water en/of stoom dat als gevolg van het springen door vorst, breuk, verstopping of ander plotseling optredend defect onvoorzien stroomt of overloopt uit:

1. a. binnen en buiten het gebouw gelegen aanvoerbuizen van waterleiding en/of afvoerbuizen van daarop aangesloten toestellen, installaties en sanitair;
b. installaties van centrale verwarming;
c. rioolputten;
d. aquaria.
2. water dat is overgelopen uit de onder artikel 1a genoemde toestellen, installaties en sanitair;
3. in geval van waterschade is ook gedekt:
de kosten van opsporing van het defect, breek- en herstelwerk aan muren, vloeren en andere onderdelen van het woonhuis indien schade aan het woonhuis is ontstaan door water en/of stoom als bedoeld in artikel 7 i.

Indien op voorhand niet bekend is of er sprake is van een schade, waarvoor uw polis dekking biedt, zijn wij bereid om 50% van de kosten voor een lekdetectie te dragen. Indien na de lekdetectie blijkt dat de oorzaak van de schade is verzekerd op uw polis, dragen wij 100% van de kosten voor lekdetectie.

Is geconstateerd dat de oorzaak van de schade niet is verzekerd op uw polis, dan blijft 50% van de kosten voor lekdetectie voor uzelf. De schadevergoeding voor dit onderdeel bedraagt maximaal 10% van de som waarover de premie is berekend;
4. in geval van leidingbreuk zijn daarboven nog gedekt:
de kosten van het herstel van de leidingen, toestellen en installaties zelf.

Niet verzekerd is waterschade ten gevolge van lekkende kitnaden en/of voegen, gescheurd of loszittend tegelwerk.

Niet verzekerd is schade aan uw woonhuis ontstaan tijdens het bijvullen van uw cv-installatie.
j. neerslag (regen, sneeuw, hagel en smeltwater) onvoorzien de woning binnengedrongen;
Niet gedekt onder j. is:
1. schade door neerslag via openstaande ramen, deuren, luiken of gebroken ruiten;
2. schade door grondwater, tenzij binnengedrongen via afvoerbuizen en daarop aangesloten toestellen en installaties;
3. schade door vochtdoorlating van muren of vloeren en constructiefouten van de woning;
4. de kosten van het herstel van daken, dakgoten en afvoerpijpen.
k. breuk van glazen legbladen, spiegels, vensterruiten en glas in deuren (Let op: het betreft uitsluitend de gevolgschade door de scherven van gebroken legbladen, spiegels, vensterruiten en glas in deuren);
l. luchtvaartuigen;
(…)”

Bekijk de volledige uitspraak