Mijn Kifid

Kifid: vanwege ‘oneerlijk beding’ moet a.s.r. poliskosten terugbetalen

a.s.r. moet de door een consument betaalde poliskosten voor een beleggingsverzekering terugbetalen. Bij het afsluiten van de beleggingsverzekering was voor de consument uit de voorwaarden niet af te leiden wat de hoogte en samenstelling van de poliskosten zouden zijn. In die omstandigheden is het beding over de poliskosten niet van toepassing, zo oordeelt de Commissie van Beroep van Kifid in een vandaag gepubliceerde uitspraak. Met deze uitspraak volgt de Commissie van Beroep de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie als het gaat om de Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen voor consumentenovereenkomsten’. Een richtlijn die consumenten moet beschermen.

In juli 2003 sluit de consument, door bemiddeling van een onafhankelijke en deskundige tussenpersoon, een beleggingsverzekering (LevensPlanBescherming) af bij een rechtsvoorganger van a.s.r. voor de duur van 30 jaar. De beleggingsverzekering is eind 2012 omgezet in een ander product. De consument heeft zich bij Kifid onder meer beklaagd over de gebrekkige informatie vooraf en over kosten, die door de verzekeraar onterecht in rekening zouden zijn gebracht.

Voor de beleggingsverzekering van deze consument zijn de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers uit 1998 (Riav1998) en de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde Code Rendement en Risico 2002 (CRR 2002) van belang.

Oneerlijk beding

In navolging van de Geschillencommissie oordeelt de Commissie van Beroep dat a.s.r. de consument vóór het afsluiten van de beleggingsverzekering naar behoren heeft geïnformeerd over beleggingstechnische kosten, investeringskosten en over de zogenaamde eerste kosten. Anders is dat voor de poliskosten. Met de Geschillencommissie is de Commissie van Beroep van oordeel dat de vermelding ‘dat poliskosten maandelijks aan de verzekering zullen worden onttrokken in verband met administratiekosten’ niet toereikend is. Over de nominale hoogte en het procentuele beslag op de premie ontbreekt informatie. De Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen’ verbiedt bedingen die het evenwicht tussen partijen aanzienlijk verstoren en schrijft voor dat bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn. Het beding over de poliskosten is nadelig voor de consument, maar niet duidelijk en begrijpelijk, zoals de Europese richtlijn voorschrijft. In een overeenkomst moet op een transparante manier uitgelegd worden hoe het mechanisme van het betrokken beding, in dit geval de poliskosten, werkt, zodat de consument kan inschatten wat de financiële gevolgen van het beding voor hem of haar zijn. De Commissie van Beroep concludeert dat in deze zaak de consument op basis van de overeenkomst de economische gevolgen van het beding niet heeft kunnen inschatten. De verzekeraar heeft de concrete werking van het mechanisme van het betreffende beding niet transparant uitgelegd. Op geen enkele manier wordt toegelicht wat er onder de poliskosten valt en welke factoren de hoogte van de poliskosten bepalen. Dit brengt de Commissie van Beroep tot het oordeel dat het beding buiten toepassing moet blijven. Voor het inhouden van poliskosten is geen rechtsgrond en de verzekeraar moet de ingehouden poliskosten vermeerderd met de wettelijke rente terugbetalen aan de consument. Daarnaast dient de verzekeraar de kosten voor rechtsbijstand en de bijdrage voor de beroepsprocedure aan de consument te vergoeden.

Overig

De Commissie van Beroep heeft in deze klacht ook stilgestaan bij het zogenaamde hefboom- en inteereffect. De conclusie is dat de verzekeraar de compensatieregeling op dit punt correct heeft uitgevoerd en dat de consument hiervoor voldoende vergoeding heeft ontvangen.

De klacht over gebrekkig advies wijst de Commissie van Beroep af. Voor het sluiten van deze beleggingsverzekering heeft de consument op eigen initiatief gebruik gemaakt van bemiddeling door een onafhankelijke tussenpersoon. Tussen deze consument en de verzekeraar bestond geen adviesrelatie. Zou er sprake zijn van gebrekkig advies en als gevolg daarvan schade, dan is de tussenpersoon hiervoor aansprakelijk en niet de verzekeraar.

Ook het beroep op dwaling en op schending van de zorgplicht wijst de Commissie van Beroep af, zoals de Geschillencommissie al eerder had gedaan.

Uitspaak CvB 2018-041 van consumenten tegen a.s.r. is bindend. De eerdere uitspraak van de Geschillencommissie (GC 2016-261) van 15 juni 2016 wordt op het punt van de poliskosten vervangen door de uitspraak van de Commissie van Beroep. Voor het overige blijft de uitspraak GC 2016-261 in stand.

Volg ons ook via twitter @Kifid_Den_Haag

Ook interessant