Kifid Kennis
Hoe bepaalt Kifid (de hoogte van) een schadevergoeding?

De situatie
U heeft een klacht ingediend over een financiële dienst of product bij de Geschillencommissie van Kifid of u bent dat van plan. Onderdeel van uw klacht is dat u schade heeft geleden die u vergoed wilt krijgen. U wilt weten welke regels gelden voor het vaststellen van het bedrag van de schadevergoeding en wat u kunt doen om de hoogte van de geleden schade zo goed mogelijk te onderbouwen.
De algemene regel
Een schadevergoeding wordt alleen toegekend als de financiële dienstverlener aansprakelijk is. Daarvoor is nodig dat de dienstverlener in strijd met een verplichting, zoals een afspraak in een contract of de wettelijke zorgplicht, heeft gehandeld. Bovendien moet uw schade een direct gevolg van die fout zijn. Om de schade te berekenen wordt de daadwerkelijke financiële situatie waarin nadeel is ontstaan, vergeleken met de financiële situatie waarin de fout niet zou zijn gemaakt. Ook speelt mee of de schade is ontstaan door omstandigheden waar u zelf verantwoordelijk voor bent.
Vier voorbeelden

Een stel sluit in 2016 een annuïtaire hypotheek af. Vijf jaar later, in 2021, nemen zij contact op met een hypotheekadviseur omdat zij hun woning willen verbouwen en daar budget voor nodig hebben. Het idee is om de overwaarde van de woning te benutten. De adviseur doet een voorstel voor een nieuwe hypotheek dat na wat haastig mailverkeer wordt geaccepteerd. Maar al snel klaagt het echtpaar. Ze vinden dat ze helemaal niet beter af zijn met deze nieuwe hypotheek.
De Geschillencommissie buigt zich over de zaak en stelt dat de hypotheekadviseur in strijd met zijn wettelijke zorgplicht heeft gehandeld; het oversluiten was niet in het belang van het echtpaar. De oude geldlening zou tot 2046 hebben gelopen, terwijl de nieuwe geldlening tot eind 2051 loopt. Daardoor heeft het echtpaar tot op latere leeftijd hypotheeklasten, terwijl hun toekomstig pensioeninkomen daarvoor te laag is. Ook is door het oversluiten de hypotheekrenteaftrek vervallen. Verder heeft de nieuwe geldlening in tegenstelling tot de oude geen NHG-vangnet.
Vervolgens komt de schadeberekening aan de orde. Daarvoor moeten twee situaties worden vergeleken: de huidige situatie en die waarin de oude hypothecaire geldlening niet zou zijn overgesloten. De adviseur en het echtpaar verschillen sterk van opvatting over de schade. De Geschillencommissie kan daardoor de schade niet nauwkeurig vaststellen en besluit deze te schatten. Het echtpaar heeft kosten gemaakt om de hypotheek over te sluiten: boeterente, advies- en notariskosten. Die kosten zijn fiscaal aftrekbaar zodat het werkelijke financieel nadeel op 20.000 euro wordt geschat. Aan de andere kant betaalt het echtpaar door de lagere rente op de nieuwe geldlening minder rentelasten dan zij zouden hebben betaald bij het doorlopen van de oude geldleningen. Dat financieel voordeel wordt op een bedrag van 10.000 euro geschat. Het verlies van de NHG-garantie is niet in een schadebedrag uit te drukken. In totaal moet de adviseur het echtpaar een bedrag van 10.000 euro vergoeden. (GC 2024-730A en GC 2024-730B)

Een man koopt een huis en moet een bedrag aan eigen geld overboeken naar de notaris. Hij geeft zijn bank op 4 mei 2024 opdracht om 100.000 euro over te boeken naar een rekening op zijn naam bij een andere bank. Vanaf die rekening wil hij het bedrag vervolgens overboeken naar de notaris. Dat plan loopt vertraging op, omdat het interne detectiesysteem van de bank de transactie tegenhoudt. Op 6 mei 2024 vraagt de bank om informatie over de herkomst van het bedrag. Dat doet de bank op grond van de antiwitwasregels. De man mailt de gevraagde informatie diezelfde dag aan de bank, maar krijgt vervolgens geen reactie. Na herhaaldelijk vragen bij de bank waarom het zo lang duurt, voelt hij zich genoodzaakt om op 14 mei twee geldleningen af te sluiten: een voor 85.000 euro en een tweede voor 15.000 euro. Op 15 mei wordt de ton dan alsnog overgeboekt. Daarop lost de man eind mei en eind juli de beide leningen weer af. Hij heeft uiteraard rente moeten betalen voor deze leningen en vindt dat de bank die schade moet betalen. Ook vordert hij immateriële schadevergoeding vanwege de grote stress die dit alles heeft veroorzaakt.
De Geschillencommissie buigt zich over de zaak en oordeelt dat de bank de betaalopdracht van 4 mei 2024 te laat heeft uitgevoerd. Voor een klantonderzoek op grond van de antiwitwasregels moet een bank niet meer tijd nemen dan ‘redelijkerwijs nodig’ oordeelt de Geschillencommissie en de bank heeft niet toegelicht waarom het klantonderzoek tot 14 mei 2024 moest duren. Ook is niet naar behoren met de consument gecommuniceerd. De bank is dus tekortgeschoten in haar verplichtingen en als direct gevolg daarvan heeft de man schade geleden.
Toch hoeft de bank niet alle rente te vergoeden die de man moest betalen over de twee leningen. De Geschillencommissie vindt dat de man de leningen namelijk eerder had kunnen aflossen, meteen na 15 mei. Hij koos er zelf voor om bij de grootste lening te wachten tot eind juli. De schade vanwege de geleden stress wordt afgewezen. Het moet hierbij echt gaan om ernstig psychisch leed en hoewel de Geschillencommissie begrijpt dat er grote stress is geweest, is dat niet voldoende om de schadepost te onderbouwen. Tot slot moet de bank over het bedrag van 100.000 euro de wettelijke rente vergoeden vanaf het moment dat de bank het klantonderzoek had kunnen afronden, die datum wordt op 10 mei gesteld. (GC 2025-0032)

Een stel heeft al jaren samen een spaarrekening. In 2006 hebben ze die laten omzetten van een ‘en/of-spaarrekening’ naar een ‘en-spaarrekening’. Dit houdt in dat er alleen met instemming van beide rekeninghouders bedragen kunnen worden opgenomen. Toch gebeurt het dat de man in de periode maart 2020 tot oktober 2021 zonder instemming van zijn vrouw bedragen opneemt. Het gaat in totaal om 155.500 euro. Hij gebruikt dat geld voor de aankoop van beleggingen. Geen gelukkige keuze: de beleggingen verliezen na verloop van tijd vrijwel al hun waarde.
De vrouw beklaagt zich bij de bank. Haar man heeft het geld erdoorheen gejaagd terwijl zij door familieomstandigheden wel wat anders aan haar hoofd had. Het was nu juist hun bedoeling om deze situatie te voorkomen door het inrichten van de en-spaarrekening. De bank erkent de fout en wil 8.000 euro vergoeden, maar dat vindt het stel niet genoeg en ze gaan niet akkoord.
De zaak komt voor de Geschillencommissie die constateert dat de bank de spaarrekening niet goed heeft ingericht. Daarmee heeft de bank in strijd met haar verplichtingen gehandeld. Vervolgens moet de schade, die een direct gevolg van de fout van de bank is, vastgesteld worden. Er is in totaal 155.500 euro opgenomen van de spaarrekening.
Daarvan heeft de bank al 8.000 euro terugbetaald. Ook is er 30.000 euro als beleggingsopbrengst bijgeschreven op de spaarrekening. Er gaat dus 38.000 euro van het totaalbedrag af. Van eigen schuld zoals de bank beweert, is volgens de Geschillencommissie geen sprake. De vrouw mocht ervan uitgaan dat de rekening goed was ingericht en zij had dit niet hoeven controleren. De te vergoeden schade komt daardoor uit op 117.500 euro. Dat bedrag wordt nog verhoogd met wettelijke rente vanaf de dag waarop voor het eerst is geklaagd. (GC 2025-0158)

Een stel sluit in september 2022 via een tussenpersoon een verzekeringspakket af voor hun nieuw aangekochte woning. Zij wonen daar op dat moment niet, omdat de woning eerst wordt verbouwd. In mei 2023, ze hebben het huis dan nog steeds niet betrokken, zakt een deel van hun garagevloer in doordat er zakken met palletkorrels op zijn neergelegd. Het stel meldt deze schade bij hun tussenpersoon. Op het schadeformulier dat ze moeten invullen geven ze aan dat de woning niet wordt bewoond. Om de schade goed te kunnen beoordelen moet de hele garagevloer eruit en moeten de huiseigenaren hun spullen elders opslaan. Dat gebeurt, maar al snel nadat de schadebehandelaar zijn werk heeft gedaan blijkt dat de verzekeraar de schade niet uitkeert omdat het stel het aanvraagformulier niet correct heeft ingevuld. Ze hebben destijds in september 2022 ‘nee’ ingevuld bij de vraag of sprake was van leegstand of verbouwing. Dat klopt niet met de werkelijkheid en dus is er geen dekking, want de verzekeraar had de opstalverzekering niet afgesloten wanneer de echte situatie bekend was geweest.
Het stel vindt dat hun tussenpersoon iets te verwijten valt. Deze heeft steeds gezegd dat zij goed verzekerd waren. En toen er schade ontstond had hij bij voorbaat kunnen weten dat die niet gedekt was, want op het schadeformulier stond immers dat het stel niet in de woning woonde. De Geschillencommissie buigt zich over de zaak en stelt vast dat de tussenpersoon bij het afsluiten van de woonhuisverzekering zijn zorgplicht niet heeft geschonden. De tussenpersoon heeft het stel destijds juist met klem gevraagd om de offerte en de slotvragen over bewoning en verbouwing goed te controleren. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid.
Wel heeft de tussenpersoon bij de schadebehandeling in strijd met zijn verplichtingen gehandeld. Op het schadeformulier stond immers dat de woning onbewoond was. De schadebehandelaar die nauw verbonden was met de tussenpersoon had moeten beseffen dat de schade waarschijnlijk niet gedekt was en navraag moeten doen. In plaats daarvan is het onderzoeks- en expertisetraject zonder een juiste beoordeling van de schademelding in gang gezet. Daarom moet de tussenpersoon een deel van de schade vergoeden. De kosten van verwijdering van de vloer worden niet vergoed omdat ze ook zouden zijn gemaakt als de huiseigenaren de vloer op een later moment hadden laten herstellen. Wel worden de opslagkosten vergoed omdat ze, als er geen onderzoeks- en expertisetraject was geweest, hun spullen in de garage hadden kunnen laten. Omdat de huiseigenaren stellen dat de opslagkosten 1.000 euro bedragen en de tussenpersoon dit niet betwist, wordt 1.000 euro schadevergoeding toegewezen. (GC 2025-0248)
Uitleg
De Geschillencommissie buigt zich pas over (de hoogte van) een schadevergoeding, wanneer vaststaat dat de financiële dienstverlener in strijd met een verplichting heeft gehandeld. Er is bijvoorbeeld niet gehandeld zoals de wet voorschrijft of de afgesproken voorwaarden zijn geschonden. Kortom: er valt de financieel dienstverlener iets te verwijten; hij of zij is aansprakelijk.
Een tekortkoming van een financieel dienstverlener betekent niet dat er automatisch recht bestaat op schadevergoeding. Daarvoor is een oorzakelijk verband noodzakelijk: uw schade moet het gevolg zijn van de fout van de dienstverlener. Dat verband moet voldoende direct en nauw zijn. Voor een oorzakelijk verband is ook nodig dat u de schade niet had geleden als de fout niet was gemaakt. Met andere woorden: het moet aannemelijk zijn dat u onder andere omstandigheden geen schade had geleden.
Komt uw schade voor vergoeding in aanmerking, dan volgt een schadeberekening. Het uitgangspunt daarbij is dat u zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin u zou hebben verkeerd als de financiële dienstverlener naar behoren had gehandeld. Anders gezegd: hoe had u ervoor gestaan als de fout niet was gemaakt?
Het komt voor dat een deel van de schade voor uw rekening blijft. Bijvoorbeeld omdat er een omstandigheid speelt waarvoor u zelf verantwoordelijk bent, de zogenoemde ‘eigen schuld’. Dan vindt er een schadeverdeling plaats. De Geschillencommissie beoordeelt welk percentage van de schade voor rekening van de financiële dienstverlener en welk percentage voor uw rekening komt. Daarnaast kan het zo zijn dat u de schade had kunnen beperken, maar dat niet heeft gedaan, zie het voorbeeld ‘Ton wordt te laat overgeboekt’. Ook dan blijft een deel van de schade voor uw rekening.
Afhankelijk van uw klachtzaak kunnen verschillende schadeposten in beeld zijn. Het kan zijn dat u de advieskosten terugvordert van de financieel dienstverlener. Er kan sprake zijn van gevolgschade: u bent dekking misgelopen na een onjuist of onvolledig verzekeringsadvies of u bent koerswinst misgelopen na een administratieve fout van de bank. Of u heeft kosten moeten maken die u anders niet gemaakt zou hebben. De Geschillencommissie zal per schadepost beoordelen of de schade het directe gevolg is van de fout van de dienstverlener.
Schade kan ook bestaan uit wettelijke rente. Daarmee wordt de schade bedoeld die u lijdt doordat u op uw schadevergoeding heeft moeten wachten. De Geschillencommissie zal bepalen vanaf welke datum de wettelijke rente berekend moet worden. Als u vindt dat u recht hebt op wettelijke rente, kunt u dit invullen in het klachtformulier.
Een bijzondere schadepost is smartengeld, ook wel ‘immateriële schade’. De criteria hiervoor zijn heel specifiek en staan in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Kort gezegd:
a) de aansprakelijke persoon heeft het nadeel opzettelijk toegebracht
b) de benadeelde heeft lichamelijk letsel, is in zijn eer of goede naam geschaad of op andere wijze in zijn persoon aangetast of
c) de nagedachtenis van een overledene is aangetast. Smartengeld wordt niet vaak toegekend in Kifid-procedures. Het komt een enkele keer voor.
Mogelijk heeft u juridische kosten voor incasso of rechtsbijstand gemaakt voor en tijdens de procedure bij Kifid. U kunt een vergoeding krijgen voor deze kosten. Hiervoor gelden specifieke regelingen die u kunt vinden op onze website.
Het voeren van een procedure kost tijd. Soms verlangen consumenten voor die bestede uren een vergoeding. In het algemeen kent de Geschillencommissie voor bestede tijd echter geen vergoeding toe. Het uitgangspunt is dat de schadevergoeding de financiële schade moet compenseren. In het algemeen hebben de aan de klacht bestede uren uw vermogenspositie niet feitelijk beïnvloed. Dit kan anders zijn wanneer u aantoonbaar inkomsten bent misgelopen.
De Geschillencommissie gaat bij het vaststellen van de schade af op de gegevens die u en de tegenpartij aanleveren. Bent u het samen eens over de relevante bedragen, dan gaat de Geschillencommissie ervan uit dat de bedragen kloppen. Maar bent u het niet eens, dan moet eerst beoordeeld worden welke partij gelijk heeft. Zo nodig zal de Geschillencommissie aanvullende vragen stellen en aanvullende documenten opvragen.
Is het schadebedrag niet precies vast te stellen, dan mag de Geschillencommissie de schade schatten. Levert slechts één partij gegevens over de geleden schade aan en betwist de andere partij dat bedrag niet, dan zal de Geschillencommissie meestal van dat bedrag uitgaan.
De Geschillencommissie kan (aanvullende) vragen stellen over de schadeberekening. Het is zinvol om die voldoende concreet en specifiek te beantwoorden. Als een partij vragen niet of onvoldoende beantwoordt, kan dit betekenen dat de Geschillencommissie alleen op de gegevens van de andere partij afgaat of de schade gaat schatten.
Geactualiseerde versie
Dit is een geactualiseerd kennisdocument en komt in de plaats van de eerder gepubliceerde versie op 30 juli 2021.
Meer over dit onderwerp
Meer voorbeelden uit de Kifid-praktijk
- GC 2025-0206
- GC 2025-0162A
- CvB 2024-0008 (en bijbehorende tussenuitspraak CvB 2023-0012)
- GC 2024-0605
- GC 2024-0566
- GC 2024-0011
- GC 2023-0959
Vindplaats van de genoemde wet- en regelgeving
- Afdeling 10 Burgerlijk Wetboek 6 (Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding)
- Artikel 119 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Artikel 401 Burgerlijk Wetboek Boek 7 (civiele zorgplicht)
De informatie in dit kennisdocument is bedoeld om u inzicht en achtergrond te geven in de manier waarop Kifid met klachten over een bepaald onderwerp omgaat. Dit kan u helpen bij de voorbereiding van uw eigen zaak. Uiteraard is elke situatie anders. In uw klachtzaak kan een omstandigheid spelen die wij hier niet hebben genoemd.