Mijn Kifid

Uitspraak 2010-126

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 126 d.d. 1 juli 2010
(mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren R.H.G. Mijné en H. Mik RA)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door Consument ingevulde vragenformulier, door de Commissie ontvangen op 16 maart 2009, waarmee Consument een verzoek tot geschilbeslechting bij de Commissie aanhangig maakt;
– de brief van Consument van 12 april 2009 met bijlage;
– de brief van Consument van 3 augustus 2009 met bijlagen;
– het antwoord van Aangeslotene met bijlagen van 23 oktober 2009;
– de repliek van Consument van 1 november 2009 met bijlagen;
– de dupliek van Aangeslotene van 8 december 2009;
– de door Consument ter zitting overgelegde pleitaantekeningen; en
– de relevante stukken uit het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft onderhavig geschil met instemming van partijen zonder hoorzitting
behandeld.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft op 25 april 2007 100 coupons (periode 1 juli 2002 tot en met 1 juli 2006) van de converteerbare obligaties 6,5% Rolinco 1967-2007 ter verzilvering aangeboden aan Aangeslotene, die voor de verwerking van de coupons een bankrekening en een effectendepot heeft geopend.
2.2 Op 9 mei 2007 heeft Aangeslotene de rentecoupons op de obligaties per 1 juli 2002
tot en met 1 juli 2006 met Consument afgerekend.
2.3 Op 22 juni 2007 heeft Consument in verband met de aflossing van de lening per 1 juli 2007,
20 obligaties 6,5% Rolinco 1967-2007 met de resterende 20 coupons ter verzilvering aan Aangeslotene aangeboden.
2.4 Aangeslotene heeft de converteerbare obligaties per aflossingsdatum omgezet naar
6,5% cumulatief preferente aandelen Rolinco (hierna: Rolinco 6,5% CPA). Omdat de
conversieverhouding 1:10 was heeft Consument per die datum 200 aandelen Rolinco 6,5% CPA in zijn bezit gekregen. Op 6 juli 2007 heeft Aangeslotene het jaarlijkse dividend op deze aandelen met Consument afgerekend.
2.5 Op 27 juli 2007 heeft Aangeslotene Consument € 23,50 in rekening gebracht voor het openen van de rekening en de daarmede verband houdende kwartaalkosten. Dat bedrag heeft Aangeslotene op 11 september 207 weer bijgeschreven op de rekening van Consument.
2.6 Op 1 juli 2008 heeft Aangeslotene het jaarlijkse dividend op de Rolinco 6,5% CPA per die datum met Consument afgerekend.
2.7 Op 6 juli 2008 heeft Consument zich met een klacht tot Aangeslotene gewend.
2.8 Bij brief van 30 juli 2008 heeft Aangeslotene op de klacht van Consument gereageerd en heeft ze Consument een voorstel ter zake gedaan.
2.9 Op 6 augustus 2008 heeft Aangeslotene coulancehalve € 40 ter dekking van de door
Consument gemaakte kosten en afrondingsverschillen overgemaakt naar de rekening van Consument.
3. Geschil
Het geschil houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
3.1 Consument stelt zich op het standpunt dat hij bij het ter verzilvering aanbieden van de obligaties aan Aangeslotene expliciet aan de desbetreffende medewerker van Aangeslotene kenbaar heeft gemaakt op de aflossingsdatum van de obligaties deze niet om te willen zetten naar aandelen.
3.2 Doordat Aangeslotene tegen zijn expliciete wens in de obligaties toch heeft omgezet in aandelen, waardoor hij sinds 1 juli 2007 jaarlijks een dividenduitkering ontvangt waarop dividendbelasting wordt ingehouden, lijdt Consument naar hij stelt schade.
De schade bestaat zijns inziens uit de ingehouden dividendbelasting, de als gevolg van aandelenbezit betaalde inkomstenbelasting en de, naar hij stelt, daardoor tevens gemiste zorgtoeslag.
3.3 Daarnaast is Consument van mening dat Aangeslotene ten onrechte kosten voor het
aanhouden van een rekening bij hem in rekening heeft gebracht en dat Aangeslotene bij de afwikkeling van de transacties de Europese regelgeving met betrekking tot
afrondingsverschillen niet juist heeft toegepast.
3.4 Aangeslotene is daarentegen de mening toegedaan dat Consument zelf heeft gekozen
voor de mogelijkheid om de onderhavige obligaties op de aflossingsdatum te converteren naar de 6,5% cumulatief preferente aandelen Rolinco en dat als gevolg daarvan door haar met ingang van
1 juli 2007 terecht dividendbelasting is ingehouden
op de dividenduitkering.
3.5 Aangeslotene stelt verder dat Consument ermee bekend was dat aan het aanhouden van een rekening kosten zijn verbonden en dat zij de kosten voor het openen van een rekening alsmede de eerste kwartaalkosten aan Consument heeft gerestitueerd.
Bovendien heeft zij Consument een coulancevoorstel gedaan die naast een coulanceuitkering ter zake van kosten en afrondingsverschillen ertoe zou moeten leiden dat
de rekening, na daartoe verkregen opdracht van Consument om de effecten over te boeken naar een andere dienstverlener, zou worden opgeheven zodat daarvoor ook geen kosten in rekening zouden worden gebracht. Consument heeft nadat de coulance-uitkering aan hem was overgemaakt, naar Aangeslotene stelt, aan haar geen opdracht tot overboeking van de effecten verstrekt. De rekening is daardoor nog immer niet opgeheven, reden waarom Aangeslotene Consument daarvoor nog kosten in rekening brengt.
4. Beoordeling
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, overweegt de Commissie als volgt.
4.1 De Commissie acht het op basis van door partijen over en weer gestelde aannemelijk dat Consument in 2007 zelf heeft ingestemd met de conversie van de converteerbare obligaties 6,5% Rolinco 1967-2007 naar 200 aandelen Rolinco 6,5% CPA. Indien het niet de bedoeling van Consument is geweest om in te stemmen met de conversie,
had het naar het oordeel van de Commissie op zijn weg gelegen om ná constatering van de door hem niet gewenste conversie, de aandelen ofwel te verkopen dan wel een rechterlijke of buitengerechtelijke procedure te starten met het doel de conversie ongedaan te maken. De Commissie stelt vast dat Consument geen van
beide heeft gedaan.
4.2 Indien Consument met zijn klacht heeft bedoeld dat hij op de einddatum van de obligaties geen gebruik heeft willen maken van de mogelijkheid om deze te converteren, maar de contante waarde ervan te willen ontvangen, is de Commissie van oordeel dat Consument díe klacht onvoldoende heeft onderbouwd zodat zij om deze reden dient te worden afgewezen.
4.3 Ten aanzien van de klacht van Consument dat hij nog steeds kosten moet maken voor de effectenrekening die hij bij Aangeslotene aanhoudt, overweegt de Commissie dat haar gebleken is dat dàt het gevolg is van zijn eigen beslissing om geen gebruik te maken van het aanbod van Aangeslotene van 30 juli 2008, nogmaals herhaald bij brief van 19 december 2008, om haar met betrekking tot de effecten een getekende
overboekingsopdracht te verstrekken. Deze klacht acht de Commissie dan ook ongegrond.
4.4 De klacht van Consument dat de door Aangeslotene gehanteerde afrondingsmethodiek bij de verwerking van transacties in strijd zou zijn met een Europese regelgeving, wordt door de Commissie verworpen aangezien de richtlijn waar Consument op doelt niet rechtstreeks van toepassing is op het onderhavige geschil. Overigens is de Commissie gebleken dat het door Aangeslotene op 6 augustus 2008 aan Consument overgemaakte bedrag van € 40 tevens diende ter
dekking van afrondingsverschillen.
4.5 De Commissie benadrukt voorts nog dat haar taak, op basis van haar Reglement, beperkt is tot het oordelen in geschillen tussen Consumenten en Aangeslotenen met betrekking tot een door haar geleverd financieel product of een financiële dienst.
Fiscale aangelegenheden vallen niet onder deze taakomschrijving zodat de Commissie zich daarover niet kan uitspreken.
4.6 Voor zover Consument zich op het standpunt stelt dat Aangeslotene rekening had moeten houden met de fiscale consequenties van de conversie voor Consument, is de Commissie van oordeel dat deze klacht ongegrond moet worden geacht omdat het de eigen verantwoordelijkheid van Consument is om zijn financiën in
overeenstemming te brengen met zijn fiscale verplichtingen. Zonder bijzondere afspraken, waarvan de Commissie in het onderhavige geval niet is geleken, is Aangeslotene niet gehouden om haar dienstverlening af te stemmen op de fiscale
consequenties voor haar cliënten.
4.7 De Commissie concludeert op grond van het vorenstaande dan ook dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de vordering wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak