Mijn Kifid

Uitspraak 2017-157

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-157
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Klacht ontvangen op : 6 oktober 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Life Planning Hypotheken, gevestigd te Budel, verder te noemen de Adviseur
Datum uitspraak : 6 maart 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt over een in 2007 door de Adviseur gegeven (hypotheek)advies. Consument vordert een (nog nader vast te stellen) schadevergoeding voor de teveel betaalde maandlasten over de periode van 2007 tot en met juni 2015. Tevens vordert Consument dat de Adviseur de 33 door hem gestelde vragen (kosteloos) beantwoordt. Het verst strekkende verweer van de Adviseur is dat Consument te laat heeft geklaagd. De Commissie wijst het beroep op artikel 6:89 BW af. De Commissie is voorts van oordeel dat Consument niet, althans onvoldoende concreet, heeft onderbouwd waaruit blijkt dat het advies onvolledig is geweest of onjuistheden zou bevatten. Klacht ongegrond.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier inclusief bijlagen;
• de aanvullende stukken van Consument;
• het verweerschrift van de Adviseur;
• de repliek van Consument;
• de reactie van de Adviseur d.d. 16 oktober 2016;
• de aanvullende stukken van Consument.

De Commissie stelt vast dat de Adviseur heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend. Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 18 oktober 2016, aldaar is Consument verschenen. De Adviseur is opgeroepen, doch niet verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft zich in 2007 tot de Adviseur gewend voor advies en bemiddeling ten behoeve van de aankoop van een nieuwbouwwoning.

2.2 Op 6 september 2007 heeft BLG Hypotheken een hypotheekofferte verstrekt voor een hypothecaire geldlening ad € 500.000,- tegen een rentepercentage van 5,75% en een rentevast periode van 15 jaar.

2.3 Op 6 november 2007 heeft de Adviseur een advies (samenvatting) uitgebracht. Consument is door ondertekening van het advies akkoord gegaan met de inhoud daarvan.

2.4 Op 14 november 2007 heeft BLG Hypotheken de hypotheekaanvraag van Consument definitief geaccepteerd. In de acceptatiebevestiging staat, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘‘(…)
In de hypotheekakte dient een beleggingsrekening aan BLG Hypotheken te worden verpand met een eerste inleg ad EUR 210.000,00.
Hieruit kan jaarlijks achteraf EUR 15.246,00 worden onttrokken. De inleg dient plaats te vinden in een door BLG Hypotheken geaccepteerd beleggingsfonds.
(…)’’

2.5 De hypotheekakte is op 28 november 2007 gepasseerd bij de notaris.

2.6 Op 15 december 2011 heeft de Adviseur in opdracht van Consument een verzoek tot omzetting van de rentevastperiode ingediend bij BLG Hypotheken. De rentevastperiode is op 1 januari 2012 omgezet naar 5 jaar vast tegen een rentepercentage van 5,20%.

2.7 Op 28 oktober 2014 heeft een voortgangsbezoek plaatsgevonden tussen de Adviseur en Consument.

2.8 Bij brief van 16 april 2015 heeft Consument de Adviseur het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Het was geen fijne week i.v.m. het faillissement van [bedrijf], maar met tussenpozen hebben we samen ons toch wel verdiept wat ons in ziens de beste optie zou kunnen zijn om de hypotheek kosten aan te passen. We gaan in principe voor het voorstel -2015 Bemiddeling- met een kleine aanpassing i.v.m. de ASR Garantie verzekering die hier niet in opgenomen was. Hieronder heb ik proberen aan te geven wat onze wens is, als deze uitvoerbaar is.

Deze optie (enkel betrekking op de hypotheek) is overgenomen van jou berekening 2015 Bemiddeld.

€ 500.000,00 x 2,95% = € 14.750,00 p/jaar : 12 mnd. = € 1.229,17 p/mnd. = €147.500,40 p/jaar.

Dit zou vlg. jou berekening inclusief de verzekeringen/lijfrente/cardif en abonnement uitkomen op een maandlast van € 1.470,83 De premie van ASR zouden we stopzetten voor het deels betalen van de boeterente. Dit gaat nu niet door omdat we de boeterente uit eigen middelen betalen en de ASR garantieverzekering in stand willen houden.

Dit betekent als ik de kosten bij elkaar tel:

Kapitaal lijfrenteclausule € 51.08
Verzekering woonpakket € 62,33
Verzekering auto € 28,04
Cardif € 23,72
ASR Garantieverzekering € 158,52
Abonnement € 76,31

Totaal € 400,00

Als ik deze € 400,00 op tel bij de € 1.229,17 zou ik op een maandlast komen van €1.629,17
Dit pakt € 82,21 p/mnd. duurder uit t.o.v. de huidige situatie die we nu hebben van
€ 1.546,96 p/mnd.
En t.o.v. de € 1.470,83 (de berekening van jou) is het € 159,17 duurder.
Dit komt doordat ze de Garantieverzekering in stand willen houden, en daar was met jou berekening geen rekening gehouden.
Is het mogelijk om de maandlasten toch iets te verlichten een kleine onttrekking te doen van
€ 200,00 zodat de maandlast neer komt op € 1.429.17 (€ 117,79 goedkoper als huidige situatie)

De ASR Garantieverzekering in stand houden is misschien toch wel zinvol voor de toekomst.

De boete rente en de gemaakte kosten van Garantis (samen ca. € 16.100,00 zullen we uit eigen middelen betalen en eventueel nog € 20.000,00 naar de beleggersrekening als aanvulling op de ca. 75.000,00 die het nu is. Er blijft dan nog voldoende spaargeld over voor dit moment, en extra inleggen kan dan altijd nog.
We zijn nog een beetje voorzichtig met extra inleggen, omdat de toekomst i.v.m. het faillissement van [bedrijf] op dit moment nog niet duidelijk is.

Kijk er even na, of dit een mogelijkheid is, en als er geen op – of aanmerkingen op zijn graag in gang zetten i.v.m. het einde van de geldigheid van de offerte op 17-04-2015

Verder de vraag of bij BLG de hypotheek opgesplitst kan worden in twee rekeningen van gelijke waarde? We hoorden dit deze week van iemand die zei dat je dan, als de 10 jaar voorbij zijn, er twee mogelijkheden zijn om de volgende rente periode in te gaan. (afhankelijk van de hypotheekrente over 10 jaar.
(…)’’

2.9 Bij e-mail van 20 april 2015 heeft Consument de Adviseur het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Ik was alles weer eens aan het opschonen en kwam het hypotheekadvies van 7 november 2007 tegen waar toen een maandlast van € 619,00 berekend was.
Hoe komt het dat dit nu ongeveer het dubbele is?
(…)’’

2.10 Bij e-mail van 23 april 2015 heeft de Adviseur Consument het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Met betrekking tot de maandlasten in vergelijking tot het advies in 2007:
– In de berekening en adviessamenvatting van 6 nov. 2007, welke door jullie is geparafeerd en ondertekend (dus ik neem aan dat je deze bedoelt), is een netto last opgenomen van
€ 619,- per maand;
– In deze berekening bedraagt de bruto last € 2.236 vóór onttrekkingen en belastingeffect;
– Het rentepercentage in 2007 was 5,75%, deze rente is later omgezet naar het rentepercentage dat je nu, vóór de nieuwe omzetting, betaalt;
– Er is in de berekening een fiscaal voordeel verwerkt van € 4998 per jaar ofwel € 416,50 per maand, het fiscaal voordeel is niet opgenomen in het lastenoverzicht van 10-4-2015;
– Er zijn in de berekening van 2007 onttrekkingen opgenomen van € 19398 per jaar ofwel
€ 1616,50 per maand, thans onttrek je nog € 526 + € 444,50 = € 970,50 per maand en we hebben inmiddels afgestemd dat deze nu verder verlaagd worden tot € 200 per maand;
– De premie voor de ASR Garantieverzekering bedroeg in de berekening€ 157,75 per maand en is geworden € 158,52 per maand, verschil niet noemenswaardig derhalve;
– In de berekening van 2007 is een overlijdensrisicoverzekering van Aegon opgenomen tegen premie van € 98,66 per maand, door jouw ([naam]) gezondheidssituatie kon deze verzekering alleen tegen een premie van meer dan € 400,- worden afgesloten en daarom is er van afgezien;
– Voorts spelen inkomen, woz en andere factoren nog een rol t.a.v. het belastingeffect, dat laat ik nu buiten beschouwing;
– De lijfrenteverzekering bij Onderlinge ’s GravenHage is wel opgenomen in het lastenoverzicht 2015, niet in de hypotheekberekening van 2007;
– Dit geldt ook voor de Cardif overlijdensrisicoverzekering van [naam 1];
– Dit geldt ook voor de premies van de schadeverzekeringen bij Unigarant;
– Tot slot kenden wij in 2007 nog geen provisieverboden en abonnementsysteem, dus ook het abonnement is niet opgenomen in de berekening van 2007.

Kortom, de berekeningen en overzichten zijn wel te vergelijken, maar inhoudelijk wezenlijk anders.
(…)’’

2.11 Op 12 juni 2015 heeft een persoonlijk gesprek plaatsgevonden tussen Consument en de Adviseur.

2.12 Bij brief van 17 juni 2015 heeft Consument de Adviseur 33 vragen gesteld over het advies uit 2007.

2.13 Op 1 juli 2015 is op verzoek van Consument de rentevastperiode van de hypothecaire geldlening aangepast naar 12 jaar vast tegen een rentepercentage van 2,85%,

2.14 Bij brief van 17 september 2015 heeft de Adviseur gereageerd op de brief van Consument van 17 juni 2016.

2.15 De Adviseur heeft de relatie met Consument per 1 januari 2016 beëindigd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Adviseur wordt veroordeeld tot betaling van een (nog nader vast te stellen) schadevergoeding voor de teveel betaalde maandlasten over de periode van 2007 tot en met juni 2015, zodat de maandlast van Consument tot het einde van de looptijd van de hypothecaire geldlening vaststaat op een nettobedrag van € 550,-. Tevens vordert Consument dat de Adviseur de 33 door hem gestelde vragen (kosteloos) beantwoordt.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
• De persoonlijke voorkeuren van Consument, zoals vastgelegd in het adviesrapport van 2007, zijn niet door de Adviseur nageleefd. De maandlast van Consument is thans het dubbele ten opzichte van het door de Adviseur gegeven advies van € 619,- in november 2007. In het adviesrapport is niet het juiste bedrag overgenomen van de acceptatiedesk van BLG Wonen. Consument heeft hierdoor € 346,- per maand minder kunnen onttrekken van de beleggingsrekeningen. Indien dit wel het geval zou zijn geweest, dan had Consument jaarlijks een bedrag van € 4.152,- (12 x € 346,-) extra kunnen aflossen. De belastingteruggave was volgens het advies van de Adviseur € 416,- per maand, maar in werkelijkheid bedroeg de belastingteruggave € 326,-. In het advies van de Adviseur staat een premie risicodekking van Aegon opgenomen, terwijl deze uiteindelijk is afgewezen. De maandlast zou dus lager moeten zijn. Indien Consument op voorhand hiervan op de hoogte was, dan was hij nooit met het advies van de Adviseur akkoord gegaan. Kortom, de Adviseur heeft onjuiste gegevens in het advies verwerkt, waardoor de maandlast altijd hoger is geweest dan het in het advies opgenomen bedrag van € 619,-.
• De klacht met betrekking tot het advies in 2007 is – gelet op de persoonlijke situatie van Consument – pas enkele jaren later naar voren gekomen. Door drukte op het werk, drukte met betrekking tot de afbouw van de woning en de onzekerheid van de toen nog onverkochte woning, is helaas weinig tot geen aandacht besteed aan de hogere maandlast. Consument heeft de afgelopen jaren meer aan zijn hoofd gehad dan de verschillen in de maandlasten en de toedracht daarvan.
• In mei 2008 is een bedrag van € 23.116,60 betaald aan Bouwbedrijf [X]. Tot op heden begrijpt Consument niet waarom dit bedrag is betaald.
• Aangezien het spaargeld van Consument snel op was en de woning nog afgewerkt moest worden, heeft Consument uit noodzaak contact gezocht met de Adviseur. Op advies van de Adviseur is Consument akkoord gegaan met een extra onttrekking van € 35.000,- van de beleggingsrekening. Consument kon hierdoor maandelijks € 300,- minder onttrekken van de beleggingsrekening, waardoor de maandlast € 300,- hoger werd.
• In het advies van 2007 staat een vrij depot opgenomen van € 40.000,- waaruit vrij onttrokken zou kunnen worden. De Adviseur heeft dit bedrag nimmer onder de aandacht van Consument gebracht.
• Consument stelt als mogelijke aflossing voor om de waarde van de drie beleggingsrekeningen af te kopen en met eigen middelen aan te vullen tot een bedrag van
€ 100.000,-.

Verweer van de Adviseur
3.3 De Adviseur heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument had zich veel eerder, specifiek ten tijde van de advisering in 2007, of in ieder geval direct daarna moeten verdiepen in het advies en de berekeningen. Consument heeft verzuimd tijdig een klacht in te dienen ten aanzien van het in 2007 verstrekte advies en/of de resultaten daarvan. Consument heeft de klacht en in het bijzonder de eis tot schadevergoeding niet deugdelijk onderbouwd. Door het verstrijken van de tijd en het niet tijdig indienen van de klacht, zijn de redelijke belangen van de Adviseur geschaad. Deze belangen zien onder meer op het verzekeren van juridische bijstand en aansprakelijkheid. Indien Consument de netto maandlast als hoogste prioriteit, of zoals nu blijkt zelfs als eis heeft gesteld, had reeds ten tijde van de advisering hierop kunnen worden ingegaan en hiernaar kunnen worden gehandeld. Consument had zijn aangepaste wensen, voorkeuren of eisen onverwijld aan de Adviseur kenbaar moeten maken en zodanig dat geen enkele twijfel had kunnen bestaan ten aanzien van het vereiste niveau aan maandlasten, alsmede ten aanzien van de restschuld op de einddatum. De Adviseur had op dat moment met Consument in overleg kunnen treden over de realisatie van de vereiste maandlast en de daaraan verbonden consequenties. In elk geval had de thans ontstane situatie waar mogelijk voorkomen kunnen worden. Doordat Consument zijn eisen ten aanzien van de netto maandlast en restschuld niet tijdig kenbaar heeft gemaakt aan de Adviseur, is de Adviseur niet in de gelegenheid gesteld (voor zover mogelijk) maatregelen te nemen. Consument heeft derhalve niet voldaan aan de eisen ten aanzien van de klachtplicht.
• De Adviseur acht het niet redelijk dat Consument via het Kifid tracht te bewerkstelligen dat de 33 door hem gestelde vragen beantwoord worden door de Adviseur. De Adviseur zou de berekeningen van Consument moeten analyseren, de bevindingen aan Consument moeten mededelen, de mogelijke verschillen in uitkomsten moeten weergeven en moeten onderbouwen waar de verschillen dan uit volgen. Voor zover het al redelijk zou zijn om de adviesvragen betreffende een dossier uit 2007 opnieuw te beantwoorden, heeft te gelden dat advieswerkzaamheden in het huidige tijdperk dienen te worden betaald en geen onderdeel zijn van klachtbehandeling. De positie en rol van het Kifid is naar het oordeel van de Adviseur niet dat klagers adviesvragen, welke niet door hun adviseur wordt beantwoord, via het Kifid alsnog kunnen laten beantwoorden. Het is niet aan de Adviseur om de berekeningen van Consument te controleren, te analyseren, te weerleggen of te onderbouwen.
• Indien Consument zich niet met de voortgang van het advies- en bemiddelingstraject had kunnen verenigen, dan had het in de lijn der verwachting gelegen dat hij op enig moment een halt zou hebben toegeroepen aan het traject. In tegenstelling daarvan zijn telkens voorgangsbesprekingen gevoerd en vervolgacties ondernomen. Ook in de jaren na het afsluiten van de hypothecaire geldlening en aanverwante producten, heeft Consument gebruik gemaakt van de dienstverlening. Zelfs in 2015 is een nieuwe opdracht verstrekt aan de Adviseur.
• Het is Consument bekend dat sinds het in 2007 verstrekte advies vele wijzigingen in zijn persoonlijke situatie hebben plaatsgevonden en daardoor ook in zijn financiële dossier. Deze wijzigingen hebben geleid tot de actuele situatie van Consument. Voorts zijn tal van andere factoren bepalend geweest voor de uiteindelijke (netto) maandlasten van Consument, waaronder bijvoorbeeld fiscale aspecten en het inkomen van Consument.
De Adviseur verstrekt nooit een garantie op omstandigheden die wel of niet zullen optreden. In het advies staat ook expliciet opgenomen dat geen rechten kunnen worden ontleend aan de adviesberekening.
• De Adviseur heeft in 2007 geen advies verstrekt op basis van de huidige doelstellingen van Consument. Consument heeft na vele gesprekken met adviseurs, maar ook elders, de keuze gemaakt voor het door de Adviseur gegeven advies. Consument heeft bewust gekozen voor een optie met beleggen.
• Consument heeft destijds keuzes gemaakt die niet zien op een gegarandeerde maandlast en restschuld, maar op een betaalbare maandlast voor de eerste rentevastperiode en ter realisatie van een woning in optimale staat. Na het afsluiten van de hypothecaire geldlening heeft Consument bepaalde keuzes gemaakt, waaronder het aangaan van extra meerwerk en tal van andere verbeteringen aan de woning. Indien vanaf aanvang in 2007 sprake was geweest van een vereiste netto maandlast en restschuld op einddatum, dan had Consument daartoe in eerste plaats zelf zijn verantwoordelijk moeten nemen. In tegenstelling tot het doen van extra investeringen in de woning, als ook de aanschaf van een andere auto, waarvoor de daartoe benodigde middelen geheel of gedeeltelijk zijn onttrokken uit beleggingen, had Consument ook de keuze kunnen maken om de investeringen te beperken, de (rest)schuld niet verder te verhogen of uit vrije middelen zelfs te verlagen. Consument had derhalve schadebeperkend moeten handelen.
• Het is aan Consument om de financiële schade die hij zou hebben geleden eenduidig te formuleren en te onderbouwen. Niet is gebleken dat het door de Adviseur verstrekte advies in 2007 destijds niet naar wens van Consument is geweest. Consument heeft in het geheel geen financiële schade geleden als direct gevolg van het uitgebrachte en door Consument opgevolgde advies in 2007.

4. Beoordeling

De klachtplicht ex artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (BW)
4.1 De Commissie oordeelt allereerst over het verst strekkende verweer van de Adviseur, dat erop neerkomt dat Consument te laat heeft geklaagd. Consument had zich veel eerder – specifiek ten tijde van de advisering in 2007 – of in ieder geval direct daarna moeten verdiepen in het advies en de berekeningen, aldus de Adviseur.

4.2 De Commissie overweegt als volgt. Zoals is overwogen in HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, dient de vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waarbij van groot gewicht is of de Adviseur in zijn belangen is geschaad. De tijd die is verstreken tussen het moment dat het gebrek in de prestatie is ontdekt of had moeten worden ontdekt, in dit geval ziet het gebrek op het advies en de berekeningen zoals neergelegd in het door de Adviseur gegeven advies van 2007, en het indienen van de klacht is weliswaar een belangrijke factor, maar niet doorslaggevend.

4.3 De Commissie stelt vast dat de Adviseur – afgezien van de stelling dat Consument niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht – te algemeen heeft gesteld en niet nader heeft onderbouwd op welke wijze hij door het niet binnen bekwame tijd klagen van Consument, in zijn belangen wordt geschaad. Het voorgaande brengt mee dat het beroep op artikel 6:89 BW wordt afgewezen.

Ter zitting
Consument heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat hij het klachtonderdeel met betrekking tot het aan Bouwbedrijf [X] betaalde bedrag van € 23.116,60 niet langer wenst te handhaven. Dit gedeelte van de klacht wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.

Advies(samenvatting) 2007
4.4 De Commissie ziet zich thans gesteld voor de vraag of de Adviseur gehouden is de teveel betaalde maandlasten over de periode van 2007 tot en met juni 2015 te vergoeden en de 33 door Consument gestelde vragen (kosteloos) te beantwoorden. De Commissie is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt hiertoe als volgt.

4.5 Voorop staat dat voor toewijzing van de vordering van Consument op zijn minst vereist is dat Consument schade heeft geleden en in voldoende mate vaststaat dat de door Consument gestelde schade in causaal verband staat tot de door Consument gestelde toerekenbare tekortkoming van de Adviseur. Aangezien Consument zich beroept op het feit dat het door de Adviseur gegeven advies in 2007 op basis van onjuiste gegevens omtrent de financiële- en vermogenspositie van Consument is gestoeld, rust op hem ook de last om die stelling te onderbouwen en zo nodig te bewijzen (zie artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

4.6 Niet ter discussie staat dat de Adviseur Consument en zijn partner heeft geadviseerd over en heeft bemiddeld bij de in 2007 afgesloten financiering ten behoeve van de aankoop van een nieuwbouwwoning. Consument voert onder meer aan dat de Adviseur onjuiste gegevens in het advies heeft verwerkt met als gevolg dat zijn maandlast thans het dubbele is ten opzichte van het in het advies opgenomen bedrag van € 619,-. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Consument – zowel in de interne klachtprocedure bij de Adviseur als in de procedure bij Kifid – niet nader onderbouwde berekeningen met daarbij 33 gestelde vragen overgelegd. Naar het oordeel van de Commissie is noch gebleken, noch door Consument voldoende onderbouwd, dat de Adviseur zijn beoordeling destijds op basis van onjuiste gegevens omtrent de financiële- en vermogenspositie van Consument heeft uitgevoerd. De enkele constatering van Consument dat de maandlast in de jaren na de aankoop van de woning niet overeenkomt met het in het advies opgenomen bedrag, betekent niet dat het destijds door de Adviseur verstrekte advies verwijtbaar onjuist was en schade heeft veroorzaakt. Indien er onduidelijkheden waren met betrekking tot de in het advies opgenomen bedragen, had het op de weg van Consument gelegen om destijds aan de bel te trekken bij de Adviseur. Consument heeft dit nagelaten. Bovendien acht de Commissie het niet onaannemelijk dat de vele wijzigingen in zowel de financiële als de persoonlijke situatie van Consument – die na de aankoop van de woning hebben plaatsgevonden – hebben geleid tot de hogere maandlast voor Consument.

4.7 Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Consument worden afgewezen. Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een ander oordeel leiden en zal derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vorderingen af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak