Mijn Kifid

Uitspraak 2017-167 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-167
(mr. R.J. Verschoof (voorzitter, mr. M.C.M. van Dijk en mr. M.L. Hendrikse (leden) en
mr. D.J. Olthoff, secretaris)

Klacht ontvangen op : 15 december 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Den Haag, u
verder te noemen Verzekeraar, waarbij de uitvoering van rechtsbijstand is overgedragen
aan SRK Rechtsbijstand, gevestigd te Zoetermeer, verder te noemen rechtsbijstand
uitvoerder
Datum uitspraak : 9 maart 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Rechtsbijstandverzekering. De Commissie oordeelt dat de rechtsbijstand uitvoerder – en daarmee de verzekeraar – toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Hieruit volgt echter niet dat de door Consument geclaimde schade voor vergoeding in aanmerking komt. Consument is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat door de fout van de rechtsbijstand uitvoerder de door hem geclaimde schade is ontstaan. De vordering van Consument wordt afgewezen

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de door Verzekeraar overgelegde pleitnota;
• de brief van Verzekeraar van 15 september 2016;
• het e-mailbericht van Consument van 19 september 2016;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 9 september 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft bij Verzekeraar een rechtsbijstandverzekering, als onderdeel van een zogeheten “ZekerheidsPakket Particulieren” gesloten. Van toepassing zijn de Polisvoorwaarden Rechtsbijstandverzekering voor Particulieren (RVP), versie PP 1200-04.
Artikel 24.4 van de verzekeringsvoorwaarden luidt:
“Conflicten bij de bouw en verbouw van uw eigen woning
[naam rechtsbijstand uitvoerder] verleent u rechtsbijstand bij conflicten die verband houden met (of voortvloeien uit) de bouw of verbouw van uw eigen woning. Hieronder vallen onder andere conflicten met aannemers en architecten.”

2.2 In de door Verzekeraar verstrekte informatie is onder meer het volgende te lezen:
“Wat mag u van ons verwachten?
• Wij helpen u zo snel mogelijk.
• Voor juridisch advies of rechtsbijstand kunt u 24 uur per dag, 7 dagen per week contact opnemen met [naam en telefoonnummer rechtsbijstand uitvoerder].
• Voor overige vragen kunt u contact opnemen met [naam verzekeraar] of uw verzekeringsadviseur.
• We informeren u over veranderingen. Denk aan wijzigingen in de premie en voorwaarden of veranderingen in de dekking.”

2.3 Op 16 september 2014 heeft Consument bij de rechtsbijstand uitvoerder – in de persoon van de behandelaar die in 2012 betrokken was bij de behandeling van een door Consument gemeld burengeschil – verzocht om juridische bijstand in verband met een geschil tussen hem en zijn aannemer (een besloten vennootschap). Consument is met deze aannemer de nieuwbouw van een woning overeengekomen. In zijn mailbericht laat Consument weten dat het werk voor 90% gereed is, maar niet wordt afgemaakt. Consument noemt de formele opleverdatum (die dan al 14 maanden is verstreken) en meldt dat de aannemer ‘recent weer verzocht om uitstel’, betalingsproblemen heeft en recent een nieuwe B.V. heeft opgericht. Verder is in het bericht te lezen: “(…) Kunt u, onder onze verzekering, ons adviseren hoe we dit op de juiste juridische wijze moeten doen? We wachten nl. al zo lang dat we, na het laatste uitstel, graag de laatste zaken door een andere aannemer willen laten afmaken, het liefst zo snel mogelijk. Graag verneem ik van u wat de beste weg is om te bewandelen (…).”.

2.4 Consument vermeldt in zijn eerste bericht aan de rechtsbijstand uitvoerder nog niet dat hij in de zomer van 2014 aan de aannemer € 35.000,- heeft betaald om diens liquiditeitsprobleem te verhelpen en zo de voortgang van het werk te bewerkstelligen. Ook vermeldt Consument niet dat de aannemer (de bestuurder van de besloten vennootschap) daags na deze betaling een tijd naar het buitenland is gegaan in plaats van de bouw voort te zetten.

2.5 Op 22 en 28 september 2014 heeft Consument aanvullende informatie aan de desbetreffende behandelaar toegezonden. In het laatste bericht verwijst Consument naar een telefoongesprek met de behandelaar aan wie het bericht is gestuurd.
2.6 Op 13 oktober 2014 heeft de echtgenote van Consument per e-mail aan de behandelend jurist van Verzekeraar onder meer het volgende geschreven:
“Op 22 september heeft mijn echtgenoot (naam echtgenoot), u de informatie doorgestuurd betreffende de huidige situatie rondom de bouw van ons huis(…). De geplande oplevering in juli 2013 is niet gehaald. (…) De aannemer claimt geen geld te hebben om zaken af te maken. (…) Ik treed graag in overleg met u over de vraag hoe nu verder?
Ik wil graag mijn huis af hebben. Ik heb begrepen dat het niet wijs is het door een andere partij laten afmaken zonder [naam aannemer] eerst formeel in gebreke te hebben gesteld. Kunt u mij informeren over de te ondernemen acties. Ik hoor graag van u. (…)”.

2.7 Op 6 november 2014 is er telefonisch contact tussen de rechtsbijstand uitvoerder en de echtgenote van Consument en maakt de rechtsbijstand uitvoerder een begin met de verdere behandeling van het dossier.

2.8 Op 17 november 2014 stuurt de behandelaar een eerste concept van een sommatiebrief aan Consument. Na commentaar door een adviseur van Consument op 20 november 2014, volgt een tweede concept op 3 december 2014. Daarna is er nog drie keer een mailcontact over veranderingen in het concept.

2.9 Op 17 december 2014 heeft de rechtsbijstand uitvoerder namens Consument een brief gezonden aan de wederpartij van Consument, de aannemer, waarin onder meer het volgende te lezen is:
“Cliënten hebben op 3 november 2012 met [naam aannemer] een aannemingsovereenkomst gesloten inhoudende (…). Van de aanneemsom van € 557.093,00 incl. BTW hebben cliënten een bedrag van € 529.241,00 betaald.
Oplevertermijn.
Het werk is echter tot op heden niet opgeleverd. (…)
[Naam aannemer] heeft zich jegens cliënten contractueel verplicht om het werk op te leveren op
16 juli 2013. (…). Van cliënten heb ik begrepen dat u hen tijdens een persoonlijk gesprek heeft geïnformeerd dat er sprake was van financiële problemen. Om te voorkomen dat dit feit van negatieve invloed zou zijn op de voortgang hebben cliënten een bedrag van € 35.000,00 aan u overgemaakt. (…). Cliënten hebben erop vertrouwd dat dit gebaar van financiële ondersteuning gebruikt zou worden om vooruitgang te boeken. Des te teleurstellend was het voor hen om te vernemen dat u de dag erna voor twee maanden naar het buitenland bent vertrokken. U zult begrijpen dat nu dit bedrag niet is aangewend voor het doel waarvoor cliënten dit aan u hebben overgemaakt, cliënten hiervan per omgaande terugbetaling vorderen. Uitgaande van een opleverdatum van 16 juli 2013 is er sprake van een zeer forse overschrijding van de bouwtijd van in ieder geval 510 kalenderdagen, hetgeen op grond van de technische omschrijving een korting oplevert van € 76.500,00.
(…)
Mocht [naam aannemer] binnen de genoemde termijn geen gehoor geven aan mijn verzoeken c.q. sommaties dan stel ik [naam aannemer] reeds nu voor alsdan in gebreke zodat na het verstrijken van de termijn van drie weken aan de zijde van [naam aannemer] sprake zal zijn van verzuim. Cliënten behouden zich in dat geval het recht voor om de met [naam aannemer] gesloten overeenkomst (partieel) te ontbinden en aanspraak te maken op schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie van [naam aannemer], onverminderd het recht tot het vorderen van aanvullende schadevergoeding.”.

2.10 Op 15 januari 2015 ontving Verzekeraar het bericht dat het bedrijf van de aannemer per 31 december 2014 is geliquideerd.

2.11 In een brief van 29 april 2015 heeft Verzekeraar gereageerd op een door de gemachtigde van Consument ingediende klacht. In deze brief is onder meer het volgende te lezen:
“(…) Vertraging aanmaken nieuwe zaak
Inzake uw opmerking over de miscommunicatie kan ik u melden dat er geen sprake was van een miscommunicatie aan de zijde van de behandelaar. Zij heeft in september op verzoek van cliënt een nieuw dossier laten aanmaken. Dit is helaas intern niet goed verlopen waardoor er geen dossier is aangemaakt. Na een rappel van de zijde van cliënten in november 2014 heeft de behandelaar dit direct opgepakt en alsnog een zaak aangemaakt. Ik ben het met u eens dat het dossier vanaf 29 september 2014 t/m 6 november onnodig heeft stilgelegen en bied hiervoor dan ook excuses aan.
Voortgang behandeling
Bestudering van het dossier leert dat door de behandelaar het dossier begin november voortvarend is opgepakt. Na toezending van de diverse stukken waarvan de laatste op 14 november 2014 heeft zij direct op 17 november 2014 een concept brief opgesteld voor de wederpartij. (…) Uiteindelijk is op 17 december 2014 de brief naar de wederpartij verzonden. Uit bovenstaande gang van zaken volgt niet dat er sprake is geweest van verwijtbare vertraging aan de zijde van [ naam rechtsbijstand uitvoerder] na het in behandeling nemen van de zaak op 6 november 2014.
Mogelijkheden verhalen schade
Inzake het vervallen van de mogelijkheden tot verhaal door te late actie aan de zijde van
[naam rechtsbijstand uitvoerder] moet ik u mededelen dat de vertraging, voor zover deze te wijten was aan [naam rechtsbijstand uitvoerder], niet tot schade voor cliënten heeft geleid. Immers, al was er direct in september 2014 een brief verzonden en, na een redelijke termijn, in oktober een procedure opgestart dan had gelet op de minimale doorlooptijd van een dergelijke procedure van één jaar er geen sprake geweest van een vonnis op 31 december 2014. Op het moment van ontbinding was het voortzetten van de procedure niet meer mogelijk geweest en was de positie van cliënten gelijk geweest aan de huidige positie.

2.12 Op 30 oktober 2015 heeft Consument de rechtsbijstand uitvoerder aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade ten gevolge van een volgens hem door de rechtsbijstand uitvoerder gemaakte beroepsfout. Bij brief van 19 november 2015 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de rechtsbijstand uitvoerder van Verzekeraar als volgt gereageerd:
“(…) U heeft onze verzekerde [naam rechtsbijstand uitvoerder] medio september 2014 om rechtsbijstand verzocht in verband met een geschil met de firma [naam aannemer]. [Naam rechtsbijstand uitvoerder] zou deze zaak (in eerste instantie) niet voortvarend hebben opgepakt. Onze verzekerde betwist dit, anders dan dat zij wel heeft erkend dat het dossier in de periode 29 september 2014 – 6 november 2014 niet actief is behandeld. Dit was gelegen aan een misverstand. Dat is weliswaar ongelukkig, waarvoor excuses zijn aangeboden, maar het vormt (ook) ons inziens op zichzelf niet een gerechtvaardigd verwijt, in die zin dat sprake zou zijn geweest van een beroepsfout. Laat staan dat sprake zou zijn van causaal verband. [Naam aannemer] is per 31 december 2014 ontbonden en uitgeschreven bij het Handelsregister. Begrijpen wij u goed, dan verwijt u [naam rechtsbijstand uitvoerder] ook niet dat [naam aannemer] is geliquideerd, maar wel dat door vermeende nalatigheid van [naam rechtsbijstand uitvoerder] u in spreekwoordelijke zin 3-0 achter staat en dat in zgn. kostbare maanden (door toedoen van [naam rechtsbijstand uitvoerder]) verhaalsobjecten zijn weggesluisd. Het is aan u te onderbouwen dat een meer voortvarende aanpak aangewezen was en zo ja waaruit die aanpak dan zou hebben moeten bestaan. Ook dient u nader te onderbouwen dat die andere aanpak dan voor u tot een andere (ofwel een voor u in financiële zin betere) uitkomst had geleid. Voor nu hebben wij in ieder geval gen redenen gezien te veronderstellen dat sprake was van een gemaakte beroepsfout, (kort gezegd) bestaande uit een gemiste kans, die, zou een andere strategie zijn doorlopen, onmiskenbaar tot een andere uitkomst had geleid. (…)”.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 191.000,00 schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit de volgende componenten: boete wegens te late oplevering bouwproject, kosten in verband met het niet afmaken van het bouwproject, herstelkosten, vervallen van garanties, extra huurkosten en overige kosten.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Volgens Consument is Verzekeraar toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De door Verzekeraar verleende juridische bijstand tot en met december 2014 is te traag en slordig geweest. Ook na rappel (op 22 september en 13 oktober 2014) kwam hier geen verbetering in terwijl Verzekeraar van begin af aan actief had moeten optreden teneinde mogelijk “leeghalen” van de het bedrijf van de wederpartij te voorkomen. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor een verhaalsactie beperkt. Verzekeraar had de regie moeten nemen maar heeft dit niet gedaan. Ook nadat de termijn voor reageren in januari was verlopen, heeft Consument Verzekeraar opnieuw moeten rappelleren.
• Als Verzekeraar voortvarend zou zijn opgetreden, zou in september 2014 beslag kunnen zijn gelegd op alle goederen van de aannemer en zou geen liquidatie hebben plaatsgevonden.
• Een actie op grond van bestuurdersaansprakelijkheid zou voor rekening en risico van Verzekeraar moeten plaatsvinden, waarbij Consument eerst schadeloos wordt gesteld. Consument heeft geen vertrouwen meer in Verzekeraar, te minder daar deze heeft verzuimd in een eerder stadium te onderzoeken in hoeverre verhaal op de aannemer persoonlijk mogelijk zou zijn. Consument is wel bereid mee te werken aan een verhaalsactie.

Verweer
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft reeds op 2 oktober 2012 melding gemaakt van een burengeschil. De rechtsbijstand uitvoerder, die namens Verzekeraar optreedt, heeft deze kwestie in behandeling genomen. In juli 2013 wordt het dossier gesloten omdat de buren geen verdere actie ondernemen.
Medio september 2014 heeft Consument opnieuw contact opgenomen met de behandelend jurist die bij de reeds afgesloten kwestie betrokken was, ditmaal in verband met een geschil met zijn aannemer. Op 6 november 2014 geeft Consument telefonisch te kennen dat hij wil bereiken dat de aannemer in de toekomst geen aanspraak meer kan maken op nakoming door Consument van de nog te betalen termijn uit de aannemingsovereenkomst, een bedrag van € 27.852,00. Consument zegt toe informatie toe te zenden met betrekking tot de gebreken die aan het werk van de aannemer kleven.
Deze informatie volgt op en na 14 november 2014. De langzame start van de behandeling van de zaak is derhalve niet aan de namens Verzekeraar optredende rechtsbijstand uitvoerder te wijten, zij het dat wel wordt erkend dat het dossier in de periode van
29 september 2014 – 6 november 2014 niet actief is behandeld. Dit rechtvaardigt evenwel niet de conclusie dat door Verzekeraar een beroepsfout is gemaakt. Los daarvan is er ook geen causaal verband tussen de gestelde schade en de handelwijze van Verzekeraar in de periode van 29 september 2014 – 6 november 2014.
• Op 17 november 2014 heeft de rechtsbijstand uitvoerder het eerste concept van de sommatie aan de aannemer aan Consument toegezonden. Intussen laat Consument zich vertegenwoordigen door een andere gemachtigde naast de rechtsbijstand uitvoerder. Mede hierdoor kan de sommatie pas op 17 december 2014 aan de aannemer worden gezonden.
• Consument heeft niet aannemelijk gemaakt dat een meer voortvarende handelwijze aan de kant van Verzekeraar zou hebben geleid tot een andere uitkomst van de zaak. Het verwijt van Consument dat hij door een beroepsfout van Verzekeraar financiële schade heeft geleden, vindt geen steun in het dossier. Integendeel, uit het dossier blijkt dat de aannemer zich reeds in de zomer van 2014, of mogelijk eerder, in een slechte financiële positie bevond en Consument zich – nog voordat hij het geschil meldde – door de aannemer heeft laten overhalen om (onverplicht) een bedrag van € 35.000 aan hem te betalen.
• Verzekeraar is bereid om namens Consument een verhaalsactie richting de bestuurder van het geliquideerde bedrijf te ondernemen.
• Consument heeft zich in september 2014 tot Verzekeraar gewend voor juridische bijstand opdat hij geen betaling meer zou hoeven verrichten aan de aannemer. Daarna is de eis gewijzigd in een vordering tot (terug)betaling van een geldsom door de aannemer aan Consument.

4. Zitting

Ter zitting is besloten dat partijen met elkaar in overleg treden om te bezien of er alsnog een oplossing in der minne mogelijk is.
Per e-mailbericht van 19 september 2016 van Consument en bij brief van 15 september 2016 van Verzekeraar hebben partijen de Commissie bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen en zij hebben de Commissie verzocht uitspraak te doen.

5. Beoordeling

5.1 De Commissie is van oordeel dat de rechtsbijstand uitvoerder – aan wie Verzekeraar de rechtsbijstandsverlening ten behoeve van Consument heeft uitbesteed, waardoor Verzekeraar verantwoordelijkheid draagt voor de rechtsbijstand uitvoerder – na de schademelding in september 2014 tot en met december 2014 onvoldoende voortvarend en inhoudelijk inadequaat is opgetreden.

5.2 Door een fout bij de rechtsbijstand uitvoerder is van het verzoek om rechtsbijstand op
16 september 2014 geen dossier aangemaakt. Die fout is niet hersteld nadat er aanvullende informatie kwam van Consument op 22 september 2014. Die fout is evenmin hersteld toen er aanvullende informatie kwam van Consument op 28 september 2014. Die fout is niet hersteld na het herhaald verzoek om rechtsbijstand en om overleg door de echtgenote van Consument op 13 oktober 2014. Pas na een telefonisch overleg op 6 november 2014, kwam de rechtsbijstand uitvoerder op gang.
Voor de Commissie blijft onduidelijk – ook na vragen daarover tijdens de zitting – waarom de schadebehandelaar van de rechtsbijstand uitvoerder – met wie alle contacten in deze periode plaatsvonden – niet in actie is gekomen. Het niet aanleggen van een dossier, waartoe dezelfde schadebehandelaar volgens de rechtsbijstand uitvoerder in september 2014 instructie had gegeven, behoort daartoe geen belemmering te zijn; zeker niet nadat diezelfde behandelaar door de berichten van 22 september 2014, 28 september 2014 en 13 oktober 2014 werd herinnerd aan het probleem van Consument met zijn aannemer.
Het gebrek aan voortvarendheid blijft vervolgens vanaf 6 november 2014 bestaan. Het optreden van de rechtsbijstand uitvoerder kenmerkt zich door een algehele afwezigheid van een gevoel van urgentie. Het opstellen van een sommatiebrief in de juridisch toch eenvoudige kwestie tussen Consument en zijn aannemer vergde vier concepten en het versturen van die brief duurde nog bijna zes weken nadat de rechtsbijstand uitvoerder uiteindelijk op 6 november 2014 in actie was gekomen. Inmiddels waren er al drie maanden verstreken sinds het eerste verzoek om rechtsbijstand. Het gevoel van urgentie was overigens nog steeds niet aanwezig bij de rechtsbijstand uitvoerder: de gestelde sommatietermijn van drie weken is riant (vanuit de aannemer bezien).
De inhoud van de behandeling laat eveneens te wensen over. Verzekeraar heeft geen goede verklaring voor het feit dat na de schademelding niet direct is overwogen om conservatoir beslag te laten leggen en onderzoek te doen of de bestuurder van de aannemer persoonlijk aansprakelijk gesteld kon worden. De Commissie gaat ervan uit dat de informatie over de betaalde € 35.000,- in de contacten tussen Consument en de behandelaar van de rechtsbijstand uitvoerder Consument na 16 september 2014 aan de orde is gekomen, zeker toen deze behandelaar zich ging zetten aan het opstellen van de sommatiebrief. Consument had op grond van de met Verzekeraar gesloten overeenkomst, die nu juist door haar aard gekenmerkt zou moeten worden door prompte dienstverlening, mogen verwachten dat Verzekeraar de regie zou nemen en met spoed waar mogelijk de belangen van Consument veilig zou stellen.

5.3 Het optreden van de rechtsbijstand uitvoerder is onder de maat van wat een Consument van een redelijk bekwaam en redelijk handelend rechtsbijstandsverlener mag verwachten. Uit de aard van de rechtsverhouding tussen partijen vloeit in een geval als dit voort dat voor het intreden van verzuim van de rechtsbijstand uitvoerder niet nodig is dat Consument daartoe eerst een sommatie aan de rechtsbijstand uitvoerder verstuurt. De conclusie is dat is komen vast te staan dat de rechtsbijstand uitvoerder – en daarmee Verzekeraar – toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.

5.4 Uit deze conclusie volgt echter niet dat Consument Verzekeraar met succes kan aanspreken tot betaling van de schade die Consument heeft geleden door het niet afbouwen van zijn woning en de liquidatie van de besloten vennootschap die hij als aannemer in de arm had genomen. Daarvoor is nodig dat komt vast te staan dat het optreden van de rechtsbijstand uitvoerder tot schade heeft geleid. Een vereiste daarvoor dat komt vast te staan dat voortvarend en adequaat optreden had geleid tot het voorkomen van de schade die Consument nu eist van Verzekeraar.
Gelet op de gestelde omstandigheden van het geval kan die conclusie niet worden getrokken. De aannemer verkeerde al in de zomer van 2014 in zulke grote liquiditeitsproblemen dat Consument onverplicht € 35.000,- (namelijk te vroeg, gelet op de voortgang van het werk) heeft voldaan om de bouw van zijn woning te laten voortgaan. De bestuurder van de aannemer vertrok vervolgens naar het buitenland, blijkbaar zonder de bouw voort te zetten. De bestuurder had bovendien al een nieuwe vennootschap opgericht. In combinatie met het gegeven dat de ‘oude’ vennootschap is geliquideerd per 1 januari 2015 heeft het er alle schijn van – uiteraard kan de Commissie hier niet anders dan zich baseren op de informatie die partijen aan haar hebben verschaft – dat de bestuurder van de aannemer toen al niet meer van plan was het werk af te ronden en in plaats daarvan het extra bedrag inde en al een ‘sterfhuisconstructie’ aan het voorbereiden was. Het is dus zeer de vraag of de besloten vennootschap die het werk had aangenomen nog enig verhaal bood eind september 2014 toen de rechtsbijstand uitvoerder in actie had kunnen en moeten komen. Dat een conservatoir beslag de reeds betaalde € 35.000,00 en vergoeding van door Consument geleden schade had kunnen veiligstellen, vindt geen steun in de feiten. Gelet op de omstandigheden van het geval ziet de Commissie geen aanleiding tot uitgangspunt te kiezen dat deze vennootschap toen nog verhaal bood en door Verzekeraar aannemelijk te laten maken dat zonder haar fouten de schade bij Consument ook zou zijn ontstaan.
Het is Consument die aannemelijk moet maken dat door de fout van de rechtsbijstand uitvoerder de schade is ontstaan. Consument is hierin gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet geslaagd.

5.5 Daarop strandt de eis tot schadevergoeding van Consument tegen Verzekeraar.

6. Beslissing

De Commissie wijst bij bindend advies de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak