Mijn Kifid

Uitspraak 2019-175

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-175
(mr. M.E.J. Bracco Gartner, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 4 september 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : Aegon Bank N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 8 maart 2019

Aard uitspraak                : Niet-bindend advies

Samenvatting

Klacht niet behandelbaar. De klacht is te laat ingediend.

  • Procesverloop
     

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijbehorende bijlagen:
  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van de Bank.De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.Op 5 april 2018 heeft een bemiddelingszitting plaatsgevonden, waarbij Consument en de Bank aanwezig waren. Partijen zijn niet gekomen tot een oplossing van de onderhavige klacht. Na de bemiddelingszitting hebben de Commissie en de behandelend secretaris die op de zitting aanwezig waren zich verschoond en is de procedure vervolgd.
  • Feiten

    1. Consument heeft via Amynter Advies Compagnie B.V. met de Bank een effecten-leaseovereenkomst (genaamd Vliegwiel, hierna te noemen: ‘de overeenkomst’) afgesloten met een looptijd van 15 jaar. De ingangsdatum bedroeg 23 juni 1998. Op basis van de overeenkomst is een bedrag van € 12.148,27 geleend en belegd, welke lening in 180 gelijke termijnen van € 67,49 diende te worden terugbetaald.
    2. Op 23 juni 2013 is de overeenkomst geëxpireerd, waarbij Consument heeft gekozen voor de optie om de aandelen aan hem te leveren.
    3. Consument heeft op 1 februari 2015 de Bank bij e-mail aangegeven dat hij zich misleid en bedrogen voelt door de overeenkomst en heeft gevraagd om compensatie van het verlies van ongeveer € 10.000,-.
    4. De Bank heeft hier bij brief op 3 februari 2015 op gereageerd en aangegeven dat er geen compensatieregeling voor Vliegwielovereenkomsten bestaat. Wel wijst de Bank op een coulanceregeling. Consument dient hiervoor het ‘Inventarisatieformulier Draagkracht’ in te vullen. Dit heeft Consument niet gedaan. De Bank heeft in deze brief niet gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij Kifid.
    5. Tussen Consument en de Bank heeft vervolgens tussen 28 september 2016 tot en met
      10 oktober 2017 correspondentie plaatsgevonden over de overeenkomst.

 

    1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
  • Vordering, klacht en verweerVordering Consument
    1. Consument vordert € 22.500,-. Dit bedrag bestaat uit de inleg van € 12.148,20, vermeerderd met wettelijke rente sinds 23 juni 1998 en kosten voor rechtsbijstand die door Consument zijn begroot op € 5.816,01.Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de schending van de bijzondere zorgplicht van de Bank. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.De overeenkomst is tot stand gekomen door tussenkomst van een cliëntenremisier die Consument beleggingsadvies heeft gegeven, zonder dat deze daarvoor de juiste vergunning had, terwijl de Bank hiervan op de hoogte was of kon zijn. Met verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015) komt alle door Consument geleden schade (i.e. restschuld, aflossingen, betaalde rente en kosten) voor vergoeding in aanmerking.Verweer van de Bank
    3. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling Behandelbaarheid
    1. Alvorens de Commissie tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan komen, dient eerst te worden beslist op het door de Bank gevoerde verweer omtrent de ontvankelijk-heid van de klacht van Consument. Consument zou de klacht te laat bij Kifid hebben ingediend.
    2. Kifid heeft op 4 september 2017 de klacht van Consument ontvangen. Het reglement per 1 april 2017 is daarom van toepassing. In artikel 5 van het reglement is het volgende opgenomen over het indienen van een klacht:

      5.2. De Klacht moet worden ingediend binnen drie maanden na de dagtekening van de brief of het bericht waarin de Financiële dienstverlener definitief zijn standpunt over de Klacht aan Consument kenbaar heeft gemaakt, mits in die brief wordt verwezen naar Kifid en wordt gewezen op de driemaandentermijn.

      5.4 Als de Financiele Dienstverlener bij het schriftelijk kenbaar maken van zijn definitieve standpunt niet heeft gewezen op de mogelijkheid om de Klacht aan (de Geschillencommissie bij) Kifid voor te leggen, moet Consument de Klacht indienen binnen een redelijke termijn nadat hij begreep of had behoren te begrijpen dat hij met zijn klacht bij (de Geschillencommissie bij) Kifid terecht kon.

    3. De Commissie stelt voorop dat in deze klacht de situatie als bedoeld in artikel 5.4 van het reglement zich voordoet. Derhalve dient zij zich uit te laten over de duur van de “redelijke termijn” zoals in dat artikel vermeld staat. In eerdere jurisprudentie heeft de Commissie als uitgangspunt gehanteerd dat een Consument in ieder geval binnen een jaar na afloop van de effectenleaseovereenkomst dient te hebben geklaagd (zie bijvoorbeeld GC 2013-94, GC 2014-343, GC 2014-345, GC 2016-116). Deze uitspraken hebben weliswaar betrekking op bepalingen van eerdere reglementen, maar nu deze bepalingen niet wezenlijk anders luiden dan artikel 5.4 van het huidig reglement, zal de Commissie een jaar hanteren als redelijke termijn voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 5.4 van het reglement.
    4. Consument heeft op 1 februari 2015 zich bij de Bank beklaagd over de gevolgen van de overeenkomst. De Bank heeft hier op 3 februari 2015 op gereageerd en het compensatie-verzoek afgewezen, maar wel aangeboden te onderzoeken of Consument in aanmerking komt voor een coulance regeling. Dit schrijven van de Bank heeft te gelden als het definitieve standpunt. Op deze brief van de Bank heeft Consument niet meer gereageerd. Deze reactie komt voor rekening en risico van Consument.
      Nu Consument pas in september 2017 voor het eerst bij Kifid heeft geklaagd, is de Commissie van oordeel dat daarmee de redelijke termijn van een jaar als bedoeld in artikel 5.4 van het reglement is overschreden. Het feit dat Consument op
      28 september 2016 de Bank nogmaals om compensatie verzoekt op basis van nieuwe jurisprudentie in andere effectenlease zaken, maakt dit niet anders. De Commissie is van oordeel dat een uitspraak in een andere zaak, die anderhalf jaar na het definitief standpunt van de Bank wordt gewezen, niet geldt als een voldoende gewichtige omstandigheid die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.

 

  • BeslissingDe Commissie stelt vast dat Kifid de klacht niet kan behandelen.De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement. 

 

Bekijk de volledige uitspraak