Mijn Kifid

Beslissing 2019-023

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-023
(mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter, mr. R.J. Paris, mr. A.W.H. Vink, leden en
mr. J.J. Guijt, secretaris)

Op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 46 van het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) bemiddeling en (bindend) advies (hierna: het Reglement) van:

[Consument], wonende te [Woonplaats], hierna te noemen Consument,

tegen:

mr. B.F. Keulen, lid van de Geschillencommissie, hierna te noemen Verweerder.

Samenvatting

Wraking lid geschillencommissie

1. Procesverloop

1.1. Bij brief van 29 november 2018 heeft Consument tegen Verweerder een wrakingsverzoek ingediend en bezwaar gemaakt tegen zijn deelname aan de enkelvoudige zitting op stukken van de Geschillencommissie.

1.2. Bij brief, ingekomen op 13 december 2018, heeft Verweerder schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en gemotiveerd laten weten niet in de wraking te berusten.

1.3. De financieel dienstverlener in de hoofdzaak heeft bij brief van 21 december 2018 medegedeeld dat haar van subjectieve of onpartijdige partijdigheid van Verweerder niet is gebleken en dat het wrakingsverzoek lijkt te zijn ingegeven door de onvrede van Consument over de procedure bij Kifid.

1.4. De Commissie heeft geen aanleiding gezien om het wrakingsverzoek in een hoorzitting te behandelen.

2. Standpunt van Consument

2.1. Consument legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat hij op onaanvaardbare wijze wordt benadeeld bij de verdere behandeling van zijn klacht in de hoofdzaak doordat Kifid de door hem na dupliek in de hoofdzaak ingediende stukken niet bij de behandeling van de klacht heeft meegenomen en er ook geen (bemiddel)zitting plaatsvindt. Dit terwijl de Geschillencommissie volgens Consument nog niet op voldoende wijze is ingelicht. Nadat Consument van de secretaris had vernomen dat de Geschillencommissie geen acht zou slaan op de na dupliek ingezonden stukken, heeft hij op 27 november 2018 Verweerder verzocht die beslissing te herzien.

Omdat Verweerder op 29 november 2018 nog niet op het op 27 november 2018 door Consument gedane verzoek had gereageerd en gezien de eerdere in de klachtbehandeling onder zijn verantwoordelijkheid ingenomen standpunten, is Consument van oordeel dat een verdere onafhankelijke, onpartijdige behandeling van de klacht in de hoofdzaak door Verweerder niet mogelijk is.

3. Standpunt van Verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop voor zover nodig hieronder zal worden ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 46.4 van het Reglement kan een lid van de Geschillencommissie door een of meer partijen worden gewraakt op grond van te zijnen aanzien bestaande feiten of omstandigheden waardoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijk oordeel bij de behandeling van de Klacht aan twijfel onderhevig zou kunnen zijn.

4.2. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een lid van de Geschillencommissie geldt als uitgangspunt dat het lid uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich concrete omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de betreffende partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval van dergelijke omstandigheden geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.

4.3. Het verzoek tot wraking van Verweerder is gestoeld op de door Kifid genomen beslissingen om de door Consument na dupliek in de hoofdzaak ingediende stukken niet bij de behandeling van de klacht mee te nemen en voorts geen (bemiddel)zitting te laten plaatsvinden, maar een behandeling op stukken door een enkelvoudige kamer. Verweerder heeft aangevoerd dat de secretaris het dossier met hem heeft besproken en dat zij – marginaal toetsend – het erover eens waren dat het dossier zich ervoor leende om enkelvoudig op stukken te worden beslist en dat van de na dupliek ongevraagd door Consument ingediende stukken geen kennis zou worden genomen. Een dergelijke beslissing over de wijze waarop een zaak wordt afgedaan, betekent naar het oordeel van Verweerder niet dat daarmee het oordeel over de zaak zelf al is geveld, maar is een beslissing ter sturing van het proces om een dossier op passende wijze zo efficiënt mogelijk af te wikkelen. Van vooringenomenheid is dan ook geen sprake, aldus Verweerder.

4.4. De Commissie overweegt dat de beslissingen waarover Consument zich beklaagt dienen te worden aangemerkt als processuele beslissingen. Naar het oordeel van de Commissie leveren deze door Verweerder genomen processuele beslissingen geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat Verweerder jegens Consument vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De omstandigheid dat Consument zich door die processuele beslissingen van Verweerder in zijn belangen geschaad voelt, is daartoe onvoldoende.
Aanvullende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn door Consument niet aangevoerd en ook overigens niet gebleken.

4.5. Op grond van het vorenstaande zal de Commissie het verzoek tot wraking afwijzen.

5. Beslissing

De Commissie wijst het wrakingsverzoek van Consument af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

In artikel 47.5 van het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) bemiddeling en (bindend) advies is bepaald dat tegen de beslissing over wraking geen bezwaar kan worden gemaakt of zelfstandig beroep kan worden ingesteld.

Bekijk de volledige uitspraak