Mijn Kifid

Uitspraak 17-001 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2017-001 d.d. 5 januari 2017
(mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. S.B. van Baalen, mr. A. Bus, F.R. Valkenburg AAG RBA en
mr. J.B.M.M. Wuisman, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Uitleg begrip ‘van buiten komende plotselinge oorzaak’ uit de polisvoorwaarden van een boot-verzekering. Oorzaak van de schade bij het schip is een niet goed uitgevoerde reparatie aan de uitlaat waardoor gedurende een (geleidelijk) proces van elf jaren versnelde corrosie heeft plaatsgevonden en mechanische spanning is ontstaan, waardoor de uitlaatpijp (eerder dan bij een juiste reparatie te verwachten was) uiteindelijk is afgescheurd waardoor het schip water heeft gemaakt. Dat is geen van buiten komende plotselinge oorzaak waarvoor de verzekering dekking biedt. Evenmin is sprake van een eigen gebrek aan het schip waarvoor de polis wel dekking biedt. Van onduidelijkheid in de polis ter zake is geen sprake zodat er geen aanleiding is voor de toepassing van de contra proferentem regel. Reclame-uitingen zoals ‘waterdichte dekking’ maken niet dat Belanghebbende erop mocht vertrouwen dat schade als gevolg van alle van buiten komende onheilen gedekt zou zijn onder de polis.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in hoger beroep

1.1 Bij een op 11 mei 2016 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) ontvangen beroepschrift heeft Belanghebbende een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillen¬commissie) van
30 maart 2016 (kenmerk: [nummer]) ter toetsing voorgelegd.

1.2 Verzekeraar heeft bij een op 21 juni 2016 bij de Commissie van Beroep binnengekomen verweerschrift ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 26 september 2016. Beide partijen waren aanwezig. Zij hebben hun standpunten aldaar nader toegelicht, beiden aan de hand van een pleitnota. Belanghebbende heeft nog een tekening van de in het geding zijnde scheepsreparatie over¬gelegd. Overlegging van een niet ter zitting voorgedragen eigen pleitnota is Belanghebbende niet toegestaan.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Feiten

3.1 De Commissie van Beroep verwijst voor de feiten naar hetgeen de Geschillencommissie in r.o. 2.1 t/m 2.6 van haar uitspraak heeft overwogen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.

3.2 Belanghebbende heeft voor zijn kajuitzeiljacht ‘Westenwind’ bij Verzekeraar een plezier-vaartuig¬verzekering ([naam] Bootverzekering) afgesloten met de volgende dekkingen: WA, Casco Uitgebreid, Ongevallen Opvarendenverzekering en Verhaalsrechtsbijstand. Van toepassing zijn de voorwaarden [naam] Bootverzekering [naam] (hierna: de Voorwaarden) met daarin opgenomen:
– Algemene Voorwaarden (hierna: AVW);
– Bijzondere Voorwaarden Aansprakelijkheid;
– Bijzondere voorwaarden basis- en uitgebreid casco (hierna: BVC);
– Bijzondere voorwaarden Ongevallen Opvarende verzekering;
– Bijzondere voorwaarden Verhaalsrechtsbijstandsverzekering.

3.3. In de BVC is onder andere het volgende opgenomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
c. Plotseling van buiten komende schadegebeurtenis
Een bijzondere, buitengewone, afwijkende omstandigheid van een zodanige aard dat (een onderdeel van) het vaartuig hier niet tegen bestand is;
d. Eigen gebrek
Onder eigen gebrek wordt verstaan een minderwaardige eigenschap of toestand van het materiaal, die niet hoort voor te komen in zaken van dezelfde soort en kwaliteit;
e. Constructiefout
Een fout in het oorspronkelijke ontwerp dan wel de oorspronkelijke bouw waardoor (een onderdeel van) het vaartuig niet de eigenschap(pen) heeft die hiervan redelijkerwijs mag/mogen worden verwacht;
(…)
Artikel 3. Wat is verzekerd bij een schadegebeurtenis Basis Uitgebr.
De verzekering dekt de schade aan het vaartuig die veroorzaakt is door:
(…)

m. Alle andere plotseling van buitenkomende schadegebeurtenissen
Ja Ja
n. Eigen gebrek
Een eigen gebrek van het vaartuig is verzekerd. (…)
Nee Ja
o. Gevolgen eigen gebrek
De gevolgen van een eigen gebrek zijn verzekerd.
Ja Ja
(…)

q. Schade voortvloeiend uit een constructiefout in of
aan het vaartuig.
Nee Ja
(…)

Artikel 4. Extra verzekerd is Basis Uitgebr.
Naast de schade als gevolg van een In artikel 3. genoemde schadegebeurtenissen vergoeden wij boven de verzekerde som:
(…)
e. Vervangend vaartuig/vakantieverblijf
1. de kosten van het huren van een vervangend vaartuig of vakantieverblijf om een voorgenomen vakantie te kunnen aanvangen of te kunnen voortzetten, indien het vaartuig als gevolg van een schadegebeurtenis in de periode van 30 dagen voor aanvang van de vakantie tot en met de afloopdatum daarvan verloren gaat of zodanig wordt beschadigd dat het niet meer als vakantieverblijf bruikbaar is.
De vergoeding bedraagt maximaal € 5.000,- per schadegebeurtenis. Dit geldt alleen indien het vaartuig gebruikt wordt voor overnachting en verblijf.
2. als u geen gebruik maakt van vervangend vaartuig/vakantieverblijf zoals bedoeld onder 1. kunt u aanspraak maken op een vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen tot maximaal € 50,- per dag en tot maximaal € 750,- per schadegebeurtenis. De maxima genoemd in dit lid gelden voor alle verzekerden tezamen. Nee Ja
(…)

Artikel 6. Niet verzekerd is Basis Uitgebr.
(…)
6.3 Onvoldoende onderhoud
Schade veroorzaakt als gevolg van slecht en onvoldoende onderhoud. Niet verzekerd Niet verzekerd
(…)
6.7 Kwaliteitsverlies
Achteruitgang in kwaliteit ten gevolge van aan het materiaal inherente
natuurlijke eigenschappen, zoals corrosie en houtrot Niet verzekerd Niet verzekerd
(…)
6.13 Onvoldoende zorg
Schade ten gevolge van aan verzekerde te verwijten onvoldoende zorg voor de verzekerde zaken. (…) Niet verzekerd Niet verzekerd

3.4 In de nacht van 30 op 31 december 2012 is (water)schade ontstaan aan de Westenwind, omdat water het schip was binnengetreden als gevolg van een gescheurde opening bij de door¬voer van de uitlaat van het schip. Belanghebbende heeft de schade bij Verzekeraar geclaimd.

3.5 Verzekeraar heeft een schade-expert van [naam 1] B.V. ([naam 2]) ingeschakeld die een schade¬¬rapport d.d. 15 januari 2013 heeft opgesteld.

3.6 Op basis van de rapportage van [naam 1] B.V. heeft Verzekeraar de schadeclaim op
23 januari 2013 afgewezen.

3.7 Belanghebbende heeft vervolgens zelf een schade-expert ingeschakeld, te weten de heer
[naam 3] van [naam 4] B.V., en die verzocht de schade te onderzoeken. De heer [naam 3] heeft een rapport van contra-expertise (ongedateerd) met dossiernummer [nummer] opgesteld. Onder ‘Conclusie’ is onder andere het volgende opgenomen:

– “naar onze mening is de verst verwijderde schadeoorzaak te wijten aan een slechte reparatie/verandering ter plaatse van de doorvoer. Hierbij heeft naar onze mening de kwaliteit van het gebruikte materiaal en het feit dat de constructie ter plaatse “onder spanning” gelast is, het meest bijgedragen aan het uiteindelijk afscheuren. Indien de mechanische spanning er niet waren geweest, zou de uitlaat weliswaar uiteindelijk zijn doorgeroest (zie overige punten) maar had dit veel langer geduurd. Dit geldt eveneens voor de kwaliteit
(…)
– de wijze waarop de uitlaat indertijd is gerepareerd heeft tot gevolg gehad dat de uitlaat niet de te verwachten levensduur heeft bereikt. Naar nu is gebleken had de uitlaat al veel eerder vervangen moeten worden. De wijze van reparatie, waarbij een mof over de bestaande/resterende doorvoer heen is geschoven (met alle gevolgen van dien) kwalificeren wij als een constructiefout en kan opgevat worden als een ten gevolge van de reparatie ingebracht eigen gebrek. (…)”

3.8 In de brief van 4 juli 2013 van Verzekeraar aan Belanghebbende is onder andere het volgende opgenomen:

“In reactie op ons afwijzende dekkingstandpunt heeft u besloten om een contra-expert in te schakelen. Na een gezamenlijk bezoek zijn experts [naam 3] van [naam 4] B.V. en [naam 2] van [naam 1] B.V. het eens geworden over de rechtens relevante oorzaak van het gedeeltelijk zinken van uw vaartuig.
1. Experts zijn het erover eens dat er in 2001 een slechte reparatie is uitgevoerd.
2. Experts zijn het erover eens dat er geen sprake is van de originele constructie.
3. Experts zijn het erover eens dat als gevolg van de reparatie in 2001 er een 100% vochtig milieu is ontstaan.
4. Experts zijn het erover eens dat het 100% vochtige milieu heeft geleid tot versnelde corrosie van de pijp.
5. Experts zijn het erover eens dat de pijp door versnelde corrosie in een periode van 11 jaar is door¬geroest.
6. Experts zijn het erover eens dat het niet bijzonder en afwijkend is dat de gebruikte pijp onder de gegeven omstandigheden, een 100% vochtig milieu, versneld is gecorrodeerd.
7. Experts zijn het erover eens dat de gebruikte pijp voldoet aan de productspecificaties. Er is althans niet onderzocht en vastgesteld dat de pijp niet aan de productspecificatie voldoet.
Dit valt te onderzoeken maar is zonde van de kosten naar mening van beide experts omdat het daar niet om draait.
(…)”

3.9 Uit het rapport d.d. 9 september 2015 van deskundige [naam 3] en het rapport d.d.
14 september 2015 van deskundige [naam 2] volgt dat de schade aan de Westenwind is begroot op € 78.975,83.

3.10 Belanghebbende heeft bij de Geschillencommissie vergoeding gevorderd van een bedrag van € 78.975,83, verminderd met het eigen risico en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013, alsmede de expertisekosten en de door hem gemaakte advocaat-kosten, nader op te geven dan wel volgens het daarvoor geldende tarief van € 8.940,00. Belanghebbende heeft aan zijn vordering, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat hij ervan uitging en mocht uitgaan een verzekering te hebben afgesloten die dekking bood tegen alle van buitenkomende onheilen en tevens tegen eigen gebrek. Hij heeft bewust gekozen voor de uitgebreide dekking. In de reclame-uitingen van Verzekeraar werd ook gesproken over een ‘waterdichte dekking’ zodat Consument ervan uitging dat enerzijds schade waarvan de oorzaak in het schip zelf is gelegen en anderzijds de restcategorie ‘alles wat dat niet is’ onder de dekking van de polis zou vallen. De schade aan de Westenwind is gedekt onder de polis als van buitenkomend onheil, als eigen gebrek en als constructiefout. De foutieve reparatie en de daardoor gewijzigde constructie dient als een van buitenkomend onheil te worden beschouwd. Ook eigen gebrek is van toepassing, omdat bij de reparatie van de uitlaat minderwaardig materiaal is gebruikt.

3.11 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd. Voor de vraag of de verzekering dekking biedt, is bepalend wat de daadwerkelijke oorzaak van de schade is. In dit geval is de schade veroorzaakt door de gewijzigde constructie bij de reparatie van de uitlaat. Partijen zijn het over deze oorzaak van de schade eens. Er is echter geen sprake van een gedekt evenement. Het is geen plotseling van buiten komende schade-gebeurtenis in de zin van de polisvoorwaarden. Het knappen van de uitlaat en het binnen-stromen van water is het gevolg van de foutieve reparatie. De oorzaak van de schade moet binnen in de Westenwind worden gezocht. Het is niet zo dat als een plotseling van buiten komende schadegebeurtenis kan worden uitgesloten, er vervolgens per definitie sprake is van een eigen gebrek van de Westenwind. Dit miskent dat verzekeraars de vrijheid hebben om zelf te bepalen wat zij willen dekken en wat niet. Dit is recent bevestigd in een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GHARL:2013:5720). De betekenis van de begrippen ‘plotseling van buitenkomende schadegebeurtenis’ en ‘eigen gebrek’ moet worden vast¬gesteld aan de hand van de uitleg van de polis en polisvoorwaarden. Die zijn volgens Verzekeraar duidelijk en begrijpelijk.

3.12 De Geschillencommissie heeft de klachten van Belanghebbende afgewezen. Daartoe heeft zij – samengevat – geoordeeld dat Belanghebbende op basis van de door Verzekeraar gedane reclame-uitingen, zoals het aanbieden van een bootverzekering onder de titel ‘waterdicht verzekerd’, er niet van kon en mocht uitgaan dat de door Verzekeraar aangeboden boot¬verzekering met een uitgebreide dekking onder alle omstandigheden dekking zou bieden voor schade aan de Westenwind. De Geschillencommissie heeft vervolgens vastgesteld dat partijen (en haar experts) het erover eens zijn dat de (oorspronkelijke) oorzaak van de schade is gelegen in de foutieve reparatie van de uitlaat van de Westenwind in 2001. Een nieuw stuk uitlaatpijp was daarbij op een dusdanig onjuiste wijze en onder een niet normale (mechanische) spanning geconstrueerd dat de pijp versneld kon corroderen en uiteindelijk heeft kunnen afscheuren wat tot een opening heeft geleid waardoor water onbedoeld het schip in kon stromen. De Geschillencommissie is van oordeel dat deze constructiefout niet als een plotseling van buiten komende schade-gebeurtenis zoals omschreven in artikel 1 onder c BVC kan worden beschouwd. Zelfs als uitgegaan wordt van een uitleg in de voor Belanghebbende meest gunstige zin en aan-genomen wordt dat sprake was een van buiten komende oorzaak, dan is deze niet als plotseling aan te merken. Deze was immers al vanaf 2001 aanwezig. Wat betreft de stelling van Belanghebbende dat er dan in ieder geval sprake is van eigen gebrek zoals bedoeld in de Voorwaarden, is de Geschillencommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het bij de reparatie in 2001 gebruikte materiaal op zichzelf als minderwaardig materiaal viel aan te merken. Dat de uitlaatpijp het na 11 jaar heeft begeven was het gevolg van de wijze waarop de reparatie was uitgevoerd en niet het gevolg van de materiaalkeuze op zichzelf. Ook het beroep van Consument dat er dan sprake is geweest van een constructie-fout, en dus van een gedekt evenement op grond van artikel 3 aanhef onder q BVC, slaagt niet, aangezien uit artikel 1 onder e BVC volgt dat het dan moet gaan om een fout in het oorspronkelijke ontwerp dan wel de oorspronkelijke bouw. In dit geval ging het om een foutieve reparatie en niet een fout in het oorspronkelijke ontwerp.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Het eerste bezwaar van Belanghebbende tegen de bestreden beslissing houdt in dat de Geschillencommissie ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom zij een van de Ombudsman afwijkende beslissing heeft genomen en dat de Geschillencommissie ten onrechte het geschil niet in volle omvang heeft beoordeeld, in het bijzonder door niet te oordelen omtrent het begrip ‘alle andere plotseling van buiten komende oorzaken’. Verzekeraar betwist dat de Geschillencommissie het geschil niet in volle omvang heeft beoordeeld.

4.2 Dit bezwaar wordt verworpen. Belanghebbende heeft niet onderbouwd op grond waarvan de Geschillencommissie gehouden zou zijn te motiveren waarom zij een van het oordeel van de Ombudsman afwijkende beslissing heeft genomen. Opmerking verdient dat de procedure bij de Geschillencommissie geen hoger beroep tegen het oordeel van de Ombudsman inhoudt maar een beoordeling van een klacht inzake een financiële dienst als bedoeld in artikel 1 van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening. Daarnaast miskent dit onderdeel van de klacht dat de Geschillencommissie haar functie onafhankelijk en naar eigen inzicht uitoefent (vgl. art. 7.1. Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening). Evenmin is gebleken dat de Geschillencommissie het geschil niet in volle omvang heeft behandeld. Zij heeft de begrippen ‘van buitenkomende gebeurtenis’ en ‘plotseling’ uit de polisvoorwaarden immers beoordeeld in overweging 4.3.

4.3 Het tweede bezwaar van Belanghebbende komt erop neer dat de Geschillencommissie ten onrechte geen, althans onvoldoende, waarde heeft gehecht aan de reclame-uitingen van Verzekeraar waarin wordt gesproken over ‘waterdichte dekking’. De polisvoorwaarden, die voor meerderlei uitleg vatbaar zijn, moeten tegen die achtergrond beoordeeld worden met inachtneming van de contra proferentem regel. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij misleid is. Tegen die achtergrond stelt Belanghebbende dat schade, veroorzaakt door een foutieve reparatie, een van buiten komende plotselinge omstandigheid is die valt onder de dekking van de verzekering.

4.4 Dit bezwaar faalt. Belanghebbende stelt schade een plotselinge oorzaak kent. Die stelling is niet juist. De door partijen ingeschakelde experts zijn het er immers over eens dat de reparatie aan de uitlaat niet goed is uitgevoerd, dat daardoor gedurende een (geleidelijk) proces van elf jaren versnelde corrosie heeft plaatsgevonden en mechanische spanning is ontstaan, waardoor de uitlaatpijp (eerder dan bij een juiste reparatie te verwachten was) uiteindelijk is afgescheurd waardoor het schip water heeft gemaakt. Deze bevindingen, die ook onderschreven zijn door de door Belanghebbende ingeschakelde expert, heeft Belanghebbende onvoldoende gemotiveerd weersproken. De combinatie van deze rechtens relevante oorzaken voor de schade, komt niet voor in de specifiek gedekte evenementen uit artikel 3 BVC, noch wordt deze bestreken door de restcategorie (artikel 3 sub m BVC). Bij die laatste categorie gaat het om alle andere plotseling van buitenkomende schade¬gebeurtenissen. Voor zover hier al gesproken kan worden van een ‘van buitenkomende’ schadegebeurtenis, heeft deze zich in elk geval niet ‘plotseling’ voorgedaan. Er is derhalve niet gebleken van een evenement waarvoor de polis dekking biedt, gelet op de rechtens relevante oorzaak van de schade. Deze uitleg vindt ook steun in de systematiek en opbouw van de polisvoorwaarden. De wel gedekte schadevoorvallen uit artikel 3 BVC betreffen immers allemaal plotseling van buiten komende oorzaken van schade, zoals brand, ontploffing en storm. Verder is in de artikelen 6.7 en 6.9 BVC dekking van schade door corrosie en schade door geleidelijk werkende invloeden juist uitgesloten. De polis is in dat verband dan ook, anders dan Belanghebbende betoogt, niet onduidelijk of voor meerderlei uitleg vatbaar. Voor toepassing van de contra proferentem regel is derhalve geen aanleiding.

4.5 Ook de stelling van Belanghebbende dat hij misleid is door de reclame-uitingen (‘waterdichte dekking’) en hij erop vertrouwd heeft (en mocht vertrouwen) dat zijn verzekering ook dekking zou bieden voor het onderhavige schadevoorval, faalt. In de reclame-uitingen werd, zoals Verzekeraar onbetwist heeft aangevoerd, verwezen naar de voorwaarden van de polis die de reikwijdte van de dekking mede bepalen, terwijl Belanghebbende, zeker gelet op zijn betrokkenheid in het verleden op beleidsmatig niveau bij de verzekeringsbranche, wist of behoorde te weten dat een zekere overdrijving aan reclame eigen is. Onder die omstandigheden mocht Belanghebbende er niet op vertrouwen dat schade als gevolg van alle van buiten komende onheilen gedekt zou zijn onder de polis. Van misleiding is verder ook geen sprake.

4.6 Belanghebbende voert als bezwaar nog aan dat de Geschillencommissie miskend heeft dat sprake is geweest van een ‘eigen gebrek’, waarvoor de polis wel dekking biedt. Dat eigen gebrek bestaat eruit dat het materiaal minderwaardig was, zowel qua eigenschappen als qua toestand, aldus Belanghebbende. Dit bezwaar faalt eveneens. Voor zover Belanghebbende stelt dat het gebruikte materiaal minderwaardig was, is die stelling onvoldoende onder-bouwd, gelet op de conclusie van de deskundigen (waaronder die van Belanghebbende) dat niet gebleken is dat het gebruikte materiaal als zodanig minderwaardig was of een oorzaak was van de ontstane schade. Waar belanghebbende stelt dat de polis een ruimere dekking heeft omdat ook de wijze waarop het materiaal is toegepast valt onder het begrip eigen gebrek, kan die uitleg niet gevolgd worden. Bij een eigen gebrek als bedoeld in de polis gaat het immers om materiaal met een minderwaardige eigenschap of een minderwaardige toestand, die niet hoort voor te komen in zaken van dezelfde soort en kwaliteit (artikel 1 onder d BVC). Daaruit volgt dat het eigen gebrek de intrinsieke eigenschappen van het materiaal betreft en niet de toepassing van materiaal waarvan de kwaliteit als zodanig niet minderwaardig is maar dat niet geschikt is voor de wijze waarop het is toegepast. De door Belanghebbende voorgestane uitleg laat zich ook niet verenigen met het feit dat de polis – onder de aldaar genoemde voorwaarden – afzonderlijke dekking biedt voor constructie-fouten.

4.7 Tot slot voert Belanghebbende als bezwaar aan dat de Geschillencommissie er ten onrechte van is uitgegaan dat de reparatie in 2001 op een andere wijze is uitgevoerd dan het oorspronkelijke ontwerp. Bij de mondelinge behandeling heeft Belanghebbende die klacht nog eens toegelicht, onder meer met verwijzing naar de factuur van de reparateur. Belanghebbende stelt zich – zo begrijpt de Commissie van Beroep – in dat verband op het standpunt dat sprake is van een constructiefout waarvoor de polis dekking biedt. Ook dit bezwaar faalt. Beide experts zijn immers tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een reparatie met behoud van de oorspronkelijke constructie. De door Belanghebbende ingeschakelde expert spreekt zelfs over ‘verandering ter plaatse van de doorvoer’ en de ‘wijze van reparatie, waarbij een mof over de bestaande/resterende doorvoer heen is geschoven’. Feiten die dat anders maken zijn gesteld noch gebleken. Ook uit de over-gelegde reparatiefactuur valt niet af te leiden dat sprake was van een reparatie (met behoud) van de oorspronkelijke constructie.

4.8 De slotsom is dat het beroep wordt afgewezen en de beslissing van de Geschillencommissie wordt gehandhaafd.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep handhaaft de bestreden beslissing.

Bekijk de volledige uitspraak