Mijn Kifid

Uitspraak 2009-123

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123
d.d. 14 december 2009
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr P.M. Arnoldus-Smit en
mr J.W. Offerhaus)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht van Consument van 7 april 2008;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier zoals ontvangen op
14 mei 2008;
– het verweer van Aangeslotene van 12 mei 2009;
– de repliek van Consument van 23 mei 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 8 juni 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op vrijdag 13 november 2009.
Consument heeft laten weten in verband met haar gezondheidstoestand niet te kunnen verschijnen. Aangeslotene is wel verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Consument is in het bezit van een in het verleden door een dochteronderneming van een van de rechtsvoorgangers van Aangeslotene uitgegeven spaarbankboekje met een viercijferig nummer dat op naam staat van wijlen haar vader. Het boekje vermeldt een storting en tevens enig saldo van NLG 15.000,- per 26 april 1977. Consument vordert uitbetaling van het saldo. Aangeslotene is daartoe niet bereid gebleken.

3. Geschil

Consument vordert alsnog uitbetaling van het saldo van het spaarbankboekje ten name van wijlen haar vader ad. NLG 15.000,-.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende
grondslagen.
3.2.1. Middels het spaarbankboekje heeft Consument het bewijs in handen dat het saldo van het spaarbankboekje nimmer werd uitbetaald nu informatie daarover in de administratie van (de dochteronderneming van de rechtsvoorganger van) Aangeslotene ontbreekt. Ook in het spaarbankboekje zelf staat geen aantekening dat het saldo werd uitbetaald, noch werd het boekje ongeldig gemaakt. Van diefstal of vermissing kan al evenmin sprake zijn nu zij het boekje in haar bezit heeft.
3.2.2. Aangeslotene heeft Consument aangeschreven op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken. Een en ander bewijst naar de mening van Consument dat het spaarbankboekje voorkomt op een lijst van niet verwerkte boekjes.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
3.3.3. Aangeslotene heeft op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken een onderzoek ingesteld naar het bij Consument in bezit zijnde spaarbankboekje met een viercijferig nummer dat in het verleden werd uitgegeven door een dochteronderneming van een van haar rechtsvoorgangers. Het spaarbankboekje stond op naam van wijlen de vader van Consument en vermeldt een storting en tevens enig saldo van NLG 15.000,- per 26 april 1977. Uit de administratie van de voormalige dochteronderneming van de rechtsvoorganger van Aangeslotene vallen geen reke¬ninggegevens te achterhalen die ouder zijn dan 7 januari 1988.
3.3.4. Voor het opheffen en uitbetalen van een spaarbankboekje was in principe het overleggen van het fysieke boekje noodzakelijk. In geval van – bijvoorbeeld – diefstal of vermissing werd tegen overlegging van een identiteitsbewijs alsnog uitbetaald of een wijziging uitgevoerd. Het tonen van een spaarbankboekje levert mitsdien geen volledig bewijs.
3.3.5. Omstreeks 1980 is de dochteronderneming van de rechtsvoorganger van Aangeslotene, gelijk de meeste andere banken in Nederland, overgegaan naar een rekeningnummersysteem met negen cijfers. Alle spaarbankboekjes zijn in deze periode beëindigd en uitbetaald ofwel omgezet naar een nieuw rekeningnummer met negen cijfers. Hieruit volgt dat de uitbetaling of omzetting van onderhavig spaarbankboekje voor januari 1988 is uitgevoerd. De hierop betrekking hebbende gegevens bevinden zich niet meer in de administratie van Aangeslotene. Aangeslotene kan een en ander echter niet worden tegengeworpen nu deze gegevens ingevolge artikel 2:10 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gedurende 7 jaar bewaard moeten worden. Zo de Commissie al genegen zou zijn om deze termijn te verruimen, dan kan dat nimmer zo ver gaan dat die termijn het vijfvoudige bedraagt van hetgeen de wetgever redelijk en werkbaar heeft geacht.
3.3.6. Nu het spaarbankboekje dateert van 26 april 1977 is de vordering van Consument op grond van artikel 3:307 lid 2 BW reeds per 26 april 1997 verjaard. De wettelijke verjaringstermijn is immers 20 jaar.
3.3.7. Zo de vordering van Consument al niet als verjaard zou moeten worden beschouwd, dan ontkent Aangeslotene bij gebrek aan onderbouwing alsnog dat Consument als erfgename een vordering toekomt. Consument dient daarom alsnog niet ontvankelijk in haar klacht verklaard te worden.

4. Beoordeling

4.1. De Commissie stelt vast dat het hier gaat om een spaarbankboekje dat per
26 april 1977 een storting en enig saldo vermeldt van NLG 15.000,-. Vaststaat dat
daarop nadien geen mutaties hebben plaatsgevonden in de vorm van bijstortingen
of afboekingen of bijschrijvingen van rente. Voor verjaring van de betreffende
vordering is van toepassing het bepaalde in artikel 3:307 lid 2 BW. Het gaat hier
immers om een overeenkomst van verbruikleen die voor onbepaalde tijd is
aangegaan. De verjaringstermijn is in 1977 gaan lopen. Onder het toen
toepasselijke oude recht gold voor deze vordering een termijn van 30 jaar.
Inmiddels geldt een verjaringstermijn van 20 jaar. Nu na 26 april 1977 geen
mutaties hebben plaatsgevonden en ook geen (andere) stuitingshandelingen zijn
verricht, is de verjaring niet gestuit. Een en ander betekent naar het oordeel van
de Commissie dat, met inachtneming van het toepasselijk overgangsrecht, de
vordering van Consument in ieder geval in april 1997 als verjaard moet worden
beschouwd. Aangeslotene heeft dan ook reeds om die reden terecht kunnen
weigeren over te gaan tot uitbetaling van het door Consument gevorderde. De
overige gronden waar de klacht van Consument op berust, kunnen daarmee
verder onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie beslist, bij wijze van bindend advies, dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak