Mijn Kifid

Uitspraak 2009-26

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 26 d.d. 5 mei 2009
(mr H.J. Schepen, voorzitter, mevrouw mr. P.M. Arnoldus-Smit en de heer drs. A.
Adriaansen)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht, ontvangen op 11 april 2008;
– het verweerschrift, ontvangen 14 augustus 2008;
– conclusie van repliek, ontvangen op 11 september 2008;
– conclusie van dupliek, ontvangen op 8 oktober 2008.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 13 februari
2009.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Op 30 september 1996 heeft de Consument bij de Aangeslotene een OpMaat
Hypotheek afgesloten. De OpMaat hypotheek bestaat uit een hypothecaire geldlening en een
gemengde verzekering. De hypothecaire geldlening was groot € 158.823,08 tegen een rente
van 6,8 % per jaar en een rentevaste periode van 7 jaar. Op basis van deze gemengde
verzekering diende de Consument een maandelijkse premie te betalen welke bij het aangaan
van de overeenkomst € 113,90 bedroeg. Op 30 september 2003 liep de rentevaste periode
van 7 jaar af en is de Consument een rentevaste periode van 10 jaar met een rente van 5 %
per jaar overeengekomen. De maandelijks door de Consument te betalen premie bleef
echter ongewijzigd. In de bescheiden die de Aangeslotene in de daarop volgende jaren aan de
Consument heeft doen toekomen was opgenomen dat het beoogde eindkapitaal – ad €
158.823,08 – ook onder het gewijzigde rentepercentage behaald zou worden.
2/3
2.2 In verband met de gedaalde hypotheekrente heeft de Consument zich op 1 februari
2006 tot de Aangeslotene gewend om zijn hypotheek over te sluiten. De Aangeslotene heeft
toen aangegeven dat te betalen hypotheekrente gelijk is aan het spaarrentepercentage, zodat
bij een daling van de hypotheekrente en een gelijkblijvende maandelijkse premie het
gewenste eindkapitaal niet behaald zal worden. De Consument heeft vervolgens aangeven
dat hij reeds vanaf 30 september 2003 een lagere hypotheekrente betaalde en dat de
Aangeslotene in de door haar verstrekte bescheiden heeft aangegeven dat ondanks de
ongewijzigde maandelijkse premie het gewenste kapitaal bereikt zou worden.
2.3 Op 22 december 2006 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden tussen de
Aangeslotene en de Consument waarbij de Aangeslotene heeft voorgesteld de maandelijkse
premie te verhogen in combinatie met een eenmalige bijstorting, dan wel het verwachte
eindkapitaal naar beneden bij te stellen. De Consument heeft dit voorstel afgewezen.
3. Geschil
3.1 De Consument vordert nakoming van de overeenkomst zoals gesloten op 30
september 1996, zodat bij een gelijkblijvende premie en zonder bijstorting het eindkapitaal €
158.823,08 zal bedragen.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
De Consument stelt dat hij niet op de hoogte was van de koppeling van de spaarrente aan
de hypotheekrente zodat hij niet wist dat bij een daling van de hypotheekrente de
maandelijkse premie bijgesteld moest worden om het gewenste eindkapitaal te behalen.
Daarnaast heeft de Consument betreffende 2004 en 2005 jaaroverzichten ontvangen waarin
het verwachte eindkapitaal ongewijzigd was ondanks de hypotheekrente verlaging. De
Consument is van mening dat de Aangeslotene dient op te draaien voor de door haar
gemaakte fouten.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
De Aangeslotene stelt dat er zowel bij het aangaan van de OpMaat hypotheek als gedurende
de looptijd gesprekken hebben plaatsgevonden waarbij de Consument voldoende is
geïnformeerd aangaande de eigenschappen van de OpMaat hypotheek. Daarnaast behoorde
de Consument op basis van de schriftelijke informatie de onderlinge verbondenheid van de
hypotheekrente en de spaarrente te begrijpen.
De Aangeslotene is van mening dat de Consument geen schade heeft geleden nu de
Consument enkele jaren te weinig premie heeft betaald.
3/3
4. Beoordeling
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als
volgt.
4.1 Door een vergissing van de Aangeslotene is de vanaf 30 september 2003 door de
Consument maandelijks te betalen premie niet aangepast terwijl de hypotheekrente door de
koppeling aan de hypotheekruimte wel gewijzigd is. Nu de hypotheekrente per 30
september 2003 is verlaagd en de premiebetaling gelijk is gebleven zal het beoogde
eindkapitaal niet worden behaald.
4.2 De Commissie oordeelt dat van de Consument niet verwacht mocht worden dat hij
op de hoogte was van de consequenties van de rentewijziging op 30 september 2003 nu de
Aangeslotene de Consument hier toen niet op heeft gewezen en tevens het
tegenovergestelde viel af te leiden uit de door de Aangeslotene verstrekte jaaroverzichten
van 2004 en 2005. Voorts oordeelt de Commissie dat niet aan de Consument kan worden
tegengeworpen dat hij wist dan wel behoorde te weten dat wanneer de rente naar beneden
zou worden bijgesteld de hieraan gekoppelde premie zou moeten stijgen nu de Aangeslotene
dit zelf ook niet tijdig heeft ingezien.
4.3 Na het gesprek tussen de Aangeslotene en de Consument dat plaats vond op
22 december 2006 wist de Consument dat de hypotheekrente gekoppeld was aan de
premie en dat het beoogde eindkapitaal door de wijziging van de rente op 30 september
2003 niet behaald zou worden indien de premie niet zou worden aangepast. Vanaf het
moment dat de Consument op de hoogte was van de vergissing van de Aangeslotene was
hij op basis van 6:101 BW gehouden deze schade zo veel mogelijk te beperken. De schade
als gevolg van het feit dat de Consument na 1 januari 2007 geen premie heeft betaald dient
dan ook voor rekening van de Consument te blijven.
5. Beslissing
De Commissie oordeelt dat de Aangeslotene ten behoeve van de Consument het verschil
tussen de werkelijk betaalde premie en de premie die de Consument tussen 30 september
2003 en 1 januari 2007 had behoren te betalen, voor haar rekening dient te nemen .

Bekijk de volledige uitspraak