Mijn Kifid

Uitspraak 2009-80b

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 77 d.d. 5 oktober 2009
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B. Sluijters en drs. A.I.M. Kool)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde correspondentie;
– de klacht van 14 augustus 2008 met bijlagen, waaronder het ingevulde en ondertekende vragenformulier van 13 augustus 2008;
– het antwoord van Aangeslotene van 5 januari 2009 met bijlagen;
– de repliek van Consumenten van 21 januari 2009 met bijlagen;
– de pleitnotitie van Consumenten, overgelegd tijdens de hierna te noemen zitting van 7 september 2009.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 7 september 2009.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Consumenten zijn de erfgenamen van X (hierna: “X.”). Deze had met ingang van 1 juni 2007 via Aangeslotene als tussenpersoon bij een aan Aangeslotene gelieerde verzekeringsmaatschappij (hierna te noemen: de verzekeraar) een levenslange direct ingaande lijfrenteverzekering afgesloten, die voorzag in een uitkering van € 5.000,- per maand. De koopsom van de verzekering bedroeg € 358.852,-. X. was geboren op 17 december 1923. Hij is op 31 juli 2007 overleden. Hij is jarenlang werkzaam geweest als advocaat en als rechter.

3. Geschil

3.1 Consumenten vorderen een regeling naar redelijkheid en billijkheid, bestaande in teruggave van € 150.000,- door Aangeslotene respectievelijk de verzekeraar.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
X. had al jaren een fragiele gezondheid en wilde zijn intrek nemen in een verzorgingsvilla. De kosten daarvan bedroegen € 5.000,- per maand. Daartoe heeft X. een lijfrenteverzekering afgesloten. De kosten daarvan moest hij, wegens gebrek op dat moment aan voldoende liquide middelen, gedeeltelijk met van Aangeslotene geleend geld betalen. X. had echter in het geheel niet een lijfrenteverzekering behoeven af te sluiten om de kosten van het verblijf in een verzorgingsvilla te betalen; zijn vermogen was meer dan voldoende om deze kosten over een reeks van jaren te betalen. X. heeft daarbij aan Aangeslotene te kennen gegeven dat hij er met zijn broer en neef (de erfgenamen) over had gesproken (waarmee Consumenten kennelijk bedoelen dat X. zou hebben aangegeven dat zij het met de lijfrente eens waren), maar dat berust niet op waarheid. Deze zouden het afsluiten van de verzekering juist sterk hebben ontraden. De verzekeraar heeft twee uitkeringen van € 5.000,- krachtens de verzekering gedaan, en vordert één daarvan zelfs terug omdat het bedrag na het overlijden van X. is uitgekeerd. Bij Aangeslotene moet de fragiele gezondheid van X. bekend zijn geweest. Volgens de latere opgave van Aangeslotene aan Consumenten was Aangeslotene geen voorstander van het afsluiten van een lijfrenteverzekering en had hij X. van dat voornemen proberen af te brengen. Het had op zijn weg gelegen de verzekeraar van het aangaan van de lijfrenteverzekering af te houden. Voorts had het aanbeveling verdiend dat met Consumenten contact was opgenomen om te verifiëren of dezen positief stonden tegenover het afsluiten van een lijfrenteverzekering door X. Van belang is voorts dat in de boedel van X. een enveloppe van Aangeslotene is aangetroffen, met daarop geschreven: ‘Gezondheidsverklaring’. Aangesloten is tekortgeschoten in zijn adviserende taak en heeft zijn financiële belang laten prevaleren.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Aangeslotene heeft meermalen X. geadviseerd de onderhavige lijfrenteverzekering niet af te sluiten en hem alternatieven geadviseerd. De bezwaren van Consumenten lijken vooral gericht tegen het feit dat Aangeslotene – nadat X. tegen het uitgebrachte advies in zijn besluit had genomen – aan de uitvoering van dat besluit heeft meegewerkt en geen contact met Consumenten heeft gezocht om de mededelingen van X. te verifiëren.
Aangeslotene adviseert slechts. Dat advies was correct. Dat X. dat advies niet heeft opgevolgd, is Aangeslotene niet te verwijten. X. was zeer vasthoudend in zijn keuze. Bovendien heeft X. pas na enkele maanden waarin een aantal adviesgesprekken heeft plaatsgevonden, zijn besluit genomen.
Vanuit de optiek van X. – absolute zekerheid over een levenslange uitkering waaruit zijn woon- en zorglasten konden worden betaald – was zijn keuze niet onbegrijpelijk. X. gaf daarbij aan dat zijn erven het met de keuze eens waren. Dat laatste was voor Aangeslotene echter niet relevant omdat X. volledig beslissingsbevoegd was. Er was geen enkele reden om aan zijn handelingsbekwaamheid te twijfelen en om bij de familie navraag te doen. X. gaf blijk ervan de voor- en nadelen van de door hem gemaakte keuze volledig in te zien.
Daarom heeft Aangeslotene de keuze van X. – hoewel die inging tegen het gegeven advies – gerespecteerd en daaraan vervolgens uitvoering gegeven. De debetfaciliteit was alleen bedoeld als tijdelijke overbrugging tot de verkoop van de eigen woning. Omdat X. geen contraverzekering afsloot, was een gezondheidsverklaring niet nodig.
Niet het eigen belang van Aangeslotene, maar het belang van X. heeft steeds voorop gestaan bij Aangeslotene.

4. Zitting

Ter zitting hebben Consumenten en Aangeslotene hun standpunten nader toegelicht. Consumenten hebben verklaard genoegen te nemen met terugbetaling van een bedrag van € 150.000,-.

5. Beoordeling

Blijkens de overgelegde gespreksverslagen heeft Aangeslotene aan X. enkele malen duidelijk te verstaan gegeven gezien de leeftijd van X. geen voorstander te zijn van de door deze verlangde lijfrenteverzekering. X. bleef echter bij zijn wens tot het afsluiten van deze lijfrente¬verzekering. Mede omdat X. naar tussen partijen vaststaat kennelijk geestelijk nog zeer vitaal was en wist wat hij deed, en de wens van X. ook niet onbegrijpelijk was, was er voor Aangeslotene geen aanleiding om navraag te doen bij de broer en neef van X., of om niet mee te werken aan de totstandkoming van de lijfrenteverzekering tussen X. en de verzekeraar. Indien in deze omstandigheden een bank naar aanleiding van gesprekken met een cliënt, zonder toestemming van de cliënt, navraag bij derden/familieleden zou hebben gedaan zou zij zelfs niet naar behoren hebben gehandeld. Dit heeft tot gevolg dat de Commissie de klacht zal afwijzen.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de klacht af.

Bekijk de volledige uitspraak