Mijn Kifid

Uitspraak 2010-125

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 125 d.d. 1 juli 2010
(mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren R.H.G. Mijné en de heer H. Mik RA)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door Consument ingevulde vragenformulier met bijlagen, door de Commissie ontvangen op
20 februari 2009, waarmee Consument een verzoek tot geschilbeslechting bij de Commissie aanhangig maakt;
– het antwoord van Aangeslotene met bijlagen van 24 september 2009;
– de repliek van Consument van 7 oktober 2009;
– de dupliek van Aangeslotene met bijlagen van
30 november 2009; en
– de relevante stukken uit het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 17 maart 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Tussen Consument en Aangeslotene heeft tot 14 juni 2007 een effectendienstverleningsrelatie bestaan op basis van advies met een matig offensief risicoprofiel (profiel IV).
2.2 Op 17 maart 2005 heeft Consument voor
€ 38.000 X Notes gekocht.
2.3 Consument heeft de X Notes op 10 oktober 2008 verkocht. De verkoopopbrengst bedroeg
€ 22.616,31.
3. Geschil
Het geschil houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
3.1 Consument stelt dat zij de X Note in 2005 heeft gekocht op advies van Aangeslotene en dat Aangeslotene haar daarbij niet heeft gewezen op de lange looptijd van de obligatie (tot 2035). Ook in de naamgeving van het product en het haar verstrekte schriftelijke informatiemateriaal was de lange looptijd van het product, naar zij stelt, niet vermeld.
3.2 Consument is van mening dat Aangeslotene haar het product met een looptijd van 30 jaar, gelet op haar leeftijd bij aankoop (73 jaar), niet had mogen adviseren. Zij stelt zich op het standpunt dat indien zij door Aangeslotene wel zou zijn geïnformeerd over de looptijd, zij het product niet zou hebben gekocht. Consument heeft de note
inmiddels verkocht met een, naar haar zeggen, verlies van € 19.000.
3.3 Aangeslotene betwist dat zij Consument niet voldoende zou hebben geïnformeerd. In de brochure die Consument is verstrekt, het rekeningafschrift van aankoop alsmede de portefeuilleoverzichten is het jaartal vermeld. Consument heeft zich nimmer tot haar met vragen of onduidelijkheden over het product gewend. In dat kader wijst Aangeslotene er tevens op dat Consument reeds ervaring had met beleggen
aangezien zij sinds 2004 onder meer een Aegon Perpetuele Obligatie en een Y note in haar portefeuille heeft.
3.4 Aangeslotene voert verder aan dat het product in de portefeuille van Consument paste. Het gegeven dat Consument 73 jaar was bij de aankoop betekent niet dat aan haar alleen producten kunnen worden geadviseerd met een korte looptijd. Er was daarbij ook geen sprake van een korte beleggingshorizon. Tot slot betwist
Aangeslotene de omvang van de gestelde schade. Er is naar haar mening door Consument ten onrechte geen rekening gehouden met de rente die zij op de note heeft ontvangen en bovendien zou in de schadeberekening meegenomen moeten worden dat Consument, naar de mening van Aangeslotene, de op haar rustende
schadebeperkingsverplichting niet is nagekomen.
4. Beoordeling
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, overweegt de Commissie als
volgt.
4.1 De Commissie stelt voorop dat de kern van een adviesrelatie is dat de belegger beslissingen neemt over het al dan niet uitvoeren van transacties na advies van een beleggingsadviseur van de instelling met wie hij een effectenrelatie onderhoudt.
Omdat de belegger in een adviesrelatie uiteindelijk zelf de beslissingen neemt, is hij in beginsel ook zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van deze beslissingen. Dit betekent echter niet dat de instelling voor onjuiste adviezen niet aansprakelijk kan zijn. Wanneer de instelling een advies heeft gegeven dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur in redelijkheid niet had mogen geven, is de instelling verantwoordelijk voor het als gevolg van dat advies geleden nadeel.
4.2 De vraag die thans voorligt is of het door Aangeslotene aan Consument verstrekte advies in 2005 tot aankoop van de X Note een advies is geweest dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur in redelijkheid heeft kunnen geven. Vaststaat dat Consument voor aankoop van de note van Aangeslotene een folder heeft gekregen waarin de werking van de note wordt uitgelegd. Zelfs als de stelling van Consument dat zij van Aangeslotene een folder heeft ontvangen waarin niet op de laatste pagina is samengevat wat de kenmerken van het product zijn, al juist zou zijn,
hetgeen de Commissie overigens niet aannemelijk acht, dan moet de Commissie vaststellen dat behalve op deze laatste pagina, ook op diverse andere plekken in de folder is vermeld dat de note een looptijd heeft van dertig jaar. Zo wordt onder het kopje “Coupon uitkering X Note.” in de eerste zin meteen gemeld dat de obligatie een looptijd heeft van dertig jaar. Deze looptijd blijkt ook uit de grafische weergave van de couponrente op dezelfde pagina. De alinea onder deze weergave eindigt met de zin “Aan het einde van de looptijd, na dertig jaar, ontvangt u in ieder geval uw
nominale inleg terug.” Voorts is op een andere pagina in de folder onder het kopje “Het gemak van de Note op een rij.” bij de tweede bullet vermeld dat er een kans is op een hoge couponrente in het zesde tot en met dertigste jaar.
Naast de folder maken ook het rekeningafschrift waarin de aankoop van de note aan Consument is bevestigd en de portefeuilleoverzichten melding van het jaartal waarin de note zal aflopen (“35”).
4.3 De vaststelling dat Consument vóór aankoop van de note in het bezit is gesteld van de folder, kan naar het oordeel van de Commissie tot geen andere conclusie leiden dan de conclusie dat Consument vóór aankoop van de note op de hoogte was dan wel in ieder geval redelijkerwijs had kunnen zijn van de looptijd van de note.
Consuments stelling dat zij als zij zou hebben geweten dat de note een looptijd heeft van dertig jaar, zij deze niet zou hebben gekocht, wordt door de Commissie gelet op het voorgaande dan ook verworpen.
4.4 Overigens zelfs indien de folder geen duidelijke vermelding zou hebben gehad van de looptijd van de note, had Consument naar het oordeel van de Commissie uit de vermelding “35” achter de naam van de note op het op de aankoop betrekking
hebbende rekeningafschrift en de haar toegezonden portefeuilleoverzichten, in redelijkheid moeten kunnen afleiden dat de note een looptijd heeft van dertig jaar.
Het enkele feit dat deze stukken dateren van na de aankoop doet aan het vorenstaande niet af. Voor zover Consument de stelling zou willen betrekken dat zij niet zou hebben geweten dat de aanduiding “35” ziet op het jaar dat het product
afloopt, is de Commissie van oordeel dat het alsdan op haar weg zou hebben gelegen hierover bij Aangesloten nadere informatie in te winnen en opheldering te verkrijgen.
De Commissie stelt vast dat Consument zulks niet heeft gedaan.
4.5 Ten aanzien van het Aangeslotene gemaakte verwijt dat de note niet paste in de portefeuille van Consument, overweegt de Commissie dat het enkele feit dat Consument ten tijde van het advies tot aankoop van de note 73 jaar was, niet per
definitie met zich brengt dat haar geen producten met een lange looptijd mogen worden geadviseerd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende (waaronder de hoofdsomgarantie bij einde looptijd, een vaste couponrente van 6% gedurende de eerste vijf jaar en de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging tegen de alsdan geldende koers), kan naar het oordeel van de Commissie niet worden gesteld dat de note niet paste in de matig offensieve portefeuille van Consument. De Commissie merkt hierbij overigens nog op dat haar is gebleken dat Consument ook (in ieder geval sinds 2004) een AEGON perpetual in haar portefeuille had die, in tegenstelling tot onderhavige note, in beginsel niet wordt afgelost.
4.6 Dat de waarde van de note aanzienlijk is gedaald, is het gevolg van de onvoorziene uitzonderlijke renteontwikkelingen op de markt vanaf 2007. Deze omstandigheden kunnen niet aan het product zelf dan wel Aangeslotene worden toegerekend.
4.7 Op grond van het vorenstaande komt de Commissie dan ook tot het oordeel dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de vordering wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak