Mijn Kifid

Uitspraak 2010-215

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 215 d.d. 29 december 2010
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr.
A.M.T. Wigger en mr. J.Th. de Wit)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht en het door Consument ondertekende vragenformulier van 17 december 2009;
– het verweer van Aangeslotene van 20 april 2010;
– de repliek van Consument van 29 april 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 20 mei 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op vrijdag 24 september 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Op 1 december 1989 is Consument een spaarpolis bij Aangeslotene aangegaan, welke werd gekoppeld aan zijn eveneens bij Aangeslotene afgesloten spaarhypotheek. Per 1 januari 2001 is een nieuw belastingregime van kracht geworden, waar de fiscus ruime aandacht aan heeft besteed in onder meer de media. Op 28 januari 2002 heeft
Consument de jaaropgave 2001met betrekking tot zijn spaarpolis ontvangen, waarin vermeld stond dat voormelde spaarpolis niet aangemerkt was als Kapitaalverzekering Eigen Woning (hierna: KEW) en het opgebouwde kapitaal uit de polis derhalve
opgeteld diende de worden bij het vermogen uit box drie. In het begeleidend schrijven werd voorts vermeld: “Volgens de regels van het nieuwe belastingstelsel moet u daarom de opgebouwde waarde in deze polis(sen) optellen bij uw vermogen in box 3”.
Vervolgens werd de mogelijkheid geboden schriftelijk te verzoeken de polis als KEW aan te merken. Er werd echter niet aangegeven dat er in het kader van overgangsregelgeving sprake van een vrijstelling zou kunnen zijn. In aansluiting op de
brief van 28 januari 2002 heeft Consument ervoor gekozen om de polis aan te laten merken als KEW. Tot 31 oktober 2003 bestond de mogelijkheid om deze keuze te herzien. De fiscus heeft hierop gewezen in de toelichting op het aangiftebiljet 2002.
Op 30 mei 2008 heeft Consument een brief van Aangeslotene ontvangen waarin werd aangegeven dat zijn spaarpolis op 1 augustus 2008 afliep en dat hij voor 30 juni 2008 diende te reageren, anders zou het vrijkomende bedrag uit de spaarpolis
automatisch worden aangewend om de hypothecaire geldlening af te lossen.
Consument heeft niet gereageerd. Aangeslotene heeft het volledige spaarsaldo vervolgens aangewend ter aflossing van de hypothecaire geldlening.
3. Geschil
3.1. Consument vordert herstel van de fiscaliteit van de hypothecaire geldlening, dan wel vergoeding van het gemis aan renteaftrekbaarheid tot 2031 ten bedrage van circa € 29.590,-.
3.2. Daartoe stelt Consument het volgende:
– In haar brief van 28 januari 2002 schrijft Aangeslotene in de bijlage: “Volgens de regels
van het nieuwe belastingstelsel moet u daarom de opgebouwde waarde in deze polis(sen) optellen bij uw vermogen in box 3”. Deze stelling is feitelijk onjuist omdat er sprake is van een vrijstelling die niet genoemd wordt. Hier is dan ook geen sprake van een advies maar van een onjuist feit. Uit het schrijven van Aangeslotene blijkt dat geenszins ruimte was voor een ander uitgangspunt dan de stelling van Aangeslotene.
Meer fiscale vragen had Consument niet en voelde zich niet aangesproken om verder advies hierover in te winnen.
– Vervolgens heeft Aangeslotene onjuiste informatie verschaft op 30 juli 2008 toen Consument telefonisch navraag omtrent de fiscale status van de spaarpolis deed bij Aangeslotene.
3.3. Aangeslotene heeft het volgende als verweer aangevoerd:
– Het betoog van Consument is vrijwel geheel gebaseerd op de inhoud van twee brieven (namelijk die van 28 januari 2002 en die van 30 mei 2008) die hij van Aangeslotene heeft gekregen. Consument meent aan deze brieven een waarde te kunnen toekennen, die daaraan niet toegekend mag worden. Beide brieven zijn
standaardbrieven, die aan alle Consumenten met een spaarpolis gestuurd zijn.
– Elke klant weet zelf, of behoort te weten of hij de betreffende polis heeft aangemerkt als KEW of niet. De brief van 28 januari 2002 bevat geen advies om de desbetreffende spaarpolis als KEW aan te merken. Het betrof enkel een reguliere jaaropgave van de spaarpolis.
– Consument heeft er in 2002 vrijwillig voor gekozen om zijn spaarpolis aan te merken als een KEW. Consument had zich dan ook vooraf op de hoogte moeten stellen wat de consequenties waren van de keuze voor aanmelding in Box 1 als KEW dan wel aanmelding als kapitaalverzekering in Box 3. Het is te allen tijde de Consument zelf die verantwoordelijk is voor de door hem gemaakte keuzes.
– De Spaarpolis van Consument is ingegaan op
1 december 1989. Dit is ruimschoots voordat het nieuwe belastingstelsel in 2001 van kracht werd. Zoals als algemeen bekend mag worden verondersteld, gelden bij (tussentijdse) fiscale wijzigingen veelal overgangsregelingen.
– Consument heeft om hem moverende redenen niet voor de in de brief van 30 mei 2008 genoemde datum van 30 juni 2008 gereageerd en is zodoende akkoord gegaan met het gebruik van de vrijgekomen gelden uit de spaarpolis voor het aflossen van de hypotheek. Of de polis dan ook als KEW aangemerkt was of niet, is dan niet meer
relevant.
– Of er nu op 30 juli 2008 wel of geen verkeerde informatie aan Consument is verstrekt tijdens een telefoongesprek met Aangeslotene, doet niet ter zake. De inhoud van het gesprek kan Aangeslotene niet meer nagaan.
4. Beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of de door Aangeslotene gedane mededeling in de door Consument bedoelde jaaropgave 2001, dat volgens de regels van het nieuwe belastingstelsel de opgebouwde waarde in deze polis moet worden opgeteld bij het vermogen in box 3 behoudens andere keuze, valt aan te merken als een advies.
4.2 De Commissie merkt op dat de gewraakte mededeling gedaan is in het kader van een jaaropgave, zodat, zo al sprake is van een te beperkte mededeling waarvoor Aangeslotene de verantwoordelijkheid draagt, het bericht een ander doel had, namelijk opgave van de stand van de geldlening. De vraag of bedoelde mededeling als
advies opgevat moet worden, waarvoor Aangeslotene aansprakelijk is nu dat advies te
summier en dus onvolledig was, kan naar uit het volgende blijkt in het midden blijven.
4.3 De Commissie acht van belang welke kennis de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument heeft. Daarbij speelt nog een rol dat Consument zelf verantwoordelijk is voor zijn fiscale zaken in het algemeen. Het is de Commissie bekend dat de fiscus voorafgaand aan de totstandkoming van het nieuwe belastingregime daaraan de nodige aandacht heeft besteed; ook in de media heeft zulks ruime aandacht gekregen, waarbij verondersteld kan worden, gelijk Aangeslotene betoogt, dat ook Aangeslotene in brochures en latere jaaropgaven van het gewijzigde belastingregime melding heeft gemaakt. De Commissie is van oordeel dat van een normaal oplettende consument, zeker als het een ook voor hem van belang zijnde belastingwijziging betreft, verwacht mag worden dat hij zich verdiept in
wat er wijzigt. De Commissie komt dan ook tot de conclusie dat Consument had moeten beseffen dat op de in de jaaropgave gedane mededeling van Aangeslotene daarin niet genoemde uitzonderingen bestonden. Voor zover Consument dat begin
2002 niet beseft had, had hij dat in elk geval moeten beseffen toen hij de toelichting op het aangiftebiljet 2003 las, waarin gewezen werd op de mogelijkheid om de al of niet voor KEW gemaakte keuze te herzien.
4.4 Nu, als hiervoor vermeld, Consument had moeten beseffen dat er uitzonderingen bestonden op de door Aangeslotene in de jaaropgave gedane mededeling, daarbij mede het hiervoor eveneens vermelde doel van de jaaropgave (vermelding van de openstaande hypothecaire geldlening per
31 december 2001) in aanmerking nemend,
is de Commissie van oordeel dat in zodanige mate sprake is van eigen schuld aan de zijde van Consument dat de vergoedingsplicht van Aangeslotene, zo daarvan sprake is, daartegen wegvalt. De vraag of Aangeslotene tekortgeschoten is en tot vergoeding van de geleden schade gehouden is behoeft dan ook geen bespreking meer. Op grond van het voorgaande zal de klacht afgewezen worden.
4.5 Dat in het telefoongesprek tussen Aangeslotene en Consument van 30 juli 2008 kennelijk foutieve informatie is verstrekt, doet aan het voorgaande niet af.
Daargelaten dat de inhoud van het gesprek niet is komen vast te staan, was op dat moment heroverweging fiscaal gezien immers niet meer mogelijk.
4.6 Gezien de door Aangeslotene veroorzaakte verwarring, acht de Commissie het gepast dat Aangeslotene de in verband met het aanhangig maken en de behandeling van het Geschil gemaakte kosten ad € 50 ,- vergoedt.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen en de door Consument betaalde eigen bijdrage voor de behandeling van onderhavig Geschil van € 50,- voor vergoeding in aanmerking komt. Betaling dient
plaats te vinden binnen een termijn van vier weken na de verzenddatum van dit advies.

Bekijk de volledige uitspraak