Mijn Kifid

Uitspraak 2011-103

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 103
d.d. 20 april 2011
(mr P.A. Offers, voorzitter, prof. mr M.M. Mendel en mr B.F. Keulen, leden en
mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting

Consument veroorzaakt schade met een losgekoppelde aanhangwagen en claimt dat op zijn aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren. In discussie is of sprake is van schade met of door een motorrijtuig. De Commissie verwees naar HR 16 maart 1979, NJ 1980,76, waarin de Hoge Raad heeft uitgesproken dat onder ‘buiten het verkeer tot stilstand is gekomen’ (artikel 1 WAM) moet worden verstaan: veilig buiten ieder verkeer is gehouden.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde correspondentie;
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier, ontvangen op 26 januari 2010;
– de brief van Consument van 21 juni 2010 met bijlagen;
– het antwoord van Aangeslotene van 28 juli 2010 met bijlagen;
– de brief van Consument van 17 december 2010.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 28 maart 2011.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Op 19 april 2008 was Consument passagier in een auto die door de eigenaar werd bestuurd. Aan de auto was een aanhangwagen gekoppeld. Met de auto met aanhangwagen brachten zij een bezoek aan een vuilverwerkingsbedrijf. Daar aangekomen, heeft Consument de aanhangwagen afgekoppeld en handmatig verplaatst teneinde de in de aanhangwagen aanwezige lading in de betreffende vuilcontainers te deponeren. Daarna heeft hij de lege aanhangwagen weer aan de auto willen koppelen. Daarbij heeft hij, omdat het terrein helde, de macht over de aanhangwagen verloren en kwam deze tegen de auto aan waardoor deze werd beschadigd. De schade aan de auto ad € 1.494,87 is door de cascoverzekeraar van de auto vergoed, maar wordt door deze van Consument teruggevorderd.
– Consument heeft ter zake van deze schade uitkering gevraagd aan Aangeslotene, bij wie hij een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren heeft afgesloten. Aangeslotene heeft echter geweigerd de schade uit te keren met een beroep op artikel 6.4 van de op deze verzekering van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden.
– In dit artikel 6.4 is voor zover hier van belang bepaald:
‘(…) Niet verzekerd is de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig met uitzondering van fietsen met elektrische trapondersteuning, dat een verzekerde in eigendom heeft, bezit, houdt, bestuurt of gebruikt.
Deze uitsluiting geldt niet voor:
– de aansprakelijkheid van een verzekerde als passagier van een motorrijtuig; de regeling wat betreft de onderlinge aansprakelijkheid en opzicht blijft wel van toepassing;’

3 Geschil

3.1. Consument vordert betaling door Aangeslotene van een bedrag van € 1.494,87.

3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
De aanhangwagen bevond zich op privéterrein waardoor de Wegenverkeerswet niet van toepassing is.
Consument heeft op het terrein van het vuilverwerkingsbedrijf de aanhangwagen van de trekkende auto losgekoppeld en met de hand geplaatst naast een vuilcontainer. Daar heeft de aanhangwagen minstens twintig minuten geparkeerd gestaan. De aanhangwagen mocht daar staan. Gevaar voor overig verkeer was er niet. De aanhangwagen was dus veilig buiten het verkeer tot stilstand gebracht. Daardoor is het verband met de trekkende auto verbroken. De schade is daarna ontstaan door een foute inschatting door Consument.

3.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende standpunten ingenomen.
Op het desbetreffende terrein, dat vrij toegankelijk is voor ander verkeer, is de Wegenverkeerswet van toepassing.
Ondanks de tijdelijke loskoppeling bevond de aanhangwagen zich nog altijd in de risicosfeer van de trekkende auto toen de schade ontstond. Weliswaar twijfelt Aangeslotene op zichzelf niet aan de juistheid van het standpunt van Consument dat de aanhangwagen op een rustige, veilige parkeerplaats stond, maar dat betekent niet dat de aanhangwagen daardoor – in juridische zin – buiten de invloedssfeer van de auto is gekomen. Niet alleen bestond namelijk in het onderhavige geval de intentie de aanhangwagen weer aan te koppelen, maar ook was hier geen sprake van een toegestane (onderstreping door de Commissie) parkeerplaats voor de aanhangwagen. In de discussie met Consument en de cascoverzekeraar van de auto zijn de uitspraken 51, 52 en 57 van de Verbondscommissie Samenloop en uitspraak 108 van de Geschillencommissie Schadeverzekeraars aan de orde gekomen. Daarvan zijn de uitspraken 51 en 57 meer op het onderhavige geschil van toepassing dan beide andere uitspraken.

4. Zitting

Ter zitting is het geschil met Aangeslotene besproken.

5. Beoordeling

Als een weg toegankelijk is voor het openbaar verkeer, of een terrein toegankelijk is voor het publiek, zijn de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet aansprakelijkheids-verzekering motorrijtuigen in zoverre van toepassing (zie beide wetten artikel 1).
In geschil tussen partijen is of hier sprake is van schade veroorzaakt met of door een motor¬rijtuig als bedoeld in het hiervoor onder 2 geciteerde artikel 6.4 van de verzekerings¬voorwaarden.
In artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt als een deel van een motorrijtuig aangemerkt ‘al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt, zolang het nog niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen’.
In zijn arrest van 16 maart 1979, NJ 1980, 76 heeft de Hoge Raad, de memorie van antwoord bij deze wet citerend, beslist dat onder ‘buiten het verkeer tot stilstand is gekomen’ moet worden verstaan: veilig buiten ieder verkeer is gehouden.
Beantwoording behoeft dus de vraag of de aanhangwagen nadat deze door Consument van de auto was losgekoppeld en handmatig bij een vuilcontainer was geplaatst, veilig buiten ieder verkeer is gehouden.

De stelling van Consument dat dit bij de aanhangwagen het geval was, is op zichzelf door Aangeslotene niet bestreden. In haar brief van 26 januari 2009 aan Consument, waarnaar in het verweerschrift wordt verwezen, schrijft zij immers: ‘Ik maak uit uw brief op dat er sprake was van een rustige, veilige parkeerplaats. Ik heb geen reden hieraan te twijfelen.’
Aangeslotene is echter van oordeel dat door de intentie de aanhangwagen weer aan te koppelen en door het feit dat haars inziens in het onderhavige geval geen sprake was van een toegestane parkeerplaats voor de aanhangwagen, deze in juridische zin toch in de invloeds¬sfeer van de auto is gebleven.
Aldus hanteert Aangeslotene echter een ander criterium dan de Hoge Raad zonder – wat op haar weg zou hebben gelegen – deze afwijking van een deugdelijke motivering te voorzien. Met name heeft zij, ook desgevraagd ter zitting, niet duidelijk gemaakt waarop haar mening dat hier sprake was van een niet toegestane parkeerplaats, berust.
Dit alles leidt ertoe dat moet worden aangenomen dat in dit geval geen sprake is geweest van schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig, zodat Aangeslotene ten onrechte met een beroep op artikel 6.4 van de verzekeringsvoorwaarden aan Consument vergoeding van de geclaimde schade heeft ontzegd.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering toe. Aangeslotene zal binnen een termijn van drie weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd aan Consument vergoeden het gevorderde bedrag van € 1.494,87 en daarnaast diens eigen bijdrage van € 50,- aan de behandeling van deze klacht.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak