Mijn Kifid

Uitspraak 2011-109

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 109
d.d. 27 april 2011
mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. M.M. Mendel en mr. B.F. Keulen, leden en
mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Samenvatting
Levensverzekering met winstdeling door beleggingen in staatsleningen. Consument stelt dat Aangeslotene hogere kosten berekent dan bij aanvang medegedeeld. Hierdoor valt rendement lager uit. Volgens Consument sprake van beleggingsverzekering die onder Aanbeveling valt. Commissie: Geen beleggingsverzekering maar een verzekering met een gegarandeerd kapitaal met winstdeling. Hoogte kosten blijkt voldoende uit offerte, polis en voorwaarden.

1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– het door Consument ingevulde en op 17 april 2009 ondertekende
vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 2 september 2009 met bijlagen;
– de repliek van Consument van 19 oktober 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 16 november 2009;
– het e-mailbericht van Consument van 16 maart 2010 met bijlagen;
– de brief van 9 april 2010 met bijlagen van Aangeslotene aan Consument;
– het verslag van 12 juli 2010 van een gesprek over het door Consument aanhangig gemaakte geschil tussen de schoonzoon en dochter van Consument en Aangeslotene;
– de brief van 30 augustus 2010 met bijlagen van Consument aan de Commissie;
– de brief van 8 oktober 2010 van Aangeslotene aan de Commissie.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen in eerste instantie opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 22 maart 2010. De Commissie heeft daarna haar beslissing aangehouden in afwachting van de uitkomst van onderling overleg tussen partijen.

Partijen zijn in hun onderlinge overleg niet tot een oplossing van het geschil gekomen. De mondelinge behandeling is vervolgens voortgezet op maandag 28 maart 2011.

2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument heeft met ingang van 15 september 1988 een levensverzekering (hierna: de “Verzekering”) op zijn leven gesloten bij Aangeslotene. De einddatum van de Verzekering was 15 september 2010. De Verzekering voorzag blijkens de polis van
30 augustus 1988 in een verzekerd bedrag van f. 120.000,- (€ 54.453,63) of “indien dit meer is de opgebouwde waarde in het STAATSLENINGEN DEPOT uit te keren bij het in leven zijn van de verzekerde op de einddatum, of onmiddellijk na eerder overlijden van de verzekerde.”

2.2 In de aan de Verzekering ten grondslag liggende offerte van 2 juni 1988 (hierna: de “offerte”) wordt onder het kopje “Winstbijschrijving” het volgende bepaald:
“De spaarpremies van deze verzekering worden belegd in het zgn. Staatsleningen¬depot. Op dit depot is de rente op langlopende staatsleningen van toepassing. Verdere informatie hieromtrent vindt u in de bijlagen.
Uitgaande van een constant rendement van 7% per jaar is de prognose van de uitkering op de einddatum f. 172.430,-.“ (€ 78.245,32).

2.3 Bij brief van 16 juni 2008 heeft Aangeslotene Consument het volgende overzicht gezonden van de in rekening gebrachte maandpremies en het daarvan in het Staatsleningendepot belegde deel:
Periode: Maandpremie Netto belegging:
15.09.1988 t/m 15.08.1991 € 184, 23 € 81, 36
15.09.1991 t/m 15.12.2001 € 184, 23 € 145, 50
15.01.2002 € 183, 67 € 145, 49
15.02.2002 t/m 15.05.2008 € 172, 18 € 145, 49

De premies voor de dekking van het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheids¬risico werden volgens deze brief aan het Staatsleningendepot onttrokken.

2.4 In de op de Verzekering toepasselijke Bijzondere voorwaarden verzekeringen met winstdeling (hierna: de “Bijzondere Voorwaarden”) werd o.a. het volgende bepaald:
“Artikel 1 Winstdeling
(….)
2. Aan dit beleggingsdepot zullen worden toegevoegd:
a. de uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst betaalde premiën onder aftrek van verwervings- en administratiekosten als vermeld in artikel 3.
(….)”

Ingevolge artikel 1 lid 3 van deze voorwaarden werden maandelijks aan het beleggings¬depot onttrokken: de overlijdensrisicopremie (variabel aan de hand van de geaccumuleerde depotwaarde en de risicofactor voor de komende maand) de op het polisblad vermelde premie-opslag, herleid voor maandbetaling en een bedrag van
HFL 7,50 (€ 3,40) voor elke niet betaalde premie.

“Artikel 3 Kosten en risicotarief
De hoogte van de verwervings- en administratiekosten, alsmede de risicofactor als vermeld in artikel 1, zijn tevoren zodanig vastgesteld, dat bij een tijdige betaling van de premiën op jaarbasis de betaalbaar te stellen verzekerde bedragen gelijk zijn aan de gegarandeerde uitkeringen als vermeld op de voorzijde van het polisblad. In de grondslagen voor de genoemde kosten en risicofactor zal gedurende de looptijd van de polis geen verandering worden aangebracht.”

2.5 Bij brief van 9 april 2011 heeft Aangeslotene aan Consument geschreven dat, anders dan door Aangeslotene in haar brief van 16 juni 2008 aangegeven, de premie voor de dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico niet aan het Staatsleningendepot werd onttrokken maar aan de bruto premie, derhalve voor storting in het Staatsleningen¬depot. Hiernaast schreef Aangeslotene in de brief van 9 april 2011 dat zij bij het in de offerte genoemde prognosebedrag van € 78.245,- bij een rendement van 7% feitelijk heeft gerekend met een rendement van 7,5%. De verhoging met 0,5% is volgens Aangeslotene gebaseerd op de mede toepasselijke Aanvullende voorwaarden voor verzekeringen met winstdeling in het staatsleningen depot (hierna: de “Aanvullende Voorwaarden”). In artikel A van deze Aanvullende Voorwaarden is bepaald dat Aangeslotene bij de winstbijschrijving uit hoofde van de belegging in het Staatsleningen¬¬depot uitgaat van een rendement dat 0,5% hoger is dan het rendement op langlopende staatsleningen gecorrigeerd voor koerswijzigingen.

2.6 De uitkering uit hoofde van de Verzekering bedroeg per 15 september 2010
€ 58.602, 04.

3. Geschil
3.1 Consument vordert dat de uitkering uit hoofde van de Verzekering per 15 september 2010 wordt verhoogd met een bedrag van € 13.500,- en voor zover dit verhoogde bedrag de gegarandeerde uitkering van (€ 54.453,63) overstijgt, uitkering van het meerdere. Hiernaast vordert Consument dat de Commissie bepaalt dat de Verzekering een beleggingsverzekering is die onder de Aanbeveling van 4 maart 2008 van de Ombudsman Financiële Dienstverlening inzake de maximering van kosten bij beleggingsverzekeringen (hierna: de “Aanbeveling”) valt.

3.2 Deze vorderingen steunen, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
Aangeslotene heeft Consument destijds onjuist geïnformeerd over de hoogte van de kosten die in rekening zouden worden gebracht. Uit de brief van Aangeslotene van
16 juni 2008 blijkt dat Aangeslotene ongeveer € 5.250,- meer aan kosten bij Consument in rekening heeft gebracht dan uit de polis en de offerte is af te leiden. Indien dit bedrag belegd zou zijn had dit per de einddatum ongeveer € 13.500,- meer opgeleverd. Hiernaast merkt Consument op dat gebleken is dat het in de offerte genoemde bedrag van € 78.245,32 niet is gebaseerd op een jaarlijks rendement van 7% maar van 7,5%. Verder is het te beleggen spaardeel door de keuze voor betaling van een maandpremie in plaats van een jaarpremie lager geworden waardoor het gerealiseerde rendement ook lager is geworden. Aangeslotene heeft Consument hiervoor niet gewaarschuwd. Ten slotte is Consument van mening dat sprake is van een beleggingsverzekering omdat de uitkering per de einddatum niet op voorhand vast stond en hij derhalve in aanmerking komt voor compensatie volgens de Aanbeveling.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
De Verzekering is geen beleggingsverzekering maar een traditionele garantie¬verzekering. De Verzekering kent immers een gegarandeerde uitkering bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum of bij zijn eerdere overlijden.
Aangeslotene heeft Consument op juiste wijze voorgelicht omtrent de kosten. Ten tijde van het sluiten van de Verzekering bestond nog geen specifieke wet- en regelgeving ten aanzien van levensverzekeringen. De ten tijde van het sluiten van de Verzekering geldende normen kunnen niet achteraf worden bijgesteld met het inzicht en de regels van nu. Uiteraard zijn de civiele regels met betrekking tot de totstand¬koming van een overeenkomst wel van toepassing bij het sluiten van een levens¬verzekering. In dit kader werd in brochures en in de offerte uitgebreid ingegaan op de werking van het product. De hoogte van de kosten is of was niet van invloed op de verwachting die Consument van de aanvang van de Verzekering heeft gehad ten aanzien van de eindopbrengst. Consument wist vanaf aanvang exact wat hij voor zijn te betalen premie mocht verwachten. Niet alleen hetgeen gegarandeerd werd door Aangeslotene was bekend, maar ook de hoogte van de uitkering die zou worden gedaan indien het gemiddeld jaarlijks rendement hoger was dan hetgeen werd gegarandeerd. Aangezien de kosten conform artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden gedurende de looptijd van de Verzekering geen wijziging hebben ondergaan speelde het kostenaspect geen rol. De uitkomst werd bij een gelijkblijvende premiebetaling gedurende de looptijd slechts positief of negatief beïnvloed door de winstdeling.
Het in de offerte genoemde bedrag van € 78.245,32 is gebaseerd op een jaarlijks rendement van 7,5%. Op grond van de Aanvullende Voorwaarden werd door Aangeslotene gerekend met een rendement dat een 0,5% hoger lag dan het gekozen voorbeeldrendement. Ten slotte heeft de keuze voor maandpremie in plaats van jaarpremie inderdaad geleid tot een lager gerealiseerd rendement. Consument heeft echter zelf gekozen voor het betalen van een maandpremie.

4. Zitting
4.1 Ter zitting hebben Consument en Aangeslotene hun standpunten nader toegelicht.

5. Beoordeling
5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling vormen de polis, de op de Verzekering toepasselijke voorwaarden en de aan Consument verstrekte offerte. Op basis hiervan mocht Consument uitgaan van een gegarandeerd kapitaal en eventueel een hogere uitkering als gevolg van winstdeling. Per de einddatum van de Verzekering zijn het door Aangeslotene gegarandeerde kapitaal en de op basis van winstdeling opgebouwde verhoging, welke boven het gegarandeerde kapitaal uitkwam, uitgekeerd. Hiermee is Aangeslotene haar contractuele verplichtingen nagekomen.

5.2 Ofschoon ontegenzeggelijk sprake is van een teleurgestelde verwachting, is door Consument niet aannemelijk gemaakt dat op grond van de door Aangeslotene verstrekte informatie – zowel in de precontractuele fase als gedurende de looptijd van de Verzekering – bij hem de gerechtvaardigde verwachting kon ontstaan dat een rendement van 7 of 7,5% werd gegarandeerd. De Commissie merkt in dit verband op dat in de offerte uitdrukkelijk wordt gesproken over een prognose van de uitkering op de einddatum waarbij wordt uitgegaan van een bepaald constant rendement. Hiermee is voldoende tot uitdrukking gebracht dat sprake is van een voorspelling van de einduitkering welke slechts geldt onder de voorwaarde dat jaarlijks (minimaal) eenzelfde rendement wordt behaald. De Commissie voegt hier aan toe dat zowel het hanteren van een rendement van 7% als het hanteren van een rendement van 7,5% ten tijde van de totstandkoming van de Verzekering niet ongebruikelijk was voor staatsleningen.

5.3 Voor zover door Consument wordt gesteld dat sprake is van hogere kosten dan de kosten waarover hij bij het sluiten van de Verzekering in 1988 is geïnformeerd en hetgeen daarover is bepaald in de Aanbeveling, stelt de Commissie vast dat geen sprake is van een beleggingsverzekering maar van een levensverzekering met een gegarandeerd kapitaal met winstdeling. Consument wist dus wat hem was gegarandeerd eventueel verhoogd met een bedrag uit hoofde van winstdeling terwijl hij ook precies wist welke premies daar tegenover stonden. Hiermee komt overeen wat Consument heeft ontvangen. De Commissie voegt hieraan toe dat naar haar oordeel de polis en de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden beoordeeld naar de destijds geldende maatstaven voldoende duidelijk zijn over de hoogte van de in rekening gebrachte kosten.

5.4 Ten aanzien van de stelling van Consument dat Aangeslotene hem had behoren te waarschuwen dat betaling van maandpremie in plaats van jaarpremie gevolgen zou kunnen hebben voor het te realiseren rendement wijst de Commissie er op dat in de offerte wordt uitgegaan van jaarpremie. In de aanvraag heeft Consument om hem moverende redenen zelf gekozen voor het betalen van maandpremie. Mogelijk heeft Consument zich daarbij niet gerealiseerd dat deze omzetting gevolgen zou kunnen hebben voor het uiteindelijke rendement. Consument werd echter bij het sluiten van de Verzekering geadviseerd door een professionele assurantietussenpersoon die geacht mocht worden wel op de hoogte te zijn geweest van de mogelijke gevolgen. Deze assurantietussenpersoon had namens Consument een nieuwe offerte aan kunnen vragen of bij Aangeslotene kunnen informeren naar eventuele gevolgen van de keuze voor een maandpremie. Nu dit niet is gebeurd komt dit voor rekening van Consument en kan dat niet aan Aangeslotene worden tegengeworpen.

5.5 Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen van Consument dienen te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, de vorderingen van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak