Mijn Kifid

Uitspraak 2011-141

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 141
d.d. 30 mei 2011
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden en
mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Samenvatting

Pensioenverzekering, informatieplicht. Consument verwijt zijn verzekeraar dat zij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de omstandigheid dat uitstel van de pensioendatum niet mogelijk is na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De Commissie oordeelt dat de verzekeraar aan haar informatieplicht heeft voldaan. Consument had naar het oordeel van de Commissie uit de correspondentie behoren te begrijpen dat de pensioenverzekering zou eindigen op het moment dat hij de leeftijd van 65 jaar had bereikt.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– het verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen op 18 februari 2010;
– het antwoord van Aangeslotene van 16 september 2010;
– de repliek van Consument van 7 oktober 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 21 oktober 2010.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft ten slotte vastgesteld dat het geschil zich leent voor een schriftelijke afdoening als bedoeld in artikel 16.4 van haar Reglement.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Consument is sinds 1988 werkzaam als zelfstandige. Daarvoor was hij werkzaam in loondienst en uit dien hoofde deelnemer van een door zijn toenmalige werkgever opgericht ondernemingspensioenfonds.

2.2 Eind 1997 is het ondernemingspensioenfonds opgeheven. Aangeslotene heeft Consument hier bij brief van 27 februari 1998 van op de hoogte gesteld en hem verzocht een keuze te maken voor een van de door haar geboden mogelijkheden voor pensioenopbouw. In de brief stond ten aanzien van de optie waarde-overdracht naar het product [X] – voor zover van belang – het volgende vermeld: “Ook heeft u de mogelijkheid uw pensioen over te dragen naar het (…). Dit is een individuele pensioenregeling, waarbij u zelf keuzes kunt maken. Zo beslist u zelf hoe u uw pensioengeld wilt beleggen. (…) Daarnaast bepaalt u zelf wanneer u met pensioen gaat en welk pensioen u straks ontvangt.” Consument heeft voor deze optie gekozen en bij Aangeslotene een pensioenverzekering afgesloten. De einddatum van de verzekering was 1 oktober 2003.

2.3 Op 29 augustus 2003 heeft de Belastingdienst een besluit gepubliceerd. Daarin is onder meer het volgende vermeld: “Uitstel van de pensioendatum is alleen mogelijk indien en voorzover de pensioengerechtigde na die datum blijft doorwerken in dienstbetrekking. (…) Indien de pensioendatum wordt uitgesteld zonder dat sprake is van voortzetting van de dienstbetrekking, wordt de regeling onzuiver en treedt artikel 19b, eerste lid, aanhef, onderdeel a en onderdeel c, slot, van de Wet LB in werking. De gehele aanspraak wordt dan belast.”

2.4 Op 25 september 2003 heeft Consument Aangeslotene laten weten dat hij de ingangs¬datum van zijn ouderdomspensioen wilde uitstellen. Bij brief van 8 oktober 2003 heeft Aangeslotene Consument bericht dat de einddatum van zijn pensioen¬verzekering met een jaar is uitgesteld naar 1 oktober 2004. Verder is in de brief – voor zover hier van belang – het volgende vermeld: “Jaarlijks, uiterlijk tot uw 65-jarige leeftijd, zullen wij contact met u opnemen of verdere uitstel gewenst is.”

2.5 In augustus 2004 heeft Consument Aangeslotene verzocht de pensioendatum wederom met een jaar uit te stellen.

2.6 Bij brief van 8 september 2004 heeft Aangeslotene onder meer het volgende aan Consument bericht: “De einddatum van uw polis (…) hebben wij uitgesteld naar 1 oktober 2008 (uw leeftijd van 65 jaar).”

2.7 In augustus 2008 heeft Aangeslotene Consument, onder verwijzing naar het in alinea 2.3 genoemde besluit, bericht dat verder uitstel van de pensioendatum alleen mogelijk is indien en voor zover Consument blijft doorwerken in dienstbetrekking. Daarnaast heeft Aangeslotene aangegeven dat zij aan verder uitstel alleen dan zou meewerken indien Consument daarvoor toestemming had van de Belastingdienst.

2.8 Consument heeft daarop bij brief van 7 augustus 2008 de Belastingdienst verzocht toestemming te verlenen voor het uitstellen van de pensioendatum met maximaal vijf jaar. De Belastingdienst heeft Consument bij brief van 26 september 2008 mee¬gedeeld dat de gevraagde goedkeuring op grond van het besluit van 29 augustus 2003 niet kan worden verleend.

2.9 Bij brief van 17 oktober 2008 heeft Aangeslotene Consument bericht dat het verzekerd kapitaal uit de pensioenverzekering door expiratie beschikbaar is gekomen, alsmede het volgende: “Op uw verzoek hebben wij de brief van 26 september 2008 van de Belastingdienst voorgelegd aan onze fiscaal- en juridische afdeling met de vraag wat de consequenties zijn van het gestelde in alinea 2 van bladzijde 2. Het antwoord is, dat [Aangeslotene] niet meewerkt aan de uitvoering van een onzuivere pensioenregeling en dat derhalve het op 1 oktober 2008 aanwezige kapitaal omgezet dient te worden in een pensioenuitkering.”

3. Geschil

3.1 Consument vordert dat Aangeslotene aan hem het verschil vergoedt tussen de waarde die zijn pensioen bij een uitstel met vijf jaar, per oktober 2013 zou hebben gehad en de liquidatiewaarde van de pensioenverzekering in oktober 2008.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene is tekort geschoten in haar zorgplicht nu zij geen informatie heeft verstrekt over de beperkingen aan de mogelijkheid van verder uitstel van de pensioendatum. Meer in het bijzonder stelt Consument dat in de verzekerings¬voorwaarden geen beperking is opgenomen ten aanzien van de datum waarop de pensioenuitkering moet ingaan en dat Aangeslotene hem niet heeft gewezen op het Besluit van de Belastingdienst van 29 augustus 2003.
– Voorts stelt Consument dat Aangeslotene bij hem de onjuiste verwachting heeft gewekt dat hij zelf kon bepalen wanneer hij met pensioen zou gaan. Hij wijst daarbij op de naam van het product, de beschrijving van de polis in de brief van 27 februari 1998 en het feit dat Aangeslotene tweemaal medewerking heeft verleend aan zijn verzoek om uitstel van de pensioendatum.
– Consument is van mening dat hij uit de bewoordingen in de brief van 8 oktober 2003 niet behoefde af te leiden dat verder uitstel van de pensioendatum slechts mogelijk was tot het 65e levensjaar. Hij stelt dat hij de brief aldus heeft geïnterpreteerd dat Aangeslotene, indien hij 65 zou worden, met hem contact zou opnemen om nieuwe afspraken te maken over verder uitstel van de pensioendatum.
– Consument betwist dat hij de brief van Aangeslotene van 3 september 2004 heeft ontvangen.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer gevoerd:
– Aangeslotene wijst erop dat de pensioendatum van Consument op grond van de fiscale wet- en regelgeving niet verder dan 65 jaar kon worden uitgesteld nu Consument niet meer werkzaam was in een dienstbetrekking.
– De beperkingen aan de mogelijkheid van uitstel van de pensioendatum zijn wel degelijk met Consument besproken. Aangeslotene stelt in dat verband dat een van haar medewerkers meerdere gesprekken met Consument heeft gevoerd en wijst ter onderbouwing van haar standpunt op een e-mailbericht van de betreffende medewerker van 24 augustus 2004. Ook blijkt volgens Aangeslotene uit de brief van 8 oktober 2003 genoegzaam dat uitstel na het 65e levensjaar niet mogelijk is. Consument was er volgens Aangeslotene dan ook mee bekend dat verder uitstel na
1 oktober 2008 niet mogelijk was en had kunnen besluiten zijn beleggingen al dan niet aan te passen.
– Aangeslotene erkent dat in de verzekeringsvoorwaarden niet is vermeld dat uitstel van de pensioendatum in bepaalde gevallen niet mogelijk is. Wel is volgens haar in de verzekeringsvoorwaarden opgenomen dat de verzekeringnemer geen wijzigingen in zijn pensioenaanspraken mag aanbrengen die in strijd zijn met de bepalingen in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Aangeslotene wijst erop dat het door Consument gewenste uitstel op grond van deze wet niet mogelijk is.

4. Beoordeling

4.1 Voorop staat dat de rechtsbetrekking tussen Consument en Aangeslotene ingevolge artikel 1 Pensioenwet is vastgelegd in het pensioenreglement van het in alinea 2.1 genoemde ondernemingspensioenfonds. Dit pensioenreglement is leidend voor wat betreft de pensioenaanspraken die Consument heeft opgebouwd. De Commissie stelt vast dat de in het pensioenreglement opgenomen pensioendata 60 respectievelijk 65 jaar zijn en dat de pensioenverzekering daarmee in beginsel uiterlijk tot uitkering diende te komen op het moment dat Consument de leeftijd van 65 jaar had bereikt. Verder stelt de Commissie vast dat Consument ten tijde van het bereiken van de pensioendatum van 65 jaar niet (meer) werkzaam was in een dienstbetrekking, zodat verder uitstel van laatstgenoemde pensioendatum ingevolge het in alinea 2.3 bedoelde besluit van de Belastingdienst van 29 augustus 2003 niet mogelijk was.

4.2 Het aan de Commissie voorgelegde geschil betreft in de kern de vraag of Aangeslotene Consument voldoende heeft geïnformeerd over de omstandigheid dat uitstel van de pensioendatum na zijn 65e levensjaar niet (meer) mogelijk is.

4.3 Bij de beantwoording van deze vraag heeft de Commissie de vordering te beoordelen aan de hand van de ten tijde van het sluiten van de pensioenverzekering geldende wet- en regelgeving. In het onderhavige geval betreft dit de Regeling informatie¬verstrekking aan verzekeringnemers 1994 (Riav 1994). De Commissie stelt vast dat de (on)mogelijkheid van uitstel van de pensioendatum een onderdeel van de overeenkomst is waarvan Aangeslotene Consument ingevolge artikel 2 lid 2 sub g Riav 1994 schriftelijk in kennis moest stellen. De Commissie is van oordeel dat Aangeslotene aan deze informatieverplichting jegens Consument heeft voldaan, nu uit de brief van 8 september 2003 voldoende duidelijk blijkt dat uitstel van de pensioen¬datum mogelijk is tot uiterlijk het 65e levensjaar. Nu Consument niet heeft betwist dat hij deze brief heeft ontvangen, had Consument behoren te begrijpen dat de pensioenverzekering op 1 oktober 2008 zou eindigen. Het enkele feit dat Consument hier niet eerder over is geïnformeerd, doet naar het oordeel van de Commissie aan het vorenstaande niet af. Consument heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij de pensioenverzekering bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten.

4.4 Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak