Mijn Kifid

Uitspraak 2011-154

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 154 d.d. 20 juni 2011
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter)

Samenvatting

Ondanks hoge leeftijd Consument geen onjuist advies om te beleggen in een (dagelijks verhandelbaar) product met hoofdsomgarantie en een looptijd van zes jaar. Consument is er niet in geslaagd aan te tonen dat de bank op de hoogte was van zijn wens te beleggen in producten met een looptijd van niet meer dan één jaar. Vordering afgewezen.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen op 31 december 2009 en 25 januari 2010;
– de aanvulling op het verzoek d.d. 18 april en 29 september 2010;
– het antwoord van Aangeslotene d.d. 30 december 2010;
– de repliek van Consument d.d. 15 januari 2011;
– de dupliek van Aangeslotene d.d. 21 februari 2011.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
11 mei 2011. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Op 20 maart 2007 heeft Consument zich gewend tot Aangeslotene, bij wie hij een beleggingsrekening aanhield. Hij wenste te beleggen in een scheeps-CV met een voorgespiegeld rendement van 13%. Aangeslotene heeft deze belegging afgeraden en Consument als alternatief in overweging gegeven te beleggen in een beleggingsproduct met hoofdsomgarantie en een looptijd van zes jaar. Aangeslotene heeft de werking van het betreffende product toegelicht en Consument een brochure over dit product meegegeven. Dit product wordt hierna genoemd: “de Note”.
2.2 Op 4 april 2007 vond een vervolggesprek plaats, waarna Consument besloot tot aankoop van de Note voor een bedrag van € 10.000. Consument voldeed dit bedrag in contanten, waarna op 18 april 2007, de uitgifte- en stortingsdatum van de Note, voor een bedrag ad € 10.100 (101%) tot aankoop werd overgegaan.
3. Geschil

3.1. Consument vordert terugbetaling van de aankoopsom van de Note ad € 10.000 en vergoeding van het misgelopen rendement van minimaal € 2.000 (€ 500 per jaar x vier jaar).
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Consument wenste een belegging met een looptijd van maximaal één jaar. Gelet op zijn leeftijd (Consument is geboren op 1 maart 1922) past een product met een langere looptijd niet bij hem. De Note heeft evenwel een looptijd van zes jaar. Aangeslotene heeft Consument daarover niet geïnformeerd;
– Over het ter belegging beschikbaar gestelde bedrag ontving Consument tot dan jaarlijks 5% rente. Consument wenste een hoger rendement te behalen en heeft na advies van Aangeslotene besloten te beleggen in de Note. De couponuitkering bleef echter achter bij de jaarlijkse rente-uitkering die hij eerder ontving. Het verschil merkt Consument aan als schade.
3.3. Aangeslotene voert gemotiveerd verweer. De door partijen betrokken stellingen
worden in het hiernavolgende voor zover nodig besproken.

4. Beoordeling

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen door hen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, overweegt de Commissie als volgt.
4.1 Aangeslotene heeft Consument op 20 maart 2007, geadviseerd te beleggen in een minder risicovol beleggingsproduct dan het product waarin Consument op dat moment wenste te beleggen. Dat Aangeslotene Consument heeft geadviseerd in een minder risicovol product te beleggen is in algemene zin geen onjuist advies. De Commissie heeft vastgesteld dat Aangeslotene Consument daarbij heeft geïnformeerd over de werking van de geadviseerde Note en hem een brochure ter hand heeft gesteld, waarvan Consument de ontvangst heeft bevestigd. De geadviseerde Note kent een looptijd van 6 jaar, met een bij einde looptijd gegarandeerde waarde van 100% van de nominale waarde. Een en ander is uitdrukkelijk en ondubbelzinnig vermeld in de aan Consument ter hand gestelde brochure. Consument stelt desondanks dat hij niet op de hoogte was van deze looptijd. Gelet op zijn leeftijd wenste hij niet te beleggen in producten met een looptijd langer dan één jaar. Aangeslotene heeft verklaard dat zij van die wens niet op de hoogte was.
4.2 Op basis van het door Consument gestelde kan tegenover de betwisting door Aangeslotene niet als vaststaand worden aangenomen dat Consument zijn wens om te beleggen in producten met een looptijd van niet meer dan één jaar expliciet aan Aangeslotene kenbaar heeft gemaakt. Dat Aangeslotene hem om die reden onjuist zou hebben geadviseerd is dan ook niet gebleken. Daarbij komt dat Consument de hem op 20 maart 2007 met de brochure verstrekte informatie, waarin de gewraakte looptijd is vermeld, in alle rust tot zich heeft kunnen nemen alvorens een beleggingsbeslissing te nemen, nu hij pas op 4 april 2007 heeft besloten te beleggen in de Note. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat Aangeslotene Consument op dit punt voldoende heeft geïnformeerd.
4.3 Ook overigens is niet gebleken dat Aangeslotene Consument met de Note een belegging heeft geadviseerd die, gelet op zijn leeftijd, niet bij hem paste Dit geldt zeker nu Aangeslotene – onbetwist – heeft gesteld dat de Note een belegging betreft die dagelijks verhandelbaar is, zodat Consument op ieder door hem gewenst moment tot verkoop van de belegging kan overgaan en in die zin niet “vastzit” aan de Note.
4.4 Ten aanzien van het misgelopen rendement overweegt de Commissie ten slotte dat het een feit van algemene bekendheid is dat rendement en risico hand in hand gaan. Consument wenste een hoger rendement en daaraan kleven vanzelfsprekend hogere risico’s. Consument wordt daarmee bekend verondersteld.
4.5 Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat de klacht ongegrond is en dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak