Mijn Kifid

Uitspraak 2011-202

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 202
d.d. 24 augustus 2011
(mr. R.J. Paris, voorzitter, en mr. W.F.C. Baars en mr. H.J. Schepen, leden)

Samenvatting

Adviseren over financiële instrumenten. De feitelijke omstandigheden zoals die uit de stukken naar voor zijn gekomen en ter zitting door partijen zijn toegelicht, rechtvaardigen niet de conclusie dat Aangeslotene haar zorgplicht als redelijk vakbekwaam en redelijk handelend hypotheekadviseur heeft geschonden bij de informatieverstrekking over de maandlasten voor Consument van een hypothecaire geldlening, de werking van de hypotheekvorm en het moment van ingang van de wijzigingen.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument op 27 juli 2010 ondertekende vragenformulier met een nadere
schriftelijke toelichting;
– het antwoord van Aangeslotene van 6 januari 2011;
– de repliek van Consument van 21 januari 2011.
Aangeslotene heeft per brief van 16 februari 2011 laten weten af te zien van de mogelijkheid tot dupliek.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
8 april 2011. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Bij de aankoop van een woning in 1989 verstrekte Aangeslotene aan Consument een
hypothecaire geldlening met daaraan gekoppeld een spaarpolis met
overlijdensrisicoverzekering.
– In september 2007 kocht Consument een nog te bouwen woning en ging hij hiervoor
een aflossingsvrije hypotheek aan bij Aangeslotene. Tussen partijen werd
overeengekomen dat de bestaande spaarpolis gekoppeld zou worden aan de nieuwe
hypotheek, uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op de maand na volledige uitbetaling van het bouwdepot. De offerte voor deze hypothecaire geldlening werd door partijen ondertekend op 23 juni 2007. De hypotheekakte is bij de notaris gepasseerd op 20 september 2007.
– De nieuwbouwwoning werd opgeleverd op 29 januari 2009.
– Uit de administratie van Aangeslotene blijkt dat de desbetreffende spaarpolis niet op
1 februari 2009 is omgezet zoals was afgesproken, maar pas op 1 juni 2009. De reden
voor deze vertraging is niet meer te achterhalen.

3. Geschil

3.1. Consument vordert vergoeding van de door hem als gevolg van het onzorgvuldig
handelen van Aangeslotene geleden schade. Consument heeft zijn schade begroot op een bedrag ad € 820,32 per jaar.
– Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Consument is van mening dat Aangeslotene ernstig in gebreke is gebleven door niet het
juiste financiële beeld te schetsen bij het aangaan van de hypothecaire geldlening in 2007. Consument ging er van uit dat de hypotheekadviseur volledig inzicht en overzicht had
over zijn financiële situatie en hem correct informeerde over de uiteindelijke
maandlasten. De adviseur heeft hem voorgehouden dat de bruto maandlasten € 1.351,–
zouden gaan bedragen. Vanaf juni 2009 betaalt Consument echter € 1.419,36.
– Consument heeft zich niet gerealiseerd dat zijn maandlasten hoger zouden uitvallen bij
het verlagen van de spaarrente en het daardoor stijgen van de spaarpremie. Indien hij
hierover goed was voorgelicht door de hypotheekadviseur, dan had hij omgezien naar
een andere – voordeligere – hypotheekverstrekker. Daarnaast was Consument in de
veronderstelling dat de bestaande spaarpolis pas zou worden overgezet naar de nieuwe
hypotheek op het moment van verkoop van de toenmalige woning, en niet per 1 juni
2009.
– Het gegeven dat Aangeslotene zich verschuilt achter het voorbehoud, dat er aan de
berekeningen in het adviestraject geen rechten kunnen worden ontleend, poetst volgens
Consument niet weg dat door de onjuiste voorlichting van de hypotheekadviseur hij in
financiële problemen is geraakt. Consument vraagt zich in dit kader dan ook af wat de
waarde nog is van dergelijke berekeningen waarop hij als Consument moet kunnen
vertrouwen bij het maken van een belangrijke financiële keuze voor vele jaren.
3.2 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
– Aangeslotene is niet bereid om Consument enige vergoeding voor het verschil in
maandlasten toe te kennen. Aangeslotene is onverkort van mening dat de in de
hypotheeklastenberekening opgenomen voorbehouden afdoende aangeven dat er aan de
berekeningen geen rechten kunnen worden ontleend. Deze berekening wordt tijdens
een adviesgesprek gemaakt en bevat slechts indicatieve bedragen. De definitieve
hypotheekrente, spaarrente en de daarvan afgeleide lasten zijn opgenomen in de
hypotheekofferte van 11 juni 2007, welke op 23 juni 2007 door Consument is
geaccepteerd.
– Daarnaast merkt Aangeslotene op dat op pagina 6 van deze hypotheekofferte staat
vermeld dat zoals was besproken tussen partijen de lopende spaarpolis aan de nieuwe
hypotheek wordt gekoppeld na volledige uitbetaling van het bouwdepot. In het
onderhavige geval is de lopende spaarpolis op 1 juni 2009 aan de nieuwe hypotheek
gekoppeld, terwijl de laatste bouwtermijn al in januari 2009 was uitbetaald. De reden
waarom de lopende polis op een later tijdstip dan was afgesproken, is overgezet, heeft
Aangeslotene niet kunnen achterhalen. Ondanks deze omissie, is er volgens
Aangeslotene voor Consument geen nadeel ontstaan doordat hij langer de hogere
spaarrente behorende bij de eerdere hypotheek heeft ontvangen.
– Aangeslotene stelt voorts dat zij in het adviestraject er van mocht uitgaan dat de
constructie van een spaarhypotheek waarbij de spaarrente is gekoppeld aan de
hypotheekrente, bekend was bij Consument vanwege zijn reeds eerder bij haar
afgesloten spaarhypotheek. Inherent aan deze hypotheekvorm is dat bij een daling van de
hypotheek- en spaarrente een hogere spaarpremie is verschuldigd om het beoogde
spaardoel te bereiken.
– Aangeslotene verwijst ten slotte naar het oordeel van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening van 13 juli 2010, waarin over de rol van de hypotheekadviseur wordt
aangegeven dat het op de weg van Consument had gelegen om alvorens tot
ondertekening van de offerte over te gaan, nadere informatie in te winnen over het
verschil tussen de weergegeven bedragen in de hypotheekofferte van 11 juni 2007 en die
in de berekeningen van de hypotheekadviseur. Nu Consument dit heeft nagelaten, kan hij
zich niet met vrucht beroepen op eventueel foutief verschafte informatie over de te
betalen maandlast door de hypotheekadviseur.
3.3 Ter zitting zijn de standpunten van partijen over en weer herhaald en toegelicht.

4. Beoordeling

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen door hen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, overweegt de Commissie als volgt.
4.1 De Commissie stelt vast dat partijen in 2007 in gesprek zijn gegaan over een
hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van een nieuwbouwwoning. Na
diverse contacten met een hypotheekadviseur van Aangeslotene werd aan Consument
op 11 juni 2007 een offerte voorgelegd, welke op 23 juni 2007 door hem voor akkoord
werd ondertekend en uiteindelijk op 20 september 2007 per akte werd gepasseerd bij
de notaris. Consument klaagt erover dat in de door hem geaccordeerde offerte andere
lasten zijn vermeld dan in de in het adviestraject overgelegde berekeningen.
4.2 De kwestie die door de Commissie thans beoordeeld dient te worden, betreft of
Aangeslotene, vertegenwoordigd door de betrokken hypotheekadviseur, Consument
zorgvuldig heeft geïnformeerd over de maandlasten bij het aangaan van de tweede
hypothecaire geldlening in 2007, en daarmee heeft gehandeld als een redelijk
vakbekwaam en redelijk handelend adviseur.
– Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting door partijen is toegelicht, maakt de
Commissie op dat er in het adviestraject diverse contactmomenten zijn geweest, waarbij
berekeningen van de hypotheeklasten door Aangeslotene zijn overgelegd. Alhoewel de
Commissie niet kan vaststellen op welke wijze Aangeslotene Consument heeft
voorgelicht in de mondelinge adviesgesprekken, maakt de Commissie in ieder geval uit
de schriftelijke opgaven van 5 en 6 april 2007 op dat is vermeld: “Aan deze berekeningen
kunnen geen rechten worden ontleend.”, respectievelijk “Aan deze brief kunnen geen rechten worden ontleend.” Vervolgens is er op 11 juni 2007 een offerte voorgelegd met daarin de definitieve hypotheekrente, spaarrente en de daarvan afgeleide lasten. Op
23 juni 2007 is deze door Consument voor akkoord ondertekend.
– De Commissie is van oordeel dat Consument in de gelegenheid is geweest om alvorens
de hypotheekofferte te ondertekenen te informeren naar eventuele onduidelijkheden of
afwijkingen met betrekking tot de verwachte maandlasten in vergelijking met de eerder
overgelegde berekeningen. Nu Consument dit heeft nagelaten, kan Aangeslotene naar
het oordeel van de Commissie niet worden verweten onvoldoende informatie te hebben
verstrekt.
– Dat Consument zich niet heeft gerealiseerd dat bij de omzetting van de spaarpolis naar
de hypotheek van de nieuwbouwwoning zijn maandlasten zouden stijgen, kan evenmin
aan Aangeslotene worden toegerekend. Niet gebleken is dat Aangeslotene over de
koppeling van de hypotheekrente aan de spaarrente onjuiste, onvolledige of misleidende
informatie heeft verstrekt waardoor Consument verkeerd is voorgelicht. Aangeslotene
veronderstelde, en mocht veronderstellen nu Consument al een spaarhypotheek had,
Consument bekend met de hypotheekvorm en Consument heeft ondanks het
veelvuldige contact met de hypotheekadviseur geen nadere toelichting gevraagd. De
Commissie is dan ook van oordeel dat Aangeslotene erop mocht vertrouwen dat alle
afspraken en voorwaarden in de geaccepteerde offerte duidelijk waren. Datzelfde geldt
voor het overeengekomen moment van koppeling van de spaarpolis aan de nieuwe
hypotheek. Dat het moment van het daadwerkelijk omzetten van de spaarpolis door
onbekend gebleven redenen is vertraagd, maakt dit niet anders. De Commissie neemt
daarbij in overweging dat door deze omissie van Aangeslotene geen schade voor
Consument is ontstaan.
– Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat niet aannemelijk is geworden
dat Aangeslotene zijn zorgplicht als redelijk vakbekwaam en redelijk handelend
hypotheekadviseur heeft geschonden. De Commissie acht de klacht van Consument
ongegrond en wijst zijn vordering af.
4.3 Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een
ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak