Mijn Kifid

Uitspraak 2011-204

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 204
d.d. 30 augustus 2011
(mr P.A. Offers, voorzitter, prof. mr M.L. Hendrikse en mr B.F. Keulen , leden, en
mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting

Uitvaartverzekering. Aangeslotene kon afgaan op de op het polisblad en in de verzekerings-voorwaarden vermelde begunstiging. Artikel 7:973 BW. Aangeslotene is na het bericht van het Openbaar Ministerie dat de begunstigde niet strafrechtelijk zou worden vervolgd, terecht tot uitkering aan de begunstigde overgegaan.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde correspondentie;
– het verzoek tot geschilbeslechting, ontvangen 10 september 2010, met bijlagen;
– de brief van Consument d.d. 11 oktober 2010 met bijlagen;
– het antwoord van Aangeslotene d.d. 22 maart 2011 met bijlagen;
– de repliek van Consument d.d. 11 april 2011 met bijlagen;
– de dupliek van Aangeslotene d.d. 9 mei 2011;
– de brief van Consument d.d. 3 augustus 2011 met bijlagen.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 22 augustus 2011.

Consument en haar rechtsbijstandverzekeraar zijn met tijdig bericht van verhindering, niet verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

– De zoon van Consument was verzekerde op twee bij Aangeslotene gesloten uitvaart-verzekeringen. De zoon is op 24 oktober 2009 overleden. Hij was gehuwd.
– Na het overlijden hebben Consument en haar echtgenoot en de zuster van de overledene bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan tegen de weduwnaar ter zake van onder meer mishandeling en doodslag van zijn overleden partner, de zoon van Consument. In een brief van 27 augustus 2010 heeft het Openbaar Ministerie bericht dat er geen aanwijzingen zijn dat de weduwnaar zich heeft schuldig gemaakt aan de in de aangifte vermelde feiten en dat de strafzaak daarom zal worden geseponeerd. Op 16 september 2010 heeft Aangeslotene het op beide uitvaartverzekeringen verzekerde bedrag uitgekeerd aan de weduwnaar.
– Volgens het polisblad van de ene uitvaartverzekering was een kapitaal van € 372,- verzekerd en zijn van toepassing de voorwaarden UGV02. Volgens het polisblad van 2 april 2007 van de andere uitvaartverzekering was een kapitaal van € 5.673,- verzekerd, met winstdeling, en zijn van toepassing de voorwaarden UGV03. Artikel 18 van beide verzekerings¬¬voorwaarden bepaalt: ‘Indien en voor zover in de polis geen andere begunstigden zijn vermeld, zijn achtereenvolgens begunstigden: de verzekerde of na diens overlijden de weduwe/weduwnaar van de verzekerde of bij ontstentenis hiervan de nalaten-schap van de verzekerde.’

3. Geschil

3.1. Consument vordert: uitkering van de op beide polissen verzekerde som, met de wettelijke rente daarover vanaf 24 oktober 2009.

3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Na het overlijden van haar zoon is de polis aan de tussenpersoon toegezonden. Die polis is echter om onverklaarbare redenen niet door Aangeslotene ontvangen, maar wel een oude onjuiste polis die later hersteld is. Consument had de verzekering in 1997 afgesloten. Omdat de gegevens op de polis niet klopten, is later een andere polis verstrekt met Consument als verzekeringnemer en haar zoon als verzekerde. Aangeslotene beroept zich op de hierboven onder 2. Feiten vermelde begunstigingsclausule. Volgens haar was de zoon van Consument verzekeringnemer en verzekerde. Dit zijn echter gegevens uit de verkeerde polis. De andere verzekering is in 1987 afgesloten, toen de zoon van Consument nog minderjarig was. Consument heeft steeds de premie betaald. Sinds 2007 gelden andere verzekerings-voorwaarden. Daardoor is ook een andere begunstigingsclausule van toepassing dan die waarvan Aangeslotene uitgaat. Op grond van de slotbepaling in alle door Aangeslotene gehanteerde verzekeringsvoorwaarden kan zij de verzekeringsvoorwaarden tussentijds aanpassen als zich een wijziging voordoet in de polis of de wetgeving. Na het bericht van 27 augustus 2010 van het Openbaar Ministerie is een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gestart. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie toegegeven dat de weduwnaar heeft bekend dat hij de dood van de zoon van Consument op zijn geweten heeft. Op grond van dit alles kan de weduwnaar niet als de begunstigde krachtens de beide verzekeringen worden aangemerkt. Bovendien is de begrafenis niet door de weduwnaar, maar door Consument betaald. Overigens is de administratie van alle door Consument bij Aangeslotene gesloten verzekeringen bij Aangeslotene een chaos.

3.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
– Onomstotelijk volgt uit de verzekeringsaanvraag dat de zoon van Consument de verzekerde op beide bij Aangeslotene gesloten uitvaartverzekeringen was. Ook was hij de verzekeringnemer op beide verzekeringen. Dat valt niet alleen af te leiden uit de in het bezit van Aangeslotene zijnde aanvraag, maar ook uit het gegeven dat de polissen kennelijk volgens de bedoeling van partijen zijn opgemaakt omdat geen van hen ooit bezwaar heeft gemaakt tegen deze polisredactie. Wie de premie betaalde is in dit opzicht niet relevant.
– Pas recent heeft de dochter van Consument het standpunt ingenomen dat haar vader als verzekeringnemer had moeten worden aangemerkt. Ervan afgezien dat dit standpunt geen juridische basis heeft, heeft het ook geen invloed op de begunstiging. Die blijft dan dezelfde.
– De begunstiging is voor beide verzekeringen aangevraagd volgens de standaardregeling. Aangeslotene verwijst naar de hierboven onder 2. Feiten vermelde begunstigingsclausule in de op beide verzekeringen van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden. Omdat de verzekerde is overleden, wordt als de begunstigde aangemerkt de weduwnaar van de verzekerde. Wie de verzekeringnemer is, maakt voor de begunstiging geen verschil.
– Van toepassing zijn de algemene verzekeringsvoorwaarden die golden bij het afsluiten van de verzekering. De daarna afgegeven polis en polisbladen vermelden ook duidelijk dat deze voorwaarden van toepassing zijn. Al hetgeen Consument in dit verband heeft aangevoerd doet daar niet aan af.
– Consument en haar echtgenoot en de zuster van de overledene hebben op 17 januari 2010 tegen de weduwnaar aangifte gedaan van onder meer valsheid in geschrifte. Deze zou valselijk een verzekeringspolis hebben verkregen waarmee hij de verzekeringsuitkering kon incasseren. Het is moeilijk om op dit punt inhoudelijk te reageren, omdat niet duidelijk is wat precies wordt bedoeld. Aangeslotene maakt als verzekeraar een polis op en reikt deze uit. Voorts behoefde de begunstiging niet gewijzigd te worden door de weduwnaar, omdat deze vanaf het tot stand komen van de verzekering al als eerste begunstigde werd aangemerkt.
– Ook deden Consument en haar echtgenoot en de zuster van de overledene tegen de weduwnaar aangifte van onder meer mishandeling en doodslag. Aangeslotene heeft gewacht met uitkeren tot duidelijk was of het Openbaar Ministerie tot vervolging zou overgaan. Dat laatste bleek niet het geval. Overigens zou Aangeslotene, als het Openbaar Ministerie wel tot vervolging was overgegaan, op grond van artikel 7:973 BW dan de uitbetaling hebben moeten opschorten totdat de weduwnaar onherroepelijk al of niet was veroordeeld wegens het opzettelijk teweegbrengen van de dood van de verzekerde.

4. Zitting

Ter zitting heeft Aangeslotene nog meegedeeld dat het bericht van het Openbaar Ministerie van 27 augustus 2010 haar voldoende aanleiding gaf om tot uitkering aan de weduwnaar over te gaan. Langer uitstellen van de uitkering zou jegens hem niet correct zijn geweest. Als de weduwnaar uiteindelijk onherroepelijk zou worden veroordeeld wegens het opzettelijk teweegbrengen van de dood van de verzekerde of wegens het daaraan opzettelijk mee-werken als bedoeld in artikel 7:973 BW, zal Aangeslotene alsnog tot uitkering aan de nalatenschap overgaan, en eventueel de aan de weduwnaar gedane uitkeringen van hem terugvorderen.

5. Beoordeling

5.1 Op grond van de hierboven onder 2. Feiten vermelde polisbladen van beide uitvaartverzekeringen zijn van toepassing de voorwaarden UGV02, respectievelijk UGV03. Volgens het hierboven onder 2. Feiten geciteerde artikel 18 van beide verzekerings-voorwaarden is, indien en voor zover in de polis geen andere begunstigden zijn vermeld, na het overlijden van de verzekerde eerst begunstigde de weduwe/weduwnaar van de verzekerde en bij ontstentenis hiervan de nalatenschap van de verzekerde.

5.2 Op grond hiervan is Aangeslotene, toen haar het bericht had bereikt dat het Openbaar Ministerie niet tot vervolging van de weduwnaar overging, terecht tot uitkering krachtens beide verzekeringen overgegaan aan de weduwnaar van de zoon van Consument. Aangeslotene heeft ter zitting van de Commissie overigens toegezegd dat als de weduwnaar uiteindelijk onherroepelijk zou worden veroordeeld wegens het opzettelijk teweegbrengen van de dood van de verzekerde of wegens het daaraan opzettelijk meewerken als bedoeld in artikel 7:973 BW, zij alsnog tot uitkering aan de nalatenschap zal overgaan, en eventueel de aan de weduwnaar gedane uitkering van hem zal terugvorderen.

5.3 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van Consument moet worden
afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten, waaronder de stellingen van Consument dat zij steeds de premie heeft betaald en dat zij de begrafenis van haar zoon heeft betaald, kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve verder onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak