Mijn Kifid

Uitspraak 2011-233

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 233
d.d. 27 september 2011
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Samenvatting

Rechtsbijstandverzekering, uitleg verzekeringsvoorwaarden. Consument heeft haar rechtsbijstandverzekeraar verzocht om rechtsbijstand in verband met een geschil met haar voormalige werkgever. De verzekeraar heeft dit verzoek afgewezen waarna Consument een advocaat heeft ingeschakeld. Consument vordert vergoeding van de advocaatkosten. De Commissie wijst de vordering af omdat het geschil niet is gedekt onder de door Consument gesloten verzekeringsmodules.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– het verzoek tot geschilbeslechting, ontvangen op 15 september 2010;
– het antwoord van Aangeslotene van 13 januari 2011;
– de repliek van Consument van 17 februari 2011;
– de dupliek van Aangeslotene van 30 maart 2011.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op 30 augustus 2011.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Consument heeft zich voor rechtsbijstand verzekerd bij Aangeslotene. Zij heeft daartoe de volgende modules afgesloten: Verkeer, Consument en Wonen, Werk en Inkomen en Fiscaal en Vermogen. Aangeslotene heeft de rechtshulpverlening overgedragen aan een stichting. Waar in het hiernavolgende over Aangeslotene wordt gesproken, wordt daaronder ook deze stichting verstaan.

2.2 Van 26 september 2003 tot en met 31 juli 2007 is Consument werkzaam geweest bij de stichting X. Vanuit deze stichting werd zij tewerkgesteld bij Y, dat onderdeel is van het concern X (hierna: X).

2.3 Onder de werknemers van X werd sinds 2000 een beleggingsprogramma gepromoot door de heer Z (hierna: Z). Z was destijds bij X werkzaam als accountmanager. In zijn promotiememo stond, voor zover hier van belang, het volgende:

“X gaat naar de beurs. Niet als beursgenoteerde onderneming maar als actieve belegger. Maandag 15 januari 2001 gaat een beleggingsprogramma van start waar een ieder die geïnteresseerd is in kan participeren. Dit programma kan gezien worden als een alternatieve spaarvorm (…). Het gezamenlijk ingebrachte kapitaal van alle deelnemers wordt systematisch belegd volgens een beproefd concept, waarbij gestreefd wordt naar een rendement van 6% op jaarbasis (…) Je kunt je met dit formulier inschrijven (…).”

2.4 Consument heeft zich in 2004 ingeschreven als deelnemer aan dit beleggings-programma. In verband hiermee heeft zij een bedrag van € 13.000,- overgemaakt naar een bankrekening ten name van X.

2.5 Na de start van het onder 2.3 bedoelde beleggingsprogramma heeft Z zijn beleggings-activiteiten uitgebreid door op 11 november 2004 met twee toenmalige bestuurders van X het samenwerkingsverband A op te richten. Ingevolge artikel 2 van de tussen Z en de bestuurders gesloten samenwerkingsovereenkomst was het doel van dit samenwerkingsverband ‘het voor gezamenlijke rekening beleggen in effecten’.

2.6 Op 18 april 2006 is Z eenzelfde samenwerkingsverband aangegaan met Consument. Ten behoeve van de samenwerking heeft Consument op 27 april 2006 een bedrag van € 50.000 en € 34.351,20 overgemaakt naar een effectenrekening ten name van Z.

2.7 Begin 2008 heeft Z Consument erover geïnformeerd dat door zijn toedoen met de beleggingen veel geld verloren is gegaan en dat van de totale inleg niets meer resteert.

2.8 Consument heeft Aangeslotene daarop verzocht om rechtsbijstand. Aangeslotene heeft dit verzoek afgewezen met een beroep op de omschrijving van de dekking in de modules Consument en Wonen, Werk en Inkomen en Fiscaal en Vermogen. In de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden staat, voor zover hier relevant, het volgende:

“Artikel 3 Wat is verzekerd
(…)

2 module Consument en Wonen
De verzekerde krijgt rechtsbijstand bij geschillen over de volgende onderwerpen:
– (…)
– onrechtmatige daad, zoals in de Nederlandse wet is gedefinieerd. (…)

3 module Werk en Inkomen
De verzekerde krijgt rechtsbijstand bij geschillen rondom de volgende onderwerpen:
– een arbeidsovereenkomst met de (ex-)werkgever; hieronder vallen ook geschillen over aandelen of opties die zijn gerelateerd aan het dienstverband;
– (…).

4 module Fiscaal en Vermogen
(…)
Vermogen: effecten
De verzekerde heeft aanspraak op rechtsbijstand bij een juridisch geschil over: eigendom, bezit, aan- en verkoop van effecten en de advisering en beheer of bemiddeling daaromtrent door (beleggings)instellingen in Nederland, die als deelnemer geregistreerd zijn bij de DSI (Dutch Securities Institute). Onder effecten verstaand wij hier: aandelen, obligaties en opties. (…).

Artikel 4 Wat is uitgesloten
(…)
Bijzondere uitsluitingen die gelden voor de module Consument en Wonen
In de volgende gevallen heeft de verzekerde geen recht op rechtsbijstand:
– bij geschillen die te maken hebben met effecten en andere waardepapieren, zoals aandelen, obligaties, warrants en opties. Hieronder valt ook het laten beheren van vermogen van de verzekerde of een deel daarvan door een derde.
– (…).”

2.5 Na de afwijzing van het verzoek om rechtsbijstand heeft Consument een advocaat in de arm genomen teneinde de schade op het X concern en Z te verhalen.

3. Geschil

3.1 Consument vordert van Aangeslotene vergoeding van de advocaatkosten.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Aangeslotene heeft het verzoek om rechtsbijstand ten onrechte geweigerd. Consument stelt dat sprake is van een geschil dat is gerelateerd aan haar dienstverband bij X en daarmee van een arbeidsgerelateerd geschil als bedoeld in de module Werk en Inkomen. Ter onderbouwing voert zij aan dat het onder 2.3 bedoelde beleggingsprogramma tijdens de algemene jaarvergaderingen door de directie van X onder de werknemers werd gepromoot en dat X als secundaire arbeidsvoorwaarde de mogelijkheid heeft gefaciliteerd te participeren in dit beleggingsprogramma. Consument wijst er daarbij op dat zij een bedrag van
€ 13.000,- heeft gestort op het rekeningnummer van X en dat zij regelmatig overzichten ontving op briefpapier van X. X was aldus nauw bij het beleggings-programma betrokken.
– Verder stelt Consument dat haar verzoek om rechtsbijstand valt onder de dekking van de module Consument en Wonen. Zij voert in dat verband aan dat zij een civiele procedure aanhangig heeft gemaakt tegen haar voormalige werkgever en Z en dat zij hen aansprakelijk stelt op grond van onrechtmatige daad als bedoeld in de module.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
– Volgens Aangeslotene heeft zij het verzoek van Consument om rechtsbijstand op juiste gronden afgewezen. Zij voert daartoe aan dat Consument niet heeft aan-getoond dat sprake is van een geschil met haar werkgever rondom een arbeids-overeenkomst dan wel van een geschil over aandelen of opties die zijn gerelateerd aan het dienstverband. Daarnaast staat de overeenkomst met Z los van de arbeids-overeenkomst en is bovendien niet gebleken dat sprake is van een secundaire arbeidsvoorwaarde. Het verzoek om rechtsbijstand valt daarmee niet onder de module Werk en Inkomen.
– Evenmin valt het verzoek van Consument onder de module Consument en Wonen. Op grond van artikel 4 van de verzekeringsvoorwaarden bestaat geen dekking ten aanzien van geschillen die verband houden met effecten of andere waardepapieren alsmede het laten beheren van vermogen van de verzekerde of een daarvan door een derde.

4. Beoordeling

4.1 Voorop staat dat partijen van mening verschillen over de uitleg van de onderhavige verzekeringsvoorwaarden. Alvorens in te gaan op de inhoud van verzekerings-voorwaarden, overweegt de Commissie dat de voorwaarden in onderlinge samenhang moeten worden gelezen. De Commissie acht in dit verband mede van belang dat Aangeslotene tijdens de hoorzitting heeft aangevoerd – hetgeen door Consument niet is betwist – dat de verzekeringsmodules stapelbaar zijn in de volgorde als bedoeld onder 2.1. Dit brengt mee dat een verzekerde, die zich wil verzekeren voor de module Werk en Inkomen, ook de modules Verkeer en Consument en Wonen moet afsluiten.

4.2 Uit de verzekeringsvoorwaarden volgt dat een vordering op grond van de algemene onrechtmatige daad wordt beheerst door de module Consument en Wonen. Ten aanzien van deze module geldt op grond van artikel 4 van de verzekerings-voorwaarden een beperking voor geschillen die te maken hebben met effecten en andere waardepapieren, zoals aandelen, obligaties, warrants en opties en geschillen die verband houden met het laten beheren van vermogen of een deel daarvan door een derde. Verder volgt uit de verzekeringsvoorwaarden dat onder de module Werk en Inkomen primair vorderingen zijn verzekerd tegen de werkgever die gebaseerd zijn op de arbeidsovereenkomst of de daarmee verband houdende algemene wettelijke bepalingen. De uitbreiding in deze module over aandelen en opties heeft naar het oordeel van de Commissie onmiskenbaar de strekking om geschillen onder dekking te brengen die zien op in het kader van de arbeidsovereenkomst verstrekte aandelen en/of opties. Deze lezing wordt gesteund door de omstandigheid dat de dekking van beleggingsgeschillen afzonderlijk is geregeld in de module Fiscaal en Vermogen. Op deze module is echter de beperking aangebracht dat het geschil moet zijn gericht tegen een (beleggings)instelling in Nederland die als deelnemer is geregistreerd bij het DSI (Dutch Securities Institute). Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake zodat deze module geen uitkomst biedt voor Consument. Consument betoogt echter dat voornoemde uitbreiding in de module Werk en Inkomen ruimer moet worden gelezen. Zelfs als die stelling juist zou zijn, heeft Aangeslotene terecht aangevoerd dat geen dekking bestaat onder de module Werk en Inkomen omdat in het onderhavige geval geen sprake is van een geschil over aandelen of opties, maar van een geschil over het onrechtmatig beheer van ter belegging beschikbaar gestelde gelden.

4.3 Op grond van het bovenstaande komt de Commissie tot de conclusie dat het verzoek van Consument om rechtsbijstand onder geen van de door haar afgesloten modules kan worden gebracht en dat derhalve geen dekking bestaat onder de polis. Dit brengt mee dat de klacht ongegrond is en dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak