Mijn Kifid

Uitspraak 2011-280

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 280 d.d. 14 oktober 2011
(mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden en mevrouw mr. M.B.S. Brinkman, secretaris)

Samenvatting

De Geschillencommissie heeft 17 uitspraken gedaan over een effectenleaseproduct.

De Commissie oordeelt dat de gedragingen van de tussenpersoon aan Aangeslotene zijn toe te rekenen. Ook oordeelt zij dat Aangeslotene door effectenlease-overeenkomsten te sluiten zonder zich bij de verkoop naar behoren te kwijten van haar voorlichtings-, vergewissings- en onderzoeksverplichtingen jegens Consument is tekortgeschoten en dat de geleden schade in beginsel vergoed moet worden.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen 13 januari 2010;
– de brief van consument met bijlage d.d. 29 april 2004;
– het antwoord van Aangeslotene d.d. 9 september 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft vastgesteld dat het geschil zich leent voor een schriftelijke afdoening als bedoeld in artikel 16 van haar Reglement.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument heeft op of omstreeks 11 september 2000 voor het Product, een overeenkomst ondertekend. Op dezelfde datum ondertekende hij de aanvullende overeenkomst. Door ondertekening van deze overeenkomsten heeft Consument verklaard in totaal twee overeenkomsten voor het Product te willen sluiten. Het Product heeft onder meer de volgende ken¬merken die in de overeenkomsten ook vermeld zijn:
– Aangeslotene belegt voor rekening en risico van Consument per overeenkomst € 7.000 in negen AEX genoteerde fondsen;
– Aangeslotene leent dit bedrag aan Consument tegen een maandelijks achteraf te betalen rente die effectief 8,9% per jaar bedraagt;
– het Product heeft een looptijd van vijf jaar, met – op verzoek – een verlengingsmogelijkheid van maximaal tien jaar;
– na vijf jaar – behoudens verlenging – verkoopt Aangeslotene de fondsen waarna zij de opbrengst van die verkoop – onder aftrek van 1% verkoopkosten – gebruikt ter aflossing van de uitstaande lening. Een daarna resterend surplus keert zij aan Consument uit, terwijl een eventueel resterend tekort door hem binnen veertien dagen moet worden aangezuiverd;
– indien de waarde van de onderliggende effecten groter is dan de inleg wordt door Aangeslotene jaarlijks ter vermindering van de lasten van Consument aan deze een bedrag ad € 210 per overeenkomst uitgekeerd, zijnde 3% van de inleg in euro;
– ingeval op de aandelen contante dividenden beschikbaar worden gesteld, worden die aan Consument uitgekeerd.
2.2 Aangeslotene is een intermediairmaatschappij en de verkoop van haar producten verloopt via tussenpersonen. In het geval van Consument was dat X B.V. hierna genaamd: “X”. Door tussenkomst van X heeft Consument op 11 september 2000 een aanvraagformulier voor het Product ondertekend. Uit hoofde van de hiervoor genoemde leningen voldeed Consument maandelijks rentebetalingen, in totaal een bedrag ad € 100,-
2.3 Aangeslotene is op 9 oktober 2000 tot aankoop van de effecten overgegaan. De looptijd van vijf jaar is op die dag aangevangen. Na afloop van de vaste looptijd van vijf jaar heeft Consument gebruik gemaakt van de in de overeenkomst voorziene mogelijkheid de looptijd te verlengen. Op 31 december 2007 heeft Aangeslotene de effecten in opdracht van Consument verkocht. Na aftrek van de verkoopkosten resteerde een netto opbrengst van € 3.815,11 per contract. De schuld van Consument bedroeg op dat moment per contract, inclusief de nog verschuldigde rente, € 5.547,99, zodat per contract € 1.732,88 verschuldigd blijft. In totaal bedraagt de schuldrest, welke door Consument deels is voldaan, € 3.465,75. Omstreeks 27 december 2008 heeft Consument Aangeslotene per aangetekend schrijven laten weten dat hij de contracten (alsnog) wilde ontbinden en dat hij schadevergoeding verlangt.

3. Geschil

3.1. Consument vordert, naar de Commissie begrijpt, terugbetaling van alle door hem betaalde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door Consument tot aan de dag van terugbetaling door Aangeslotene, kwijtschelding van de restschuld en veroordeling van Aangeslotene in de kosten van rechtsbijstand van Consument.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende stellingen.
Consument heeft, contact gezocht met X in verband met zijn wens om een lening te sluiten om zijn lopende leningen in te lossen en zijn advocaat in een andere zaak te betalen. Consument wilde schoon schip maken. X heeft vervolgens aan Consument voorgesteld om naast de lening ook een Overeenkomst voor het Product aan te gaan. Consument heeft de Overeenkomst voor het product getekend in de veronderstelling dat het alleen om een lening ging. Consument heeft nooit in aandelen gehandeld.
Consument betoogt dat aan het tekortschieten van Aangeslotene is te wijten dat hij bij het aangaan van de overeenkomsten heeft gedwaald, zodat de overeenkomsten moeten worden vernietigd. In ieder geval, zo wordt gesteld, heeft Aangeslotene bij het aanbieden van het Product en het afsluiten van de overeenkomsten haar zorg- en informatieplicht verzaakt zodat zij jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld en de door Consument geleden schade moet vergoeden. Consument is verder van mening dat het Product niet voldoet aan de eigenschappen die redelijkerwijs van het Product verwacht mochten worden.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
Aangeslotene wijst, met uitvoerige verwijzing naar jurisprudentie, het beroep op dwaling en andere gronden voor vernietiging van de overeenkomsten af.
Volgens Aangeslotene is de informatieverstrekking in de overeenkomst, de algemene voorwaarden en het aanvraagformulier helder, en wordt daarin onmiskenbaar gesproken over beleggingen en over het verstrekken van een lening die terugbetaald moet worden, terwijl ook de mogelijkheid van een restschuld wordt genoemd. Aangeslotene wijst op de eigen verantwoordelijkheid van de belegger.
Ter zake van verwijten met betrekking tot het niet nakomen van een zorg- en informatieplicht wijst Aangeslotene erop dat geen sprake is van vermogensbeheer of een adviesrelatie, en dat voor alle cliënten een acceptatietoets is uitgevoerd, waaronder een BKR- en een inkomenstoets. Mocht Aangeslotene toch verantwoordelijk worden gehouden dan stelt zij zich op het standpunt dat haar verplichting tot schadevergoeding geen betrekking kan hebben op de door Consument betaalde rente aangezien, in de lijn van uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad, niet kan worden vastgesteld dat de overeenkomsten een “onaanvaardbaar zware last” op Consument hebben gelegd. Voorts beroept Aangeslotene zich op matiging van haar schadevergoedingsplicht, aangezien Consument met het aangaan van de overeenkomsten een risico heeft aanvaard. Wat betreft de vaststelling van een eventuele schade wijst Aangeslotene er verder nog op dat de aan Consument uitbetaalde dividenden op de door hem gestelde schade in mindering moeten worden gebracht.
3.4 Aangeslotene heeft in haar verweerschrift tevens een eis in reconventie ingesteld, ertoe strekkende dat Consument wordt veroordeeld tot het voldoen van een percentage van 40% van de bestaande restschuld, en de daarbij contractueel overeengekomen rente van 1,5% per maand.

4. Beoordeling

4.1. Bij de beoordeling van deze klacht moet voorop staan dat Aangeslotene bij het aanbieden en uitvoeren van de overeenkomst is opgetreden als effecteninstelling. De aangeboden effectenleaseconstructie komt er immers op neer dat Aangeslotene voor rekening en risico van Consument aandelen koopt, terwijl de uitkomst van de overeenkomst afhankelijk is van het koersverloop van die aandelen. Hieruit vloeit voort dat Aangeslotene jegens Consument de bijzondere zorg diende te betrachten waartoe een effecteninstelling als bij uit¬stek deskundige professionele effectendienstverlener in het algemeen jegens een particuliere, niet professioneel handelende consument gehouden is. In geval van beleggingsbeslissingen waaruit voor de belegger aanzienlijke (bij)betalingsver¬plichtingen kunnen voortvloeien, gaat de zorgplicht van de effecteninstelling zelfs zover dat de particuliere, niet professionele belegger in bescherming wordt genomen tegen diens eigen ondeskundigheid of lichtvaardigheid. Gelet op de er aan verbonden risico’s moet naar het oordeel van de Commissie ook het aangaan van een effectenleaseovereenkomst worden gerekend tot zulke beleggingsbeslissingen.
4.1.2 Ten aanzien van de feiten, relevant voor het bepalen van de reikwijdte van bedoelde zorgplicht in het onderhavige geval, stelt de Commissie voorts het volgende vast.
Effectenleaseovereenkomsten als de onderhavige zijn niet eenvoudig van aard. Daarom moet er rekening mee gehouden worden dat de gemiddelde – niet met financiële en vermogensrechtelijke kwesties vertrouwde – consument niet in staat is op eigen kracht een compleet en realistisch beeld te krijgen van de uitwerking van deze (samengestelde) overeenkomsten.
Aan beleggen met geleend geld zijn risico’s verbonden. Er is in het algemeen de mogelijkheid dat geleasede aandelen bij verkoop te weinig opbrengen om de lening in te lossen, zodat een restschuld blijft bestaan. De aandelenleaseconstructie kent evenwel nog een ander nadeel. De kosten die de consu¬ment moet betalen bij het aangaan van een effectenleaseovereenkomst en/of tijdens de looptijd daarvan (deze kosten worden hierna investering genoemd) bestaan hoofdzakelijk uit de rente die over het geleende bedrag wordt geheven. Deze investering is zo hoog dat slechts een positief rendement wordt behaald als bij de afloop van het aandelenleasecontract de desbetreffende aandelen beduidend in koers gestegen zijn. Niet alleen bij een koersdaling, maar zelfs bij een beperkte koersstijging, is de investering niet rendabel en verdient de consument haar niet of nauwelijks terug. De specifieke risico’s van effectenleaseconstructies hadden ten tijde van het sluiten van de in deze klacht bedoelde overeenkomsten niet een zodanige aandacht in de media gekregen dat zij ook bij het ondeskundige publiek bekend verondersteld konden worden.
4.1.3 Daarentegen behoorde Aangeslotene als professionele dienstverlener zich ervan bewust te zijn dat de aandelen onvoldoende zouden kunnen stijgen om Consument in staat te stellen zijn schuld aan Aangeslotene af te lossen. En Aangeslotene behoorde zich zeker rekenschap te geven van de alleszins aanwezige kans dat de koersstijging ontoereikend zou blijken om Consument zijn volledige investering terug te bezorgen laat staan hem rendement te verschaffen.
Consumenten zoals Consument hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de aan¬schaf van financiële producten. Zij kunnen echter die verantwoordelijkheid pas dragen indien zij over het aan te schaffen product weloverwogen kunnen beslissen. Dat vereist dat zij door de aanbieder van het product tijdig van voldoende en duidelijke informatie worden voorzien omtrent de specifieke risico’s die aan het product kleven. In het bijzonder ten aanzien van een beleggingsproduct als het onderhavige, met een complexiteit die de risico’s voor een niet-deskundige consument zou kunnen verhullen, is een zo compleet mogelijke en niet voor misverstand vatbare voorlichting – met name omtrent de aan het Product verbonden risico’s – noodzakelijk.
4.1.4 Dat klemt te meer omdat Aangeslotene het Product voor een breed publiek beschikbaar heeft gesteld en het niet rechtstreeks, doch via tussenpersonen heeft aangeboden.
Zodoende heeft Aangeslotene zich voor de kwaliteit van de informatieverstrekking ten dele afhankelijk gemaakt van die tussenpersonen. Reeds daarom diende Aangeslotene het door haarzelf verspreide informatiemateriaal – brochures, aanvraagformulieren en (concept)formulieren van overeenkomsten en de daarbij horende algemene voorwaarden – zodanig op te stellen dat degene die overwoog een dergelijke overeenkomst aan te gaan in dat informatiemateriaal de nadrukkelijke waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor een breed en ondeskundig publiek begrijpelijk zijn, dat, afhankelijk van de ontwikkeling op de effectenmarkten, na afloop van de overeenkomst niet alleen een (bij)betalingsverplichting kon resteren, maar bovendien de kans aanwezig was dat de opbrengst van de verkoop van de geleasete aandelen niet of nauwelijks toereikend zou zijn om de investering van de consument te compenseren zodat zijn investering per saldo geheel of grotendeels verloren zou gaan.
Alleen op grond van een dergelijke nadrukkelijke waarschuwing had de geïnteresseerde consument volgens zijn mogelijkheden en verlangens een deugdelijke afweging kunnen maken tussen het effectenleaseproduct en andere financiële producten, waaronder spaarvormen.
4.1.5 De Commissie is derhalve van oordeel dat de op Aangeslotene rustende informatieplicht zich uitstrekte tot de precontractuele fase en nadrukkelijk ook gold ten opzichte van elke consument die overwoog een effectenleaseovereenkomst aan te gaan. Dat geldt eveneens ingeval de tussen Aangeslotene en consument ontstane rechtsverhouding niet is begonnen met rechtstreeks gevoerde onderhandelingen. De redelijkheid en de billijkheid alsmede de door een instelling als Aangeslotene jegens haar (potentiële) cliënten in acht te nemen zorgplicht eisen dat.
4.1.6 De Commissie is niet gebleken dat Aangeslotene aan de verplichting tot het geven van die nadrukkelijke waarschuwing heeft voldaan. In de overeenkomst is weliswaar vermeld dat geld wordt geleend waarmee aandelen worden gekocht en is gestipuleerd dat een eventueel tekort door Consument moet worden aangezuiverd, maar de nadrukkelijke – in niet mis te verstane bewoordingen gestelde – waarschuwing als hiervoor bedoeld is in de overeenkomst niet te vinden. Niet is door Aangeslotene gesteld en evenmin is gebleken dat de zojuist bedoelde nadrukkelijke waarschuwing is gegeven in ander door Aangeslotene aan Consument ter beschikking gesteld informatiemateriaal. Ook is niet gebleken dat Aangeslotene zich ervan heeft vergewist dat de potentiële contractspartij zich niettemin van de zo-even omschreven risico’s bewust was.
4.1.7 Het geven van duidelijke en zo volledig mogelijke informatie omtrent een aan het publiek aangeboden beleggingsproduct behoort tot de essentiële verplichtingen van de financiële instelling die het Product aanbiedt. Niet gebleken is dat Aangeslotene ten aanzien van deze verplichting aan tussenpersonen als X die haar producten aan het publiek verkochten, instructies heeft gegeven – en op de naleving van die instructies heeft toegezien – teneinde de nakoming van die verplichting zeker te stellen.
4.1.8 De Commissie acht het aannemelijk dat Consument de overeenkomsten is aangegaan omdat hij zich door tekortschietende voorlichting van Aangeslotene geen rekenschap heeft gegeven van het risico dat hij maximaal zou lopen, terwijl dit gebrekkig inzicht niet tijdig is gecorrigeerd doordat Aangeslotene heeft nagelaten te verifiëren of Consument goed begreep welk verlies hij in het slechtste geval zou lijden.
4.1.9 Voorts is niet gebleken van enig concreet onderzoek naar de mate waarin Consument in staat zou zijn de financiële gevolgen te dragen van een contract dat onverhoopt zwaar verliesgevend zou aflopen; met haar onderzoek naar Consuments financiële situatie heeft Aangeslotene immers uitsluitend vastgesteld dat Consument – lopende het contract – in staat zou zijn de daaruit voortvloeiende maandlasten te voldoen. Aannemelijk is geworden dat Aangeslotene haar instructie aan X heeft beperkt tot een onderzoek naar de mogelijkheden van Consument om de rente te kunnen betalen.
Aldus heeft Aangeslotene zich de kans ontnomen haar (toekomstige) cliënten te behoeden voor financiële risico’s die hun financiële mogelijkheden te boven gingen. Gecombineerd met de reeds hiervoor besproken constatering dat Aangeslotene Consument onvoldoende heeft geïnformeerd omtrent de aan het Product verbonden risico’s – zodat Consument die risico-inschatting ook niet zelf heeft kunnen maken – is de Commissie van oordeel dat Aangeslotene ook in dit opzicht tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht.
4.2.1 Het vorenoverwogene voert de Commissie tot het oordeel dat Aangeslotene, door de effectenlease-overeenkomsten te sluiten zonder zich in de precontractuele fase naar behoren te kwijten van haar bovenomschreven voorlichtings-, vergewissings- en onderzoeksverplichtingen, jegens Consument is tekortgeschoten in de bijzondere zorgvuldigheid die zij als aanbieder van deze overeenkomsten in acht diende te nemen en derhalve jegens Consument onrechtmatig heeft gehandeld.
Het is aannemelijk dat Consument de overeenkomsten niet zou hebben gesloten, indien hij zich ervan rekenschap had gegeven dat hij onder de hiervoor aangegeven omstandigheden niet alleen geconfronteerd kon worden met een bijbetalingsverplichting, maar ook een reëel risico liep zijn gehele investering te verspelen. Het nadeel dat hij door het aangaan van de overeenkomsten heeft geleden dient Aangeslotene in beginsel te vergoeden.
4.2.2 Tot op zekere hoogte is dat nadeel evenwel ook aan Consument zelf te wijten. Pas door het retourneren van het ondertekende contract gaf hij te kennen dat hij het aanbod tot aangaan van de overeenkomsten wenste te aanvaarden.
Consument heeft niet, althans niet voldoende onderbouwd, gesteld dat hij geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om de contractsformulieren – met daarin de volledige voorwaarden van de overeenkomst – (nader) te bestuderen alvorens die te tekenen. Naar het oordeel van de Commissie moet het Consument bij aandachtige kennisneming van dit contractsformulier duidelijk zijn geworden dat de overeenkomst niet zonder risico zou zijn. Daarin is immers vermeld dat er sprake is van een geldlening en van de verplichting om een eventueel tekort na verkoop van de aandelen aan te zuiveren. Hij kon erin vinden dat de overeenkomst mede de aanschaf en op termijn de verkoop van aandelen inhield. De Commissie beschouwt als feit van algemene bekendheid dat beleggen in aandelen gepaard gaat met koersrisico’s zodat zulke beleggingen verlies kunnen meebrengen.
Consument moet derhalve in dit geval worden verweten dat hij, onervaren op het terrein van beleggen, de overeenkomsten is aangegaan zonder zich te verdiepen in, en zo nodig te informeren omtrent, de precieze aard van de overeenkomsten en de potentiële omvang van de daaraan verbonden risico’s.
4.2.3 In het vorenstaande ligt besloten dat de Commissie verwerpt de namens Consument opgeworpen stelling dat Consument nimmer door Aangeslotene is gewezen op de omstandigheden dat sprake was van beleggen met geleend geld en de grote financiële risico’s verbonden aan de overeenkomsten, met name de mogelijkheid van het ontstaan van een restschuld bij of voor afloop van de looptijd van de overeenkomsten en dat om deze reden sprake is van dwaling. Voor zover Consument bedoelt te betogen dat de tekortkoming van Aangeslotene ten aanzien van de vereiste voorlichting omtrent de specifieke risico’s van het product meebrengt dat op Consument geen enkele onderzoeksplicht (meer) mag worden gelegd, wijst de Commissie dat betoog van de hand. Naar het oordeel van de Commissie kan niet in algemene zin worden volgehouden dat tekortschietende informatieverstrekking aan de kant van de aanbieder van een product als het onderhavige steeds, ongeacht de bijzondere omstandigheden van het geval, tot gevolg heeft dat een consument zich op de hem gegeven ondeugdelijke informatie kan beroepen zonder nog tot enige vorm van eigen onderzoek gehouden te zijn. Gelet op de feitelijke gang van zaken en de verhouding tussen partijen, zoals de Commissie die in het onderhavige geval aannemelijk acht, is het niet in strijd met de redelijkheid dat Aangeslotene Consument tegenwerpt dat hij bij nauwlettende bestudering van het door hem ondertekende contract had kunnen bemerken dat de overeenkomst niet geheel zonder risico’s zou zijn. Hierin ligt voorts besloten dat de Commissie Consument niet volgt in zijn stellingen dat hij bij het aangaan van de overeenkomsten heeft gedwaald.
4.2.4 Aangezien de op een professionele aanbieder van effectendiensten of beleggingsproducten rustende bijzondere zorgplicht er mede toe strekt de particuliere, niet profes¬sionele, wederpartij te behoeden voor diens eigen ondeskndigheid, onachtzaamheid of lichtzinnigheid zullen de tekortkomingen van die wederpartij bij de toepassing van art. 6:101 eerste lid BW minder zwaar wegen dan die van die aanbieder.
Naar het oordeel van de Commissie is de tekortkoming die Aangeslotene bij het aangaan van de overeenkomsten heeft vertoond, zoals in het voorgaande vastgesteld en in 4.2.1 samengevat, van zodanige ernst dat zij, de eigen onzorgvuldigheid van Consument niet-tegenstaande, een aanmerkelijk deel moet vergoeden van het nadeel dat de laatste ten gevolge van de overeenkomsten heeft ondervonden. Naar het oordeel van de Commissie kan dat nadeel, anders dan Aangeslotene betoogt, niet worden beperkt tot de restschuld. De stelling dat, in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (LJN BH2811) en het daarbij beoordeelde arrest van het Gerechtshof Amsterdam, voor vergoeding van betaalde rente slechts plaats is indien komt vast te staan dat de overeenkomsten een “onaanvaardbaar zware last” op Consument hebben gelegd, doet naar het oordeel van de Commissie geen recht aan de in art. 6:98 BW opgenomen bepaling dat de omvang van toe te rekenen gevolgen mede wordt bepaald door de aard van de aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van Aangesloten wordt in dit geval hierdoor gekenmerkt dat zij is tekort geschoten in de zorgvuldigheid die een financiële dienstverlener dient te betrachten teneinde te voorkomen dat haar (potentiële) wederpartij financiële risico’s loopt die niet in overeenstemming zijn met diens verwachtingen en mogelijkheden. Daarom moet voor het bepalen van de omvang van de aan de tekortkoming toe te rekenen gevolgen in dit geval uitgangspunt zijn, zoals in het voorgaande reeds werd overwogen, dat Consument de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan indien de mogelijke consequenties hem naar behoren onder ogen waren gebracht. Daaruit volgt dat ook de rente die Consument uit hoofde van de overeenkomsten heeft betaald tot de aan de tekortkoming toe te rekenen gevolgen behoort.
Alle overige stellingen die partijen hebben betrokken behoeven, wederom in het licht van hetgeen hiervoor reeds is overwogen, geen afzonderlijke bespreking meer.
4.2.5 Alle voormelde omstandigheden meewegend, oordeelt de Commissie naar billijkheid dat Aangeslotene zestig procent moet vergoeden van het door Consument geleden nadeel, te begroten op de som van alle betalingen welke Consument krachtens de overeenkomst aan Aangeslotene heeft gedaan, vermeerderd met hetgeen hij na beëindiging van de overeenkomst nog aan Aangeslotene verschuldigd is gebleven –de restschuld – doch verminderd met bedragen die Consument, als dividend of uit andere hoofde, krachtens de overeenkomsten heeft ontvangen.
4.2.6 Over het bedrag dat Aangeslotene aldus aan Consument dient te betalen moet rente worden vergoed gelijk aan de wettelijke rente. Deze rente moet worden berekend met ingang van de dag waarop de klacht aan Aangeslotene is voorgelegd of, ten aanzien van betalingen die Aangeslotene nadien nog van Consument heeft ontvangen, vanaf die dag van betaling, telkens tot aan de dag waarop Aangeslotene volledig aan haar in dit bindend advies vastgestelde betalingsverplichting zal hebben voldaan. Voorts dient Aangeslotene aan Consument te vergoeden een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, die de Commissie naar billijkheid begroot op één punt volgens het Liquidatietarief rechtbanken en hoven, derhalve (het belang van de zaak gelijkgesteld aan het totaal van de leasesommen) € 452, alsmede de eigen bijdrage in de kosten van behandeling van dit geschil ad € 50.
4.3 Voor zover de klacht aldus moet worden begrepen dat Consument de intrekking of doorhaling vordert van de registratie van diens betalingsachterstand(en) die Aangeslotene heeft aangemeld bij het Bureau Kredietregistratie, onthoudt de Commissie zich van beoordeling van dat onderdeel van de klacht omdat dienaangaande de Geschillencommissie BKR bevoegd is.
4.4 De vordering in reconventie die Aangeslotene in haar verweerschrift heeft ingesteld is, naar uit het voorgaande blijkt, ongegrond en overigens is de Commissie van oordeel dat uit haar Reglement, met name artikel 11.1 daarvan, volgt dat zo een eis in reconventie van een Aangeslotene niet toelaatbaar is.

5. Beslissing

De Commissie stelt het bindend advies vast dat Aangeslotene binnen één maand na de dag van verzending aan partijen van een afschrift van dit bindend advies aan Consument betaalt een bedrag ter grootte van zestig procent van de in 4.2.5 genoemde som, ter vermeerderen met rente gelijk aan de wettelijke rente ingaande op de dag waarop de klacht bij Aangeslotene werd ingediend tot de dag van algehele voldoening.
Voor zover Consument na het indienen van zijn klacht bij Aangeslotene uit hoofde van de toen nog lopende overeenkomst betalingen is blijven doen, dient Aangeslotene aan Consument boven¬dien te betalen een bedrag gelijk aan het totaal van de na dat moment ontvangen betalin¬gen, te vermeerderen met rente gelijk aan de wettelijke rente ingaande dag waarop de onderscheidene betalingen zijn ontvangen tot de dag van algehele voldoening.
Het door Aangeslotene te betalen bedrag wordt vermeerderd met een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van € 452, alsmede de door Consument voldane bijdrage in de kosten van behandeling van dit geschil ad € 50.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak