Mijn Kifid

Uitspraak 2011-45

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 45
d.d. 23 februari 2011
(prof. mr. E.H. Hondius, voorzitter, mr. J.W.H. Offerhaus en
mr. J.Th. de Wit)
Samenvatting
Verlenging rentevastperiode. In rekening te brengen boeterente. Niet is komen vast te staan
dat Consument zich dusdanig heeft uitgelaten dat Aangeslotene op grond daarvan had
moeten concluderen dat Consument voornemens was zijn relatie met haar te verbreken en
hem mitsdien had moeten wijzen op boetebeding. Geen onredelijk bezwarend beding.
Bepaling is duidelijk gebruikelijk en in economisch opzicht gerechtvaardigd en bedoeld ter
compensatie van renteverlies dat geldverstrekker als gevolg van voortijdige aflossing lijdt.
Commissie neemt mee dat een ieder die een lening afsluit met omvang als onderhavige zich
van te voren vergewist. Geen schending zorgplicht.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van de gemachtigde van Consument van 6 oktober 2009 inhoudende een
omschrijving van de klacht;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier zoals ontvangen op
14 mei 2008;
– het verweer van Aangeslotene van 12 mei 2009;
– de repliek van Consument van 23 mei 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 8 juni 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen haar advies als bindend zullen
aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
vrijdag 12 november 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat op grond van de niet of niet voldoende weersproken inhoud van de
stukken uit het geding en uit hetgeen bij de mondelinge behandeling is gebleken, uit van het
volgende.
2/4
Aangeslotene heeft op 13 februari 2003 ten behoeve van Consument een offerte uitgebracht
voor een tweetal hypothecaire geldleningen. De eerste lening betrof een bedrag van
€ 2.200.000,-. met een rentevaste periode van vijf jaar, eindigend op 31 maart 2008. De
tweede lening betrof een bedrag van € 800.000,- met een 25-jarige x-rente. Genoemde
offerte werd dezelfde dag door Consument aanvaard en ondertekend.
In bedoelde offerte is onder het kopje ‘Vervroegde en/of extra aflossing’ opgenomen:
‘Conform bijgaande Algemene Voorwaarden voor Zakelijke Geldleningen van de (naam van
Aangeslotene) organisatie 2001’.
In artikel 23 lid b respectievelijk 25 lid c van die voorwaarden is – voor zover hier van belang
– vermeld, dat vervroegde aflossing altijd mogelijk is, maar dat de debiteur over het bedrag
van elke vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd is van (ten minste) een procent
(1%) over het vervroegd afgeloste bedrag.
In artikel 25 lid e aanhef en onder 1 is de bevoegdheid van de debiteur vermeld om zonder
vergoeding de geldlening algeheel af te lossen aan het einde van de rentevastperiode, mits de
debiteur zijn voornemen tot algehele vervroegde aflossing ten minste één week voor het
einde van de rentevastperiode schriftelijk aan de bank meedeelt.
Met het oog op de einddatum van de rentevaste periode van de eerste lening heeft in maart
2008 een tweetal adviesgesprekken met Aangeslotene plaatsgevonden over een eventuele
oversluiting van de lening. Aangeslotene heeft in dat kader op 11 maart 2008 een
renteverlengingsvoorstel uitgebracht dat op 1 april 2008 diende in te gaan. Na een gesprek
met Aangeslotene op 27 maart 2008 werd genoemd voorstel een dag later door Consument
aanvaard waarna de lening werd omgezet naar een variabele, 3-maands x-rente. Consument
heeft Aangeslotene begin april 2008 vervolgens bericht alsnog tot algehele aflossing van de
totale lening over te willen gaan. Aangeslotene heeft Consument daarop te kennen gegeven
in dat geval een vergoedingsrente van 1% over de hoofdsom in rekening te brengen. Waar
Consument zich niet met dat standpunt kon verenigen heeft hij ter zake daarvan een klacht
aan Aangeslotene voorgelegd. In oktober 2008 zijn beide leningen vervolgens alsnog volledig
afgelost. Aangeslotene heeft daarbij geen vergoedingsrente in rekening gebracht.
3. Geschil
Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade welke door hem, inclusief
de gemaakte kosten van rechtsbijstand, wordt begroot op een totaal bedrag van
€ 11.609,50.
3.1 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende
grondslagen.
– Aangeslotene heeft zijn zorgplicht geschonden door Consument niet te informeren
omtrent de verlengingscondities van zijn hypothecaire geldlening.
– Consument kan zich niet verenigen met het oordeel van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening dat Aangeslotene hem tijdens de besprekingen over de
3/4
omzetting van zijn geldlening naar een zogenaamde x-lening niet had hoeven te
informeren. Consument betwist dat hij, toen hij overstapte van een rentevast naar
een flexibel product, aan de hand van de hem eerder toegezonden en voor hem niet
te volgen algemene voorwaarden makkelijk had kunnen en moeten begrijpen onder
welke omstandigheid hij de leningen aflossingsvrij had kunnen aflossen. Aangeslotene
heeft nagelaten om in begrijpelijke taal met Consument te communiceren terwijl de
algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn.
– Aangeslotene kan zich niet onttrekken aan zijn informatieverplichting door de enkele
verwijzing naar de algemene voorwaarden.
3.2 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren
aangevoerd.
– Consument is wel degelijk door middel van de door haar uitgebrachte offerte en de
daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden geïnformeerd over het feit dat
aan vervroegde aflossing kosten zijn verbonden en op welke momenten en op welke
manier de leningen zonder vergoeding konden worden afgelost.
– Er was voor Aangeslotene geen enkele aanleiding om Consument er tijdens het
adviesgesprek van 27 maart 2008 op te attenderen dat Consument bij vervroegde
aflossing van de lening een vergoeding aan Aangeslotene verschuldigd zou zijn.
Aangeslotene mocht er immers in alle redelijkheid van uitgaan dat de lening zou
worden verlengd omdat met Consument was afgesproken dat deze het
verlengingsvoorstel ondertekend zou retourneren.
– Niet valt in te zien om welke redenen er sprake zou zijn van een onredelijk
bezwarend beding in de zin van artikel 6.236 juncto artikel 6.237 BW. Consument
heeft een en ander ook niet nader onderbouwd. Dat er sprake is van een groot
bedrag aan vergoeding doet ook niet ter zake. Het bedrag van de lening was
immers ook groot.
4. Ter zitting
Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en verwoord.
Consument heeft daarbij onder andere benadrukt dat in de adviesgesprekken van
11 en 27 maart door Aangeslotene zou zijn bevestigd dat het altijd mogelijk was
om boetevrij volledig af te lossen na iedere rentevaste periode. Consument zou
in het laatste gesprek ook te kennen hebben gegeven dat hij bij Aangeslotene
wenste te vertrekken. Een en ander wordt nadrukkelijk door Aangeslotene
betwist. Op basis van de gevoerde gesprekken mocht Aangeslotene erop
vertrouwen Consument bij Aangeslotene wenste te blijven.
Aangeslotene heeft daarbij benadrukt dat het door haar op 11 maart 2008
uitgebrachte verlengingsvoorstel ruim voor de daarvoor geldende termijn van
veertien dagen aan Consument was uitgebracht.
4/4
5. Beoordeling
5.1. Centraal staat naar het oordeel van de Commissie de vraag of Consument in de
hier aan de orde zijnde adviesgesprekken al dan niet (nadrukkelijk) te kennen
gegeven zou hebben dat hij bij Aangeslotene wenste te vertrekken en van
Aangeslotene op grond van die mededeling verwacht had mogen worden dat
zij Consument nog eens nadrukkelijk had gewezen op de tussen partijen
overeengekomen boeterente van 1%. Deze vraag moet naar het oordeel van de
Commissie in ontkennende zin worden beantwoord. Onvoldoende is aannemelijk
geworden dat Consument zich in dusdanige bewoordingen heeft uitgelaten dat
Aangeslotene op grond daarvan had moeten concluderen dat Consument
voornemens was zijn relatie met Aangeslotene te verbreken.
5.2 Van een onredelijk bezwarend beding is naar het oordeel van de Commissie
bovendien geen sprake. Nog daargelaten dat de hier aan de orde zijnde
bepalingen zoals opgenomen onder de artikelen 23 en 25 van de tussen partijen
overeengekomen algemene voorwaarden van onderhavige geldlening qua
bewoordingen en strekking aan duidelijkheid niets te wensen overlaten, is de
Commissie van oordeel dat hier niet alleen sprake is van een bepaald gebruikelijk
maar ook in economisch opzicht gerechtvaardigd beding. Bij tussentijdse aflossing is
een boeterente als de onderhavige immers bedoeld ter compensatie van eventueel
renteverlies dat een geldverstrekker als gevolg van de voortijdige aflossing van de
lening lijdt. Onderhavige hypothecaire lening wijkt hiervan in die zin niet af. Daarbij
neemt de Commissie in haar afweging mee dat van een ieder die een lening afsluit
met een omvang als de onderhavige verwacht mag worden dat deze zich van te voren
vergewist van de (on-)mogelijkheden op dit punt. Niet gesteld kan worden dat
Aangeslotene haar zorgplicht jegens Consument heeft geschonden.
6. Beslissing
De Commissie beslist, bij wijze van bindend advies, dat de vordering van Consument
wordt afgewezen.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak