Mijn Kifid

Uitspraak 2012-21 (bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-21
d.d. 23 januari 2012
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Samenvatting

Rechtsbijstandverzekering, uitleg verzekeringsvoorwaarden. Consument heeft zijn rechtsbijstandverzekeraar verzocht om rechtsbijstand in verband met een geschil met de Rabobank. De verzekeraar heeft dit verzoek afgewezen. Consument vordert dat Aangeslotene alsnog rechtsbijstand verleent. De Commissie wijst de vordering af omdat het geschil een gevolg is van dan wel samenhangt met ‘vermogensbeheer’ als bedoeld in
artikel 6.3 sub h van de verzekeringsvoorwaarden.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– het verzoek tot geschilbeslechting, ontvangen op 6 april 2011;
– het antwoord van Aangeslotene van 27 juni 2011;
– de repliek van Consument van 14 juli 2011;
– de dupliek van Aangeslotene van 1 september 2011;
– de brief van Consument van 11 september 2011;
– de brief van Aangeslotene van 4 oktober 2011;
– de brief van de secretaris van 26 oktober 2011;
– de brief van Consument van 21 november 2011.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft ten slotte vastgesteld dat het geschil zich leent voor een schriftelijke afdoening als bedoeld in artikel 37.6 van haar Reglement.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 In 2003 heeft Consument bij X een effectenrekening geopend. In de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:

“De bank zal op basis van de beleggingsuitgangspunten, beleggingsdoelstellingen en wensen van Rekeninghouder, alsmede met inachtneming van diens huidige positie periodiek een schriftelijk advies geven. (…) In het advies zal de bank aangeven wat naar haar oordeel de voor de Rekeninghouder optimale indeling en samenstelling van diens beleggingsportefeuille is, (…).”

Verder is in de bijbehorende productbrochure nog het volgende vermeld:
“Persoonlijk beleggingsadvies op maat, actieve begeleiding van uw beleggingsportefeuille, heldere afspraken en overzichtelijke informatie. Dat is Y. U belegt in een goed gespreide portefeuille met beleggingsfondsen van speciaal geselecteerde fondsaanbieders. (…) U bepaalt vervolgens zelf of u het koop- of verkoopadvies opvolgt. Zo blijft u steeds actief bij uw beleggingen betrokken zonder dat het u veel tijd kost en met het deskundige advies van experts.”

2.2 Consument heeft zich voor rechtsbijstand verzekerd bij Aangeslotene. Medio juni 2010 heeft hij een verzoek om rechtsbijstand ingediend ter zake van een juridisch geschil met X over de kwaliteit van de advisering. Aangeslotene heeft het verzoek afgewezen met een beroep op artikel 6.3 sub h van de verzekeringsvoorwaarden. In dit artikel staat:

“6.3 Uitsluitingen
(…) U heeft géén aanspraak op rechtsbijstand indien het door u gemelde juridische probleem een gevolg is van, of samenhangt met:
(…)
h. vermogensbeheer of de toepassing van daarmee verband houdende advisering, overeenkomsten en/of constructies waaronder begrepen:
– eigendom, bezit en aan- of verkoop van effecten (aandelen, obligaties, pandbrieven) en andere waardepapieren;
– beleggingsfinancieringen en beleggingsverzekeringen;
– deelname aan optiebeurs, termijnhandel, valutahandel en dergelijke.”

2.3 Consument heeft na de afwijzing van het verzoek om rechtsbijstand een advocaat in de arm genomen.

3. Geschil

3.1 Consument vordert dat Aangeslotene alsnog rechtsbijstand verleent ten aanzien van het in alinea 2.2 bedoelde geschil met X. Daarnaast vordert hij vergoeding van de in verband daarmee gemaakte advocaatkosten.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Aangeslotene heeft het verzoek om rechtsbijstand ten onrechte afgewezen op grond van artikel 6.3 sub h van de verzekeringsvoorwaarden. Dit omdat het geschil met X geen gevolg is van of samenhangt met vermogensbeheer maar met een adviesrelatie. Consument stelt zich op het standpunt dat het artikel beperkt moet worden uitgelegd in die zin dat het alleen betrekking heeft op geschillen die samenhangen met “vermogensbeheer” waarbij hij onder dat begrip verstaat de vorm van financiële dienstverlening waarbij de dienstverlener het vermogen van de belegger zelfstandig en naar eigen inzicht beheert op basis van met de belegger gemaakte afspraken. Consument stelt daartoe dat het begrip “vermogensbeheer” in de toepasselijke wet en regelgeving in de door hem voorgestane betekenis wordt gebruikt en dat hij om die reden erop heeft mogen vertrouwen dat in de verzekeringsvoorwaarden slechts bedoeld werd daarmee samenhangende geschillen van dekking uit te sluiten en niet ook geschillen die verband houden met een adviesrelatie.

3.3 Aangeslotene stelt zich daartegenover op het standpunt dat “vermogensbeheer” in artikel 6.3 sub h betrekking heeft op het beheren van vermogen in brede zin. Geschillen over de advisering zijn ook uitgesloten indien het advies onlosmakelijk is verbonden met het beheren van vermogen. Daarvan is in casu sprake.

4. Beoordeling

4.1 Partijen verschillen van mening over de juiste uitleg van artikel 6.3 sub h van de verzekeringsvoorwaarden.

4.2 De Commissie is van oordeel dat uit de tekst van artikel 6.3 sub h genoegzaam blijkt dat de door Aangeslotene voorgestane uitleg juist is. Daarbij is allereerst van belang dat – anders dan Consument betoogt – het begrip “vermogensbeheer”, niet een in de wet en regelgeving gedefinieerde term is. De Wft en daarop gebaseerde regelgeving kent het begrip “vermogensbeheer” niet, maar spreekt van het beheren van een individueel vermogen. Bovendien volgt uit de tekst van artikel 6.3 sub h van de verzekeringsvoorwaarden dat het daarin gebruikte begrip “vermogensbeheer” in ruimere zin dan door Consument gesteld moet worden opgevat. In het artikel is

immers uitdrukkelijk vermeld dat daaronder ook moet worden begrepen:
“ – eigendom, bezit en aan- of verkoop van effecten (aandelen, obligaties, pandbrieven) en andere waardepapieren;
– beleggingsfinancieringen en beleggingsverzekeringen;
– deelname aan optiebeurs, termijnhandel, valutahandel en dergelijke.”

4.3 Dit brengt mee dat Consument had kunnen en moeten begrijpen dat Aangeslotene met artikel 6.3 sub h heeft bedoeld ook alle geschillen die samenhangen met de met het beheren van vermogen verband houdende advisering van dekking uit te sluiten. Tussen partijen is niet in geschil dat de advisering door de Rabobank betrekking had op het beheren van vermogen in brede zin. Slotsom is derhalve dat Aangeslotene zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval op grond van
artikel 6.3 sub h geen dekking bestaat. De vordering van Aangesloten zal om die reden worden afgewezen.

4.4 Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak