Mijn Kifid

Uitspraak 2014-398 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-398 d.d.
4 november 2014
(mr. J.S.W. Holtrop en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Samenvatting

Betalingsbeschermingsverzekering. Geschil over de uitleg van verzekeringsvoorwaarden. Consument stelt dat hij bij werkloosheid eerst 12 voorschotten ontvangt en bij einde van de werkloosheid een uitkering waarop de voorschotten in mindering zijn gebracht. Volgens Aangeslotene stopt de uitkering na betaling van 12 voorschotten. De Commissie komt bij uitleg van de overeenkomst, mede aan de hand van de Haviltex formule, tot het oordeel dat de overeenkomst inhoudt, dat de uitkering zou eindigen na betaling van 12 voorschotten. Consument mocht er redelijkerwijs niet vanuit gaan dat er bij einde werkloosheid nog een uitkering zou volgen.

Consument,

en

BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V, gevestigd te Oosterhout, hierna te noemen: Aangeslotene.

1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument op 10 maart 2014 ondertekende vragenformulier met bijlagen;
– het verweerschrift van Aangeslotene met bijlagen;
– de repliek van Consument met bijlagen;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen
De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 9 oktober 2014 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1 Consument heeft in 2002 in het kader van een hypothecaire geldlening door de bemiddeling en advisering van een assurantietussenpersoon (hierna: de “tussenpersoon”) een betalingsbeschermingsverzekering (hierna: de “Verzekering”) gesloten bij Aangeslotene waarbij hij tevens de verzekerde was. De eenmalige premie bedroeg € 4.382,67. De ingangsdatum van de Verzekering was 1 augustus 2002, de looptijd 12 jaar. Uit hoofde van de Verzekering was bij werkloosheid een uitkering van € 532,55 per maand verzekerd.

3.2 Nadat Consument werkloos was geworden heeft Aangeslotene gedurende 12 maanden een bedrag van € 532,55 per maand uitgekeerd en daarna de betalingen beëindigd.
3.3 In de toepasselijke Bijzondere voorwaarden inzake module 2: werkloosheid (“BVW”) is onder meer het volgende bepaald:
“Art. 1 Verzekerde dekking:
Gedurende de looptijd van deze module dekt de verzekeraar het risico van onvrijwillige werkloosheid van verzekerde dat een direct gevolg is van een onvrijwillig ontslag door een werkgever, waar verzekerde voorafgaande aan deze werkloosheid, tenminste 18 uur per week, op basis van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur minstens 12 maanden in dienst was en waarvoor verzekerde een volledige werkloosheidsuitkering krachtens de Nederlandse wetgeving ontvangt, mits verzekerde voorafgaand aan het ontslag voor ten minste 18 uren per week betaald en actief aan het arbeidsproces deelnam.
Art. 2 Verzekeringsuitkering:
a) De uitkering voor de onvrijwillige werkloosheid wordt gedaan aan het einde van de werkloosheid in één som, waarvan de hoogte wordt bepaald door de verzekerde maandlast te vermenigvuldigen met het aantal volle maanden dat de volledige werkloosheid heeft geduurd, met een maximum van het in lid d van dit artikel genoemde aantal voorschotten.
b) (….)
c) De uitkering zal zolang de werkloosheid voortduurt, voor elke volle maand van volledige werkloosheid als voorschot (ten bedrage van de verzekerde maandlast) op de in lid a van dit artikel bedoelde som maandelijks en achteraf geschieden, voor het eerst met ingang van de maand waarin verzekerde de eerste volledige werkloosheidsuitkering van de uitkeringsinstantie betaald heeft gekregen.
d) Het aantal voorschotten per verzekerde is beperkt tot 12 per schadegeval met een maximum van 60 per polis, ongeacht of verzekerde hierna nog een werkloosheidsuitkering krachtens de Nederlandse wetgeving ontvangt.”

4. Geschil
4.1 Consument vordert dat Aangeslotene gehouden wordt tot betaling van een bedrag van
€ 7.455,70. Consument komt tot dit bedrag door het per maand verzekerde bedrag van
€ 532,55 te vermenigvuldigen met 26 omdat de module werkloosheid nog tot 31 juli 2014 liep en het resultaat te verminderen met het bedrag van de 12 reeds uitgekeerde termijnen.
4.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag:
Aangeslotene is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Consument. Consument voert in dit verband het volgende aan:
– voordat de Verzekering door Consument werd gesloten, is hem door de tussenpersoon gemeld dat hij voor drie jaar gedekt zou zijn voor betaling van de hypotheeklasten als hij een beroep op de Werkloosheidwet (“WW”) zou moeten doen. Ook is hem toen door de tussenpersoon gemeld dat hij aan het einde van de WW periode in een keer de uitkering zou ontvangen onder aftrek van maximaal twaalf voorschotten;
– uit artikel 2 onder a) BVW vloeit voort dat de uitkering aan het einde van de WW periode wordt gedaan onder aftrek van maximaal 12 voorschotten. Consument wijst er op dat artikel 2 BVW onderscheidt tussen “uitkering” en “voorschot”;
– Consument wijst er verder op dat gezien de eisen die de BVW stellen voor een uitkering, zijn visie dat de uitkering op maximaal drie jaar betrekking heeft, wel juist moet zijn. Zo moet een verzekerde minimaal 12 maanden in vaste dienst zijn geweest voor er recht op een uitkering kan ontstaan. Met een looptijd van 12 jaar is het praktisch onmogelijk om 5 keer (maximaal 5 schadegevallen) een beroep op de Verzekering te doen.
4.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
Aangeslotene bestrijdt dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Consument. In dit kader voert zij het volgende aan:
– in 2002 verkocht Aangeslotene geen betalingsbeschermingsverzekeringen met een uitkeringsduur van 36 maanden bij werkloosheid. Het is derhalve zeer onwaarschijnlijk dat de van Aangeslotene onafhankelijke tussenpersoon Consument heeft verteld dat hij recht had op een uitkering gedurende maximaal 36 maanden;
– dat artikel 2 BVW onder a) bepaalt dat de uitkering aan het einde van de werkloosheid wordt gedaan in één som, is een fictie die – in het belang van de verzekeringnemer – is gecreëerd in verband met fiscaliteit. In artikel 2 BVW onder c) is hierop aanvullend bepaald dat deze uitkeringssom maandelijks als voorschot zal worden betaald. In artikel 2 BVW onder d) is bepaald dat deze voorschotten beperkt zullen zijn tot 12 per schadegeval. Aangeslotene heeft derhalve aan haar verplichtingen voldaan.

5. Beoordeling
5.1 De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of Aangeslotene jegens Consument toerekenbaar tekort is geschoten door de maandelijkse uitkering van € 532,55 na
12 maanden te beëindigen. Partijen verschillen in dit verband van mening over de uitleg van artikel 2 BVW.
5.2 De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte vertoont die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
5.3 De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval Consument er niet redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat zijn uitkering na 12 maanden zou worden voortgezet. In artikel 2 BVW, onderdeel a staat dat de uitkering wordt gedaan aan het einde van de werkloosheid in één som waarvan de hoogte wordt bepaald door de verzekerde maandlast te vermenigvuldigen met het aantal volle maanden dat de volledige werkloosheid heeft geduurd, met een maximum van het in lid d van dit artikel genoemde aantal voorschotten. Uit onderdeel c blijkt dat de in onderdeel a bedoelde uitkering maandelijks zal worden uitgekeerd als voorschot terwijl in onderdeel d duidelijk is bepaald dat het aantal voorschotten per verzekerde per schadegeval is beperkt tot 12. Uit de samenhang tussen de onderdelen a, c en d volgt dat de overeenkomst inhield dat gedurende de looptijd van de module werkloosheid de uitkering per schadegeval zou worden beëindigd nadat
12 voorschotten zijn uitgekeerd of nadat het uit hoofde van de module werkloosheid verzekerde maximum van 60 voorschotten was bereikt. Hieraan doet niet af dat op grond van artikel 1 BVW een verzekerde minimaal 12 maanden in vaste dienst moet zijn geweest voor er recht op een uitkering kan ontstaan. Artikel 1 BVW betreft immers de voorwaarden waaronder een recht op uitkering kan ontstaan en bevat geen bepalingen die van belang zijn voor de duur van de uitkering.
5.4 Consument heeft zich tevens beroepen op mededelingen van zijn tussenpersoon over de duur van de uitkeringen uit hoofde van de Verzekering alsmede over de wijze van uitkering. Aangeslotene heeft de juistheid van de mededelingen van de tussenpersoon gemotiveerd weersproken en gesteld dat het hier om een onafhankelijke tussenpersoon gaat. De Commissie kan in het midden laten of de tussenpersoon van Consument de betreffende mededelingen heeft gedaan. Consument heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de tussenpersoon in het kader van de totstandkoming van de Verzekering (tevens) optrad als vertegenwoordiger van Aangeslotene en bevoegd was namens haar bindende mededelingen te doen over de eventuele uitkeringen zodat de eventuele mededelingen van de tussenpersoon voor diens rekening blijven en Aangeslotene ook om die reden niet verantwoordelijk is te houden.
5.5 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van Consument zal worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
6. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak