Mijn Kifid

Uitspraak 2015-067 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-067 d.d.
5 maart 2015
(mr. J. Wortel, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en de heer J.C. Buiter, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Consument,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AEGON Financiële Diensten B.V., statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende vragenformulier met bijlage d.d. 14 oktober 2013;
– de brief van de gemachtigde van Consument d.d. 31 oktober 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de ter zitting door de gemachtigde van Consument overgelegde pleitnota;
– de door de advocaat van Aangeslotene ter zitting overgelegde pleitnota;
– de ter zitting op verzoek van de voorzitter overgelegde ‘Inkomensverklaring Hypotheek’
d.d. 18 oktober 2007.

De Commissie betrekt in de beoordeling tevens hetgeen partijen naar aanleiding van de hierna te noemen brief van de voorzitter van de Commissie van 17 juli 2014 aan haar hebben medegedeeld.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden. Ter zake van de hierna te vermelden feiten heeft Consument niet alleen een klacht tegen Aangeslotene ingediend, maar eveneens tegen de tussenpersoon en de aanbieder van de in 2007 verstrekte hypothecaire geldlening. De Commissie heeft deze klachten gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld en doet in elke zaak afzonderlijk uitspraak. Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 november 2014 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument en zijn echtgenote hebben zich in 2002 voor advies tot een onafhankelijke tussenpersoon, Top Quality Lifestyle (hierna: TQL), gewend omdat zij op zoek waren naar een goedkopere hypotheek. Zij waren destijds beiden 57 jaar oud en hadden op dat moment een aflossingsvrije hypothecaire geldlening bij ING Bank N.V. gesloten voor een bedrag van € 58.991,- en daarnaast een hypothecaire geldlening met een spaarcomponent bij Rabobank voor een bedrag van € 28.407,-. Laatstgenoemde hypothecaire geldlening had een looptijd tot en met september 2009. De totale bruto maandlast voor deze hypothecaire geldleningen bedroeg € 484,18.
2.2 Na advisering en bemiddeling door TQL zijn beide hypothecaire geldleningen in 2002 afgelost en hebben Consument en zijn echtgenote een nieuwe hypothecaire geldlening gesloten bij Hooge Huys voor een bedrag van € 113.445,- en met een looptijd van 15 jaar. De bruto maandlast voor deze hypothecaire geldlening bedroeg € 406,13.
2.3 Tevens hebben Consument en zijn echtgenote op advies van TQL een effectenleaseovereenkomst ‘Aegon Optimum VliegwielVermogen’ (hierna: ‘de effectenlease-overeenkomst’) bij Aangeslotene gesloten (met contractnummer [..1..]) voor een periode van 180 maanden. Consument en zijn echtgenote hebben voorts op advies van TQL een spaarpolis bij Interpolis afgekocht en het in verband daarmee ontvangen bedrag van € 11.344,51, tezamen met gelden die waren vrijgekomen uit de nieuwe hypothecaire geldlening, aangewend voor een eenmalige storting van € 28.800,- bedoeld als inleg voor de eerste 90 maanden van de met de effectenlease-overeenkomst gemoeide leasesom van
€ 37.874,12.
2.4 In het door TQL opgestelde analyse- en adviesrapport van januari 2002 staat, voor zover hier relevant:
“Resterend bedrag uit nieuwe hypotheek FL. 52.400,00 € 23.778,08
Spaarpolisrestant Interpolis FL. 25.000,00 € 11.344,51
Totaal vrij beschikbaar FL. 77.400,00 € 35.122,59
Hiervan stoppen we FL. 63.466,84 € 28.800,00 in een optimum vliegwiel van [Aangeslotene] waarmee we over 15 jaar de gehele hypotheek van FL. 250.000,00 € 113.445,05 af kunnen lossen op basis van een voorbeeldpercentage van 8%.
Er resteert dan nog een bedrag van FL.13.933,16 € 6.322,59 wat voor u vrij beschikbaar is en waar u in de toekomst een eventuele renteverhoging mee kunt compenseren.”
2.5 In 2007 heeft TQL Consument en zijn echtgenote geadviseerd de hypothecaire geldlening bij Hooge Huys over te sluiten naar SNS Bank N.V. (hierna: SNS) vanwege een rentevoordeel van 0,65% per jaar. Op 17 oktober 2007 heeft SNS Consument en zijn echtgenote een aanbieding voor een hypothecaire geldlening gedaan. In totaal is een bedrag van € 115.275,- aangeboden en door Consument en zijn echtgenote geaccepteerd. De rentevaste periode bedraagt tien jaar, het rentepercentage bedraagt 5,15% en de verschuldigde bruto maandlast € 494,72. Het rentepercentage bedraagt 5,15%. Deze lening is wederom tot stand gekomen door advisering en bemiddeling door TQL.
2.6 In de bij SNS ingediende ‘Aanvraag hypothecaire geldlening’ is, voor zover hier relevant, het volgende ingevuld:
“Gegevens aanvrager Mede-aanvrager
(..)
Bruto-jaarinkomen € 24.141 Bruto-jaarinkomen € 23.250
Gegevens onderpand
af te lossen lening(en) € 113.445
Executiewaarde € 180.000
VOV-waarde € 200.000
Leninggegevens
Bedrag gevraagde hypotheek € 115.275
Afsluitkosten € 1.152.”
Als verwacht pensioeninkomen is voor Consument € 24.000,00 ingevuld en voor zijn echtgenote € 23.000,00.
2.7 Bij brief van 3 juni 2009 heeft Aangeslotene Consument medegedeeld dat op 24 juli 2009 de vooruitbetaalperiode van 90 maanden zou aflopen en dat voor de resterende looptijd van de effectenlease-overeenkomst € 400,- per maand moest worden voldaan. De echtgenote van Consument heeft naar aanleiding daarvan op 4 juni 2009 telefonisch contact opgenomen met Aangeslotene. Aangeslotene heeft bij brief van 8 juni 2009 op de vragen van Consument gereageerd. Bij brief van 12 juni 2009 heeft Consument zich schriftelijk bij Aangeslotene over de effectenlease-overeenkomst beklaagd en haar gevraagd om een gunstig voorstel ter beëindiging van deze overeenkomst. Bij brief van 30 juni 2009 heeft Aangeslotene op de brief van Consument gereageerd. Op 6 oktober 2009 is op verzoek van Consument de effectenlease-overeenkomst voortijdig beëindigd. De opbrengst bedroeg € 2.688,44. Dit bedrag heeft Aangeslotene aan Consument en zijn echtgenote betaald. In totaal hebben Consument en zijn echtgenote een bedrag van
€ 28.800,- aan inleg ten behoeve van de effectenlease-overeenkomst betaald.
2.8 Vanaf 18 februari 2010 heeft de gemachtigde van Consument onderhandeld met Aangeslotene over afhandeling van de klacht van Consument. Bij brief van 12 juli 2012 heeft Consument een klacht over Aangeslotene bij Kifid ingediend.

3. Vordering, grondslagen en verweer

3.1 Consument vordert vernietiging van de ‘Vliegwielhypotheekconstructie’ en vordert hoofdelijke veroordeling van Aangeslotene, TQL en SNS tot vergoeding van:
– 80% van zijn inleg (door hem begroot op 80% van € 28.800,-) in de
effectenlease-overeenkomst, vermeerderd met 3,5% fictief rendement;
– het verschil tussen de oude hypothecaire geldleningen (bij ING en Rabobank) en de nieuwe hypothecaire geldleningen (door hem begroot op € 29.047,-); en
– de kosten van voortzetting van de hypothecaire geldlening na 1 augustus 2017 (door hem begroot op € 54.454,-).
Daarnaast vordert Consument een vergoeding voor juridische kosten en wettelijke rente vanaf ingangsdatum van de ‘Vliegwielhypotheekconstructie’.
3.2 Deze vordering steunt, naar de Commissie begrijpt, op de volgende grondslagen.
– Consument stelt dat het aan het tekort¬schieten van Aangeslotene is te wijten dat hij bij het aangaan van de ‘Vliegwielconstructie’ heeft gedwaald doordat misleidende reclame is verstrekt, om welke reden de effectenlease-overeenkomst en de hypothecaire geldleningsovereenkomst moeten worden vernietigd.
– Aangeslotene heeft op geen enkele wijze de doelstellingen en risicobereidheid van Consument onderzocht, terwijl zij dat ook volgens eigen acceptatienormen wel had moeten doen. Met het accepteren van het verkeerde aanvraagformulier heeft Aangeslotene haar eigen acceptatiebeleid – per huisadres mag maximaal € 8.500,- ingelegd worden als koopsomstorting en/of vooruitbetaling – met voeten getreden en is dus vanaf aanvang van de effectenlease-overeenkomst te kwader trouw geweest.
– In ieder geval heeft Aangeslotene bij het aanbieden en het afsluiten van de
effectenlease-overeenkomst haar zorg- en informatieplicht verzaakt, zodat zij jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld en de daardoor door Consument geleden schade moet vergoeden. Volgens Consument is hem voorgehouden dat hij na vijftien jaar de gehele hypothecaire geldlening bij elkaar gespaard zou hebben zodat die alsdan kon worden afgelost.
– TQL kan worden aangemerkt als hulppersoon van Aangeslotene. Aangeslotene is daarom ook aansprakelijk voor de door TQL gegeven adviezen. Bovendien is de ‘Vliegwielhypotheek’ een productcombinatie, een hypothecaire geldlening met beoogde aflossing door middel van effectenlease.
3.3 Aangeslotene heeft de vordering van Consument gemotiveerd bestreden. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Ter zitting

4.1 SNS heeft ter zitting op verzoek van de voorzitter overgelegd een door haar bij de door Consument gedane aanvraag van de hypotheek ontvangen ‘Inkomensverklaring Hypotheek’, gedateerd 18 oktober 2007. Hierin staat een jaarinkomen van Consument opgenomen van € 24.141,- en van zijn echtgenote van € 23.250,-. Als inkomen vanaf pensioendatum staan dezelfde bedragen vermeld. Consument heeft ter zitting de juistheid betwist van de bedragen die in de inkomensverklaring zijn ingevuld. Consument heeft wel ter zitting erkend dat de handtekeningen die daaronder zijn gezet van hem en zijn echtgenote zijn. Consument heeft medegedeeld dat zijn echtgenote in 2000 een hersenbloeding heeft gehad en nadien slechts een uitkering ontving en geen pensioen ontvangt. Voorts heeft hij medegedeeld dat hij nu slechts een bescheiden inkomen ontvangt en dat zijn echtgenote nu geen inkomen meer heeft.
4.2 De gemachtigde van Consument heeft ter zitting erkend dat Aangeslotene niet geweten hoeft te hebben van de door Consument afgesloten hypothecaire geldlening.

5. Beoordeling

5.1 Voor zover Consument van Aangeslotene vergoeding vordert uit hoofde van een verkeerd hypotheekadvies, overweegt de Commissie als volgt. De gemachtigde van Consument stelt dat sprake is van een combinatieproduct en noemt de door Consument afgenomen producten gezamenlijk ‘de Vliegwielhypotheekconstructie’. Naar het oordeel van de Commissie is in het onderhavige geval evenwel sprake van twee separate rechtsverhoudingen: de effectenlease-overeenkomst met Aangeslotene en de hypothecaire geldleningsovereenkomst met SNS. Hoewel er sprake is van een samenhang tussen de beide overeenkomsten kan Aangeslotene niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die Consument meent te hebben geleden uit hoofde van de hypothecaire geldlening, aangezien Aangeslotene bij de totstandkoming van die overeenkomst niet betrokken is geweest. Ook voor de door de tussenpersoon (TQL) geadviseerde constructie kan Aangeslotene niet aansprakelijk worden gehouden nu de gemachtigde van Consument ter zitting heeft erkend dat het mogelijk was dat Aangeslotene niet op de hoogte was van de door de tussenpersoon geadviseerde constructie.
5.2 Voor zover de vordering berust op de stelling dat Aangeslotene gebruik heeft gemaakt van een hulppersoon, te weten TQL, en dat Aangeslotene aansprakelijk is voor het handelen van deze hulppersoon, dient deze ook te worden afgewezen. Aangeslotene heeft deze stelling immers gemotiveerd betwist en na deze gemotiveerde betwisting door Aangeslotene heeft Consument geen nadere concrete en specifieke feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat TQL op één lijn moet worden gesteld met een hulppersoon van Aangeslotene.
5.3 Voor zover de vordering tegen Aangeslotene berust op de stelling dat Aangeslotene hoofdelijk aansprakelijk is voor de tekortkoming(en) van de andere financiële instellingen tegen wie Consument een klacht heeft gericht, berust zij op een onjuist begrip van ‘dezelfde schade’ als bedoeld in artikel 6:102 BW. De vordering van Consument jegens Aangeslotene ter zake van het door TQL gegeven advies en de door SNS verstrekte hypothecaire geldlening moet derhalve worden afgewezen.
5.4 Ten aanzien van de door Consument ingediende klachten ten aanzien van de
effectenlease-overeenkomst overweegt de Commissie als volgt.
De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening heeft in uitspraken van 1 juli 2014 [Uitspraak 2014-021] en van 15 oktober 2014 [Uitspraken 2014-032, 2014-033 en
2014-034], opgemerkt dat voor de (inhoudelijke) beoordelingen van geschillen betreffende effectenlease in het bijzonder van belang is hetgeen de Hoge Raad onder meer in zijn drie arresten van 5 juni 2009 heeft overwogen. Daarbij is gedoeld op de arresten van de Hoge Raad gepubliceerd als ECLI:NL:HR:2009:BH2811 en NJ 2012/183, ECLI:NL:HR:2009:BH2815 en NJ 2012/182 alsmede ECLI:NL:HR:2009:BH2822 en NJ 2012/184. Voor zover thans van belang zijn in de arresten van 5 juni 2009 vrijwel gelijkluidende overwegingen opgenomen. De Commissie zal in het hiernavolgende alleen verwijzen naar de overwegingen in het arrest dat is gepubliceerd als NJ 2012/182 (hierna: HR NJ 2012/182).
5.5 De Commissie acht zich gehouden dit rechtsoordeel van zijn appelinstantie te volgen. Bij brief van 17 juli 2014 heeft de voorzitter van de Geschillencommissie partijen in nog te beoordelen zaken over effectenlease gewezen op de uitspraak van de Commissie van Beroep van 1 juli 2014, en hen uitgenodigd hun zienswijze kenbaar te maken.
5.6 Voor zover de vordering van Consument berust op stellingen aangaande dwaling en misleiding (misleidende reclame) stuit zij af op hetgeen is overwogen in HR NJ 2012/182, rechtsoverwegingen 4.4.5 en 4.5.4. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen voeren zijn niet, dan wel onvoldoende gesteld.
5.7 Consument heeft voorts nog aangevoerd dat Aangeslotene bij de acceptatie van het door hem ingediende aanvraagformulier in strijd heeft gehandeld met haar eigen interne acceptatiebeleid en daarbij verwezen naar een door haar overgelegd aanvraagformulier waaruit zulks zou blijken. Aangeslotene heeft gemotiveerd betwist dat dit overgelegde formulier reeds in gebruik was ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst door Consument. Tegenover deze gemotiveerde betwisting door Aangeslotene heeft Consument onvoldoende aangevoerd om zijn stelling te bewijzen zodat de vordering voor zover gebaseerd op deze grond eveneens moet worden afgewezen.
5.8 Voor zover de vordering berust op de stelling dat Aangeslotene niet de bijzondere zorgplicht in acht heeft genomen waaraan een financiële dienstverlener ten opzichte van haar wederpartij dient te voldoen, overweegt de Commissie als volgt.
5.9 Aangeslotene is bij het aanbieden van de effectenlease-overeenkomst opgetreden als effecteninstelling. De aangeboden effectenleaseconstructie komt er immers op neer dat Aangeslotene voor rekening en risico van Consument effecten kocht, terwijl de uitkomst van de overeenkomst afhankelijk is van het koersverloop van die effecten. Hieruit vloeit voort dat Aangeslotene jegens Consument de bijzondere zorg diende te betrachten waartoe een effecteninstelling als bij uitstek deskundige professionele dienstverlener in het algemeen gehouden is jegens een particuliere, niet professioneel handelende consument. In geval van beleggingsbeslissingen waaruit voor de consument (aanzienlijke) (bij)betalingsverplichtingen kunnen voortvloeien, gaat de zorgplicht van de dienstverlener zelfs zo ver dat de particuliere, niet professioneel handelende, belegger in bescherming moet worden genomen tegen diens eigen ondeskundigheid of lichtvaardigheid. Het sluiten van een effectenlease-overeenkomst is in beginsel aan te merken als zo een beleggingsbeslissing waaruit (bij)betalingsverplichtingen kunnen voortvloeien.
5.10 Ten aanzien van de feiten, relevant voor het bepalen van de reikwijdte van de hier bedoelde zorgplicht in het onderhavige geval, stelt de Commissie voorts het volgende vast. Aan beleggen met geleend geld is onder meer het risico verbonden dat de beleggingen bij verkoop te weinig opbrengen om de lening af te lossen. Verder zijn
effectenlease-overeenkomsten als de onderhavige niet eenvoudig van aard. Zulke (samengestelde) overeenkomsten vertonen in hun mogelijke uitwerking een complexiteit die voorzienbaar maakt dat de gemiddelde – niet met financiële kwesties vertrouwde – consument niet in staat is op eigen kracht een compleet en realistisch beeld van de mogelijke resultaten te krijgen. Voorts hadden de specifieke risico’s van effectenlease ten tijde van het sluiten van de door Consument aangegane effectenlease-overeenkomst niet een zodanige aandacht in de media gekregen dat zij ook bij een ondeskundig publiek bekend konden worden geacht. Daarentegen behoorde Aangeslotene zich als professionele dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersen van de effecten onvoldoende zouden stijgen om Consument in staat te stellen aan het einde van de looptijd zijn bij de overeenkomst aangegane schuld af te lossen. Bovendien heeft Aangeslotene de onderhavige overeenkomsten aan een breed publiek aangeboden en daarbij toegelaten dat de overeenkomsten door toedoen van tussenpersonen tot stand kwamen. Er is niet gebleken dat Aangeslotene erop heeft toegezien dat die tussenpersonen geïnteresseerden tijdig van volledige en duidelijke informatie zouden voorzien, en met zoveel woorden de aandacht zouden vestigen op de mogelijkheid van een restschuld.
5.11 Onder deze omstandigheden brengt de aard van het aangeboden product mee dat de op Aangeslotene rustende zorgplicht zich uitstrekt tot de precontractuele fase. Aangeslotene was gehouden het door haarzelf opgestelde informatiemateriaal – brochures, aanvraagformulieren en (concept)formulieren van overeenkomsten met de daarbij behorende (algemene) voorwaarden – zodanig op te stellen dat degene die overwoog een overeenkomst als de onderhavige aan te gaan in dat informatiemateriaal de nadrukkelijke en onverbloemde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor een breed en ondeskundig publiek begrijpelijk zijn, dat, afhankelijk van de ontwikkelingen op de effectenmarkten, na afloop van de overeenkomst niet alleen de investering in het product (de aflossing van de lening en de daarover verschuldigde rente) verloren kon gaan, maar in het ongunstigste geval een bijbetalingsverplichting kon resteren. Alleen op grond van die nadrukkelijke waarschuwing had de geïnteresseerde consument naar behoren kunnen nagaan of het effectenleaseproduct in overeenstemming was met zijn mogelijkheden en verwachtingen, en een deugdelijke afweging kunnen maken tussen het effectenleaseproduct en andere financiële producten, waaronder spaarvormen.
5.12 Het is de Commissie niet gebleken dat Aangeslotene aan deze verplichting tot nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid van een restschuld heeft voldaan. In de overeenkomst is weliswaar vermeld dat geld wordt geleend waarmee effecten worden gekocht en is gestipuleerd dat een eventueel tekort door Consument moet worden aangezuiverd, maar de nadrukkelijke, onverbloemde en in niet mis te verstane bewoordingen gestelde waarschuwing dat daadwerkelijk rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid van een bijbetalingsverplichting is in de overeenkomst niet te vinden. Evenmin is gebleken dat Consument die waarschuwing heeft kunnen vinden in het overige materiaal dat Aangeslotene Consument voor het tekenen van de overeenkomst ter beschikking heeft gesteld, of dat Aangeslotene zich ervan heeft vergewist dat Consument zich bewust was van het risico van een restschuld.
5.13 De Commissie stelt op grond van het vorenstaande vast dat Aangeslotene bij het aanbieden van de overeenkomst niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten. In dit oordeel ligt besloten dat de Commissie niet aanvaardt dat Aangeslotene haar aansprakelijkheid ontgaat met de stelling dat het optreden van een tussenpersoon meebrengt dat de zorg voor adequate informatieverstrekking aangaande de risico’s van het effectenleaseproduct op die tussenpersoon is komen te rusten. Die stelling doet geen recht aan de reikwijdte van de op Aangeslotene rustende zorgplicht bij het aanbieden van een product waaraan de hiervoor omschreven risico’s zijn verbonden.
5.14 Met betrekking tot de omvang van de daaruit voortvloeiende verplichting tot vergoeding van de door Consument gestelde schade volgt uit de hierboven genoemde arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 dat Aangeslotene in beginsel een gedeelte van de restschuld voor haar rekening dient te nemen en dat de door de klant betaalde rente niet voor vergoeding in aanmerking komt, tenzij bij het aangaan van de overeenkomst kon worden vastgesteld dat de effectenlease-overeenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware last op Consument zou leggen. Het antwoord op de vraag of Aangeslotene had behoren vast te stellen dat de overeenkomst naar redelijke verwachting zo een onaanvaardbaar zware last op Consument zou leggen, dient te worden gegeven met inachtneming van de berekening die is omschreven in het arrest van de Hoge Raad van
29 april 2011, ECLI:NL:HR:2009:BH2822 en NJ 2012/184.
5.15 Consument heeft gesteld dat sprake is van een onaanvaardbaar zware last als hier bedoeld en heeft daartoe overgelegd een biljet van proces over belastingjaar 2002 waarin een jaarinkomen van Consument staat opgenomen van € 23.201,- en een kopie jaaropgaaf 2002 van de echtgenote van Consument waarin een fiscaal loon staat opgenomen van
€ 6.843,55. Naar het oordeel van de Commissie volgt hieruit niet dat sprake was van een onaanvaardbare zware last als hier bedoeld. Nu Consument heeft nagelaten nadere feiten en omstandigheden te stellen die op een onaanvaardbaar zware last wijzen, dient de vordering van Consument tot vergoeding van (een gedeelte van) de door Consument betaalde rente uit hoofde van de effectenlease-overeenkomst te worden afgewezen.
5.16 Nu tussen partijen vaststaat dat geen sprake is van een restschuld, dient de vordering van Consument te worden afgewezen.
5.17 Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie wijst bij bindend advies de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak