Mijn Kifid

Uitspraak 2015-113 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-113 d.d.
9 april 2015
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. W.H.G.A. Filott mpf en mr. M.L. Hendrikse, leden en mr. F. Faes, secretaris)

TUSSENUITSPRAAK

Consument,

en

SNS Bank N.V. (h.o.d.n. BLG Wonen), gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument van 6 februari 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument; en
– de dupliek van Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden. Op verzoek van partijen zal de Commissie het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

2. Feiten

2.1. In oktober 2004 heeft Consument een aflossingsvrije hypothecaire geldlening met kwartaalvariabele rente bij Aangeslotene afgesloten. In de hypotheekofferte van
16 september 2004 is onder andere het volgende bepaald:

Bedrag : EUR 204.000,00
Rentepercentage : 3,150 % per jaar (effectief 3,260 %)
Rentevastperiode : Kwartaalvariabel
Rentevaststelling : Toetsdatum rente
Looptijd lening : 30 jaar
Maandbedrag : EUR 535,50 (alleen rente)

2.2. Op de geldlening zijn de Algemene Voorwaarden en het Conditieblad en toelichting behorende bij deze offerte van toepassing. In het conditieblad van de offerte is onder meer het volgende opgenomen:
– METHODIEK RENTEVASTSTELLING
Het rentepercentage dat op een leningdeel van toepassing zal zijn is afhankelijk van de rentemethodiek.
Dalrente betekent dat automatisch de laagste rente van toepassing zal zijn, die BLG Hypotheken in de periode vanaf datum offerte t/m datum hypotheekakte voor soortgelijke leningdelen voert.
Dagrente houdt in dat het rentepercentage in de offerte wordt vergeleken met de rente die voor dat leningdeel op datum hypotheekakte geldt. Het laagste van beide percentages wordt u in rekening gebracht.
Offerterente houdt in dat het vermelde rentepercentage ongewijzigd van toepassing zal zijn.
Toetsdatumrente betekent dat de rente in rekening wordt gebracht die geldt op een bepaalde toetsdatum. Deze rentemethodiek komt voor in combinatie met een kwartaalvariabele rente. Zie voor nadere uitleg het onderdeel RENTEVASTPERIODE.
– RENTEVASTPERIODE
(…)
Voor leningdelen met kwartaalvariabele rente gelden de volgende bepalingen:
1. BLG Hypotheken kan het in de offerte vermelde rentetarief één keer per kwartaal aanpassen, en wel op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar;
2. overstap naar een andere rentevastperiode is op schriftelijk verzoek mogelijk. Bij deze overstap zijn geen kosten en/of boete door u verschuldigd.

3. De vordering en grondslagen

3.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot het vergoeden van de door hem te veel betaalde rente. Over de periode van 1 januari 2008 t/m 1 april 2009 heeft Consument zijn schade begroot op € 2.752,-. De hierna geleden schade zal nader moeten worden begroot.
3.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Consument erkent dat Aangeslotene bevoegd is de rente per kwartaal vast te stellen. De componenten waaruit het door Aangeslotene in rekening gebrachte rentetarief is opgebouwd, kan Consument evenwel niet achterhalen. Aangeslotene heeft hem onvoldoende informatie verschaft over de vaststelling van de kwartaalvariabele rente, of en zo ja welk Euribortarief als basis wordt genomen en hoe de opslag tot stand komt. Consument wil dat Aangeslotene inzichtelijk maakt hoe de kwartaalvariabele rente is opgebouwd.

– Consument heeft een eigen overzicht overgelegd waarin het driemaands Euribortarief en het bij hem in rekening gebrachte rentetarief over de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2009 zijn opgenomen. Hieruit heeft Consument afgeleid dat Aangeslotene hem tot en met oktober 2007 een rentetarief in rekening heeft gebracht dat gelijk is aan het Euribortarief vermeerderd met een opslag van gemiddeld 0,936%, hetgeen Consument normaal noemt. Vanaf 1 januari 2008 heeft Aangeslotene aan Consument een te hoge opslag in rekening gebracht van gemiddeld 2,015% (1 januari 2008: 1,63% en 1 januari 2009: 2,99%) zonder dat zij dit kan onderbouwen.
3.3. Aangeslotene heeft de stellingen van Consument weersproken. Voor zover nodig zal
de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1. Het is niet in geschil dat Aangeslotene in 2004 aan Consument een hypothecaire geldlening heeft verstrekt voor een bedrag van € 204.000,- tegen een kwartaalvariabele rente. De effectieve rente op jaarbasis bedroeg op de datum van de offerte 3,260%. Het rentetarief is per kwartaal door Aangeslotene gewijzigd.
4.2. De vordering van Consument ziet op het door Aangeslotene gehanteerde rentetarief. Volgens Consument wordt door Aangeslotene vanaf 1 januari 2008 een te hoge rente in rekening gebracht. Aangeslotene betwist de vordering van Consument en voert aan dat er geen directe koppeling is met het Euribortarief en dat zij zich door de economische ontwikkelingen vanaf 2008 genoodzaakt zag de kwartaalrente te verhogen.
4.3. De vraag die thans ter beoordeling ligt, is of Aangeslotene vanaf 2004 tot heden van haar bevoegdheid tot het wijzigen van de kwartaalvariabele op een juiste wijze gebruik heeft gemaakt. In de overeenkomst is opgenomen: “Voor leningdelen met kwartaalvariabele rente gelden de volgende bepalingen: 1) BLG Hypotheken kan het in de offerte vermelde rentetarief één keer per kwartaal aanpassen, en wel op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar; 2) overstap naar een andere rentevastperiode is op schriftelijk verzoek mogelijk. Bij deze overstap zijn geen kosten en/of boete door u verschuldigd.” De Commissie overweegt dat deze bepaling meebrengt dat het door Consument verschuldigde bedrag aan rente is gebaseerd op een door Aangeslotene vast te stellen rentetarief en dat Aangeslotene de bevoegdheid toekomt om dit rentetarief bij aanvang van elk kwartaal te wijzigen. De voor Consument bestaande onzekerheid over de ontwikkeling van het rentetarief is inherent aan het gekozen renteregime. Hier tegenover staat de vrijheid van Consument om kosteloos naar een andere rentevastperiode over te stappen. Aangeslotene mag de bevoegdheid tot het wijzigen van het rentetarief echter niet gebruiken op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek). De vraag of Aangeslotene binnen deze grenzen is gebleven hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of voor Consument, mede gelet op de marktomstandigheden en de sinds de kredietcrisis door toezichthouders genomen maatregelen, feitelijk de mogelijkheid bestond de lening af te lossen en elders de benodigde lening aan te gaan. Voorts is van belang of Aangeslotene aan nieuwe klanten met een vergelijkbare lening hetzelfde tarief in rekening bracht. Er moet rekening mee worden gehouden dat volgens Aangeslotene het rentetarief in deze zaak niet direct gekoppeld is aan een externe rentevoet (zoals het driemaands Euribortarief), en dat dit ook niet volgt uit wat tussen partijen is overeengekomen, zodat Aangeslotene ook andere ontwikkelingen kan betrekken bij het bepalen van het rentetarief, zoals ontwikkelingen in de fundingkosten, de kosten van haar bedrijfsvoering en concurrentieoverwegingen (analoog CvB Kifid 2014/005 en CvB Kifid 2014/007).
4.4. Het is in beginsel aan Consument om te stellen en – bij gemotiveerde betwisting door Aangeslotene – te bewijzen dat Aangeslotene op een onaanvaardbare wijze gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid bij het vaststellen van het rentetarief. Dit neemt echter niet weg dat van Aangeslotene kan worden verlangd dat zij voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting van de stellingen van Consument teneinde deze laatste aanknopingspunten te verschaffen voor zijn bewijslevering (vergelijk HR 20 november 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0058). Deze ‘verzwaarde stelplicht’ hangt samen met de omstandigheid dat de door de Consument te stellen feiten zich afspelen ‘in het domein’ van Aangeslotene. Aangeslotene is immers bij uitstek de deskundige op het terrein van kredietverlening en kan daardoor beter beschikken over informatie op dit gebied dan Consument. De Commissie stelt Aangeslotene dan ook in de gelegenheid nauwkeurig, chronologisch en op feiten en/of omstandigheden gebaseerd nader inzicht te verschaffen in zowel de ontwikkelingen in haar fundingkosten als in wijzigingen in factoren aan de zijde van Consument (gebaseerd op uniform rentebeleid) die haar in de periode vanaf 2008 tot heden naar haar mening noopten tot het wijzigen dan wel handhaven van het rentetarief. Tevens verzoekt de Commissie Aangeslotene inzichtelijk te maken of het door haar aan Consument in rekening gebrachte rentetarief – opgesplitst naar de afzonderlijke en hiervoor bedoelde factoren – in de desbetreffende periode vergelijkbaar was met dat voor soortgelijke geldleningen bij andere geldverstrekkers, en met de ontwikkeling daarvan. De Commissie verzoekt Aangeslotene zich ook uit te laten over de vraag of de kwartaalvariabele rente op enigerlei wijze verbonden is of was met een Euribortarief. Voorts verzoekt de Commissie dat Aangeslotene zich uitlaat over de vraag of voor Consument een reële mogelijkheid bestond om zonder kosten over te stappen naar een andere aanbieder. Consument kan vervolgens – aan de hand van de door Aangeslotene aangeleverde informatie – nagaan of Aangeslotene op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is gebruik heeft gemaakt van haar wijzigingsbevoegdheid. Consument zal de gelegenheid krijgen om dit desgewenst te stellen en te onderbouwen. Verdere beslissingen zullen dan ook worden aangehouden.

5. Beslissing

De Commissie stelt Aangeslotene in de gelegenheid binnen drie weken na datum van verzending van deze uitspraak de in overweging 4.4 opgevraagde informatie te overleggen en houdt iedere verdere beslissing aan.

UITSPRAAK

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– de tussenuitspraak van 19 september 2014 (hierna: de tussenuitspraak) en de daarin
genoemde stukken;
– de brief van Aangeslotene van 23 oktober 2014, met producties;
– de brief van Consument van 11 november 2014;
– de brief van Aangeslotene van 4 december 2014.

2. De verdere beoordeling

2.1. Het geschil ziet allereerst op het door Aangeslotene bij Consument in rekening gebrachte rentetarief over de tussen partijen overeengekomen hypothecaire geldlening vanaf 1 januari 2008 tot heden (zie 2.1 en 2.2 van de tussenuitspraak). In de tussenuitspraak heeft de Commissie overwogen dat Aangeslotene de bevoegdheid toekomt om dit rentetarief bij aanvang van elk kwartaal (en wel op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar) te wijzigen en dat Aangeslotene deze wijzigingsbevoegdheid niet mag gebruiken op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. Om dit laatste te kunnen beoordelen zijn partijen in de gelegenheid gesteld om op dit punt feitelijke gegevens te verschaffen en hun standpunten nader te onderbouwen.
2.2. Bij het beoordelen van de vraag of Aangeslotene bij het toepassen van haar wijzigingsbevoegdheid al dan niet heeft gehandeld op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, past de Commissie, gelet op de aard van artikel 6:248 lid 2 BW, de nodige terughoudendheid toe. Daarbij is in het bijzonder van belang of de bewegingen in het aan Consument berekende rentetarief in onredelijke mate afwijken van de bewegingen van de hoogte van de in de markt gehanteerde rentes voor vergelijkbare geldleningen. Uit de door Aangeslotene overgelegde grafieken (producties 1, 2 en 3 bij de brief van Aangeslotene van 23 oktober 2014) blijkt dat de fluctuaties in het bij Consument in rekening gebrachte rentetarief vrijwel overeenkomen met de fluctuaties in de spaarrentes en variabele rentes van verschillende verstrekkers van hypothecaire geldleningen in de periode van 1 januari 2008 tot medio 2014. Hieruit volgt dat het bij Consument in die periode in rekening gebrachte rentetarief de geld- en kapitaalmarkt heeft gevolgd. Verder heeft Aangeslotene inzicht verschaft in de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt die haar in de periode van 2008 tot en met heden naar haar mening noopten om tot wijziging van het rentetarief over te gaan, te weten hogere fundingkosten, hogere risicokosten en stijgende kosten door strengere kapitaaleisen. Het wijzigen van het rentetarief op basis van (onder meer) voornoemde factoren heeft echter niet geresulteerd in een rentetarief dat in zodanige mate onredelijk afwijkt van het in de markt gehanteerde rentetarief voor soortgelijke kredieten dat een beroep door Aangeslotene op dit rentetarief naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het door Aangeslotene gehanteerde rentetarief in de betreffende periode valt immers binnen de bandbreedte van de in de markt gebruikelijke markttarieven voor variabele rente bij een hypothecaire geldlening zoals blijkt uit de door Aangeslotene bij haar brief van 23 oktober 2014 als productie 1 en 3 overgelegde grafieken. Hieruit kan worden afgeleid dat ook andere geldverstrekkers hun rentetarieven op grond van soortgelijke factoren hebben aangepast. Daarnaast komen de door Aangeslotene naar voren gebrachte argumenten die haar tot rentewijziging aanzetten de Commissie niet onjuist of onredelijk voor. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat Aangeslotene haar vrijheid om de rente (wel of niet) aan te passen heeft gebruikt op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Commissie heeft in deze beoordeling meegenomen – zoals door Aangeslotene onbetwist is gesteld – dat Consument de mogelijkheid heeft (gehad) om kosteloos naar een andere kredietaanbieder over te stappen en dat Aangeslotene bestaande en nieuwe klanten hetzelfde tarief voor vergelijkbare producten in rekening brengt of heeft gebracht.
2.3. Aangeslotene heeft in haar brief van 23 oktober 2014 gesteld dat de bij Consument in rekening gebrachte variabele rente niet is verbonden aan het Euribortarief. De Commissie overweegt dat deze koppeling ook niet blijkt uit de tussen partijen gemaakte afspraken, zoals partijen zelf ook erkennen. Wel heeft Aangeslotene eerder, onder meer in haar brieven en e-mailberichten van 1 en 2 november 2007, 19 januari 2009, 9 februari 2009 en 17 november 2011, aan Consument bericht dat het driemaands Euribortarief zoals dat geldt enkele werkdagen voor afloop van het kalenderkwartaal, de basis vormt voor de kwartaalvariabele rente. De Commissie begrijpt uit de bewoordingen van Aangeslotene dat het variabele rentetarief wordt vastgesteld aan de hand van de ontwikkelingen op de
geld- en kapitaalmarkt. Nu het Euribortarief (als interbancair rentetarief) hierbij ook een rol speelt, is dit tarief indirect medebepalend voor het aan Consument doorberekende rentetarief. Dit betekent echter niet dat er een directe koppeling bestaat tussen het (driemaands) Euribortarief en de kwartaalvariabele rente. Hoewel Aangeslotene dit duidelijker aan Consument had kunnen communiceren, is gesteld noch gebleken dat deze onduidelijke communicatie heeft geresulteerd in schade aan de zijde van Consument.
2.4. Consument heeft zich op het standpunt gesteld dat Aangeslotene inzichtelijk dient te maken hoe de aan hem berekende kwartaalvariabele rente is opgebouwd. De Commissie overweegt dat Aangeslotene voldoende informatie moet verschaffen om Consument in staat te stellen na te gaan of Aangeslotene haar overeengekomen wijzigingsbevoegdheid heeft gebruikt op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Nu Aangeslotene aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar doorgevoerde rentewijzigingen niet afweken van vergelijkbare op de markt gehanteerde rentetarieven, heeft Aangeslotene op dit punt (achteraf) voldoende uitleg en informatie verstrekt omtrent de wijze waarop zij gebruik heeft gemaakt van de haar toekomende vrijheid de rente eenzijdig te wijzigen. Daarnaast is Aangeslotene per 1 januari 2013 (op grond van artikel 59aa Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en de daarop gebaseerde ministeriële regeling van 12 december 2012, Staatscourant 2012 nr. 264260) gehouden de componenten waaruit de variabele debetrentevoet op een hypothecaire geldlening is opgebouwd te benoemen. Gelet op het voorgaande, heeft Aangeslotene (vanaf 1 januari 2008 tot heden) voldoende uitleg en informatie verstrekt omtrent de wijze waarop zij gebruik maakt(e) van de haar toekomende vrijheid de rente eenzijdig aan te passen.

2.5. Gelet op het voorgaande, zullen de vorderingen van Consument worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

3. Beslissing

De Commissie wijst de vordering bij bindend advies af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak