Mijn Kifid

Uitspraak 2015-161 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-161 d.d.
3 juni 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. drs. S.F. van Merwijk, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Consument,

tegen

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Bommelerwaard U.A., gevestigd te Zaltbommel, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 8 juli 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 10 april 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Na advies van Aangeslotene hebben Consument en zijn (inmiddels ex-)partner in 2003 een hypothecaire geldlening voor een bedrag van € 247.900,- bij Aangeslotene afgesloten. Consument en zijn ex-partner zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de geldlening. Als zekerheid voor de terugbetaling van de hypothecaire geldlening heeft Aangeslotene een hypotheekrecht verkregen op de woning aan de [straat] te [plaats] (hierna: de woning).

3.2. Voorts heeft Consument na advies en bemiddeling van Aangeslotene op 31 juli 2003 een “Rabobank Hypotheekbescherming” (hierna: de Hypotheekbescherming) bij Interpolis afgesloten. Dit is een verzekering voor de tegemoetkoming in de woonlasten bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. In de polis staat vermeld dat Consument bij werkloosheid recht heeft op een maandelijkse uitkering van € 959,13 gedurende een periode van maximaal 12 maanden. De maandpremie bedraagt € 55,15.

3.3. In 2005 en 2006 heeft Aangeslotene twee aanvullende hypothecaire geldleningen van
€ 25.000,- respectievelijk € 24.000,- aan Consument en zijn partner verstrekt, waarvoor zij ieder eveneens hoofdelijk aansprakelijk zijn.

3.4. Consument is in de periode 2003 tot 2009 werkzaam geweest in [land]. Vanaf 2011 werkte Consument op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een looptijd van
5 april 2011 tot en met 30 september 2011.

3.5. In het najaar van 2011 hebben Consument en zijn partner besloten om uit elkaar te gaan en heeft Consument Aangeslotene hierover geïnformeerd. Consument heeft de woning verlaten.

3.6. Per e-mailbericht van 10 januari 2012 heeft Consument aan de verzekeraar medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering en heeft hij de verzekeraar verzocht om de Hypotheekbescherming te beëindigen. Bij e-mailbericht van 5 februari 2012 heeft Consument dit verzoek herhaald en heeft hij om restitutie van de gedurende de looptijd van de Hypotheekbescherming betaalde premie verzocht omdat deze geen dekking bood. De verzekeraar heeft bij e-mail van 13 februari 2012 aan Consument bericht dat de Hypotheekbescherming is beëindigd. De verzekeraar heeft Consument voorts bericht dat restitutie van de premie niet mogelijk is en dat zijn klacht te maken heeft met een door Aangeslotene onjuist gegeven advies bij aanvang van de Hypotheekbescherming. Consument heeft hierna bij Aangeslotene geklaagd over het gegeven advies met betrekking tot de Hypotheekbescherming en het ontbreken van werkloosheidsdekking. Aangeslotene heeft een bedrag van € 2.513,79 aan Consument vergoed. Dit bedrag is de premie die Consument gedurende de periode 2003-2009 heeft betaald voor de werkloosheidsdekking, terwijl er geen dekking kon zijn. Er was wel dekking voor arbeidsongeschiktheid.

3.7. De woning is in februari 2012 voor een bedrag van € 265.000,- via een makelaar in de verkoop gezet. In mei 2012 zijn zowel Consument alsook zijn ex-partner gestopt met het betalen van de maandelijkse verplichtingen uit hoofde van de geldleningen. In 2012 en 2013 heeft de vader van de ex-partner diverse keren aangeboden om de woning te kopen; het laatste bod bedroeg € 225.000,-. Consument en (de vader van zijn) ex-partner hebben hierover geen overeenstemming bereikt.

3.8. Op 5 mei 2014 heeft Aangeslotene de hypothecaire geldleningen opgezegd en heeft Aangeslotene het executietraject in gang gezet. Per 5 mei 2014 bedroeg de achterstand op de geldleningen € 31.494,37 aan rentebetalingen en € 3.947,85 op de aflossing.
Op 24 september 2014 heeft een taxatie van de woning plaatsgevonden, waarbij de marktwaarde is vastgesteld op € 210.000,- en de executiewaarde op € 167.500.
Op 1 oktober 2014 is de woning op de executieveiling verkocht aan de vader van de
ex-partner van Consument voor een bedrag van € 196.050.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade, zijnde een bedrag van € 318.376,14 vermeerderd met rente alsmede een compensatievergoeding. Daarnaast vordert Consument vergoeding van de juridische kosten en alsmede een vergoeding van de door hem aan deze procedure bestede tijd.

4.2. Aan deze vordering legt Consument het volgende ten grondslag:
– Aangeslotene heeft niet voortvarend gehandeld met betrekking tot de (executoriale) verkoop van de woning. Aangeslotene heeft hier veel te lang mee gewacht. Hierdoor heeft de ex-partner gratis in de woning kunnen wonen. Bovendien zijn huizenprijzen nog verder gedaald. Consument had baat gehad bij een verkoop/executieverkoop op korte termijn. Als gevolg hiervan ziet Consument zich geconfronteerd met een hogere restschuld.
– Ten aanzien van de Hypotheekbescherming stelt Consument dat Aangeslotene een verkeerd product aan Consument heeft verkocht. De door Aangeslotene betaalde vergoeding is dan ook onvoldoende.

4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

Verkoop woning
5.1. Met betrekking tot de stelling van Consument dat Aangeslotene niet voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de verkoop van de woning, en dat de woning eerder executoriaal had moeten worden verkocht, oordeelt de Commissie als volgt.

5.2. Consument heeft niet aannemelijk gemaakt dat met een executieverkoop van de woning in een eerder stadium een beter (financieel) resultaat zou zijn behaald. Dit klachtonderdeel acht de Commissie daarom ongegrond.
Rabobank Hypotheekbescherming
5.3. De Commissie stelt voorop dat Aangeslotene heeft erkend dat de haar geadviseerde Hypotheekbescherming, voor wat betreft de dekking bij werkloosheid, voor Consument in 2003 een niet passend product was. Aangeslotene heeft in het kader hiervan een bedrag van € 2.513,79 aan Consument vergoed. Dit bedrag is de premie die Consument gedurende de periode 2003-2009 heeft betaald voor de werkloosheidsdekking, terwijl er geen dekking was.

5.4. Aangeslotene heeft ter zitting toegelicht dat de premie voor de Hypotheekbescherming bestond uit twee delen, te weten een gedeelte ter dekking van de werkloosheid en een gedeelte ter dekking van arbeidsongeschiktheid. Aangeslotene heeft voorts toegelicht dat het door haar aan Consument vergoede bedrag bestaat uit het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de dekking van de werkloosheid. Consument zou immers vanaf het begin van de Hypotheekbescherming geen aanspraak hebben kunnen maken op een uitkering in het geval van werkloosheid omdat hij toen reeds werkzaam was in het buitenland.
Er bestond wel dekking voor arbeidsongeschiktheid. De premie die betrekking had op de arbeidsongeschiktheidsdekking is om die reden dan ook niet door Aangeslotene vergoed aan Consument.

5.5. De Commissie acht het door Aangeslotene aan Consument vergoede bedrag onder de gegeven omstandigheden redelijk. De Commissie acht geen gronden aanwezig op grond waarvan Aangeslotene gehouden kan worden om ook het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op arbeidsongeschiktheidsdekking aan Consument te vergoeden.

Slotoordeel
5.6. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klachten van Consument ongegrond zijn en de vordering dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak