Mijn Kifid

Uitspraak 2015-162 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-162 d.d.
3 juni 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. drs. S.F. van Merwijk, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V. (h.o.d.n. Interpolis), gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 8 juli 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
De Commissie heeft besloten om Aangeslotene op grond van artikel 17 van haar reglement in de procedure te betrekken. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden. Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 10 april 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Na advies van Rabobank hebben Consument en zijn (inmiddels ex-)partner in 2003 een hypothecaire geldlening bij Rabobank (hierna: de bank) afgesloten alsmede twee aanvullende leningen. Voorts heeft Consument na advies en bemiddeling van de bank op 31 juli 2003 een “Rabobank Hypotheekbescherming” (hierna: de Hypotheekbescherming) bij Aangeslotene afgesloten. Dit is een verzekering voor de tegemoetkoming in de woonlasten bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. In de polis staat vermeld dat Consument bij werkloosheid recht heeft op een maandelijkse uitkering van € 959,13 gedurende een periode van maximaal 12 maanden. De maandpremie bedraagt € 55,15.

3.2. Op de Hypotheekbescherming zijn de “Voorwaarden model 15301” (hierna: de Voorwaarden) van toepassing. Hierin is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

Artikel 8 Recht op uitkering bij werkloosheid
[…]
4 Voorwaarden
Voor het recht op uitkering gelden als voorwaarden:
a u wordt werkloos als er dekking is;
b u bent minimaal 60 dagen volledig werkloos geweest
(het recht op uitkering geldt dan vanaf de eerste dag van de werkloosheid);
c de werkloosheidperiode van 30 dagen valt voor de einddatum van de verzekering;
d direct voordat u werkloos werd, werkte u minimaal 12 maanden onafgebroken in dienstverband (perioden van 2 weken gelden daarbij niet als onderbreking);
e tijdens uw werkloosheid bent u in Nederland beschikbaar om werk te zoeken en/of te aanvaarden;
f u een Werkloosheidsuitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet.

Artikel 10 Uitsluitingen bij werkloosheid
[…]
4 Bij het eindigen van een arbeidsovereenkomst, of ambtelijke aanstelling, voor bepaalde tijd is er geen recht op uitkering, tenzij de werkloosheid valt binnen die overeengekomen periode.

3.3. Consument is in de periode 2003 tot 2009 werkzaam geweest in [land]. Vanaf maart 2011 werkte Consument op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een looptijd van
5 april 2011 tot en met 30 september 2011.

3.4. Per e-mailbericht van 10 januari 2012 heeft Consument aan Aangeslotene medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering en heeft hij Aangeslotene verzocht om de verzekering te beëindigen. Bij e-mailbericht van 5 februari 2012 heeft Consument dit verzoek herhaald en heeft om restitutie van de gedurende de looptijd van verzekering betaalde premie verzocht omdat de verzekering geen dekking bood. Aangeslotene heeft bij e-mail van 13 februari 2012 aan Consument bericht dat de verzekering is beëindigd. Aangeslotene heeft Consument voorts bericht dat restitutie van de premie niet mogelijk is en dat zijn klacht te maken heeft met een door de bank onjuist gegeven advies bij aanvang van de verzekering. Consument heeft hierna bij de bank geklaagd over het advies met betrekking tot de verzekering. De bank heeft een gedeelte van de betaalde verzekeringspremie aan Consument vergoed.
3.5. Nadien is gebleken dat Consument toch recht had op een WW-uitkering. Deze heeft hij vanaf december 2012 ontvangen.

3.6. Voorts hebben Consument en zijn ex-partner een “Alles in één polis” afgesloten bij Aangeslotene. Onderdeel van die polis was een “Woonhuisverzekering” (hierna: de Woonhuisverzekering). De ex-partner heeft op 20 april 2011, 28 juni 2011 en 8 februari 2012 een schademelding (storm- en/of waterschade) gedaan bij Aangeslotene onder de Woonhuisverzekering. Twee van deze schades heeft Aangeslotene door een herstelbedrijf laten herstellen. Deze kosten zijn door Aangeslotene rechtstreeks aan dit bedrijf betaald.
De kosten voor herstel van de derde schade heeft Aangeslotene na een deskundigenrapport, rechtstreeks aan de ex-partner van Consument, vergoed.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade, zijnde een bedrag van € 318.376,14 vermeerderd met rente alsmede een compensatievergoeding. Daarnaast vordert Consument vergoeding van de juridische kosten en alsmede een vergoeding van de door hem aan deze procedure besteedde tijd.

4.2. Aan deze vordering legt Consument het volgende ten grondslag:
– Met betrekking tot de Hypotheekbescherming stelt Consument dat Aangeslotene deze ten onrechte heeft beëindigd. Voorts stelt Consument dat Aangeslotene ten onrechte geen uitkering bij werkloosheid heeft gedaan nu Consument wel recht heeft op een
WW-uitkering.
– Met betrekking tot de Woonhuisverzekering stelt Consument dat Aangeslotene ten onrechte drie schadeclaims heeft uitbetaald zijn ex-partner. Hierdoor is Consument benadeeld.

4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

Rabobank Hypotheekbescherming
5.1. Consument stelt zich op het standpunt dat Aangeslotene ten onrechte de Hypotheekbescherming heeft beëindigd. Met Aangeslotene is de Commissie van oordeel dat Aangeslotene op basis van de e-mailberichten van Consument van 10 januari 2012 en
5 februari 2012 mocht overgaan tot beëindiging van de Hypotheekbescherming. In deze berichten heeft Consument Aangeslotene immers uitdrukkelijk verzocht de Hypotheekbescherming te beëindigen. De Commissie merkt hierbij wel op dat van Aangeslotene had mogen worden verwacht dat zij zo spoedig mogelijk na ontvangst van het e-mailbericht van 10 januari 2012 Consument had geïnformeerd over de beëindiging van de Hypotheekbescherming. Kennelijk heeft Aangeslotene pas na ontvangst van een tweede
e-mailbericht van 5 februari 2012 een bevestiging gestuurd aan Consument.

5.2. Ook al had Aangeslotene Consument tijdig geïnformeerd over de beëindiging van de Hypotheekbescherming, dan is er naar het oordeel van de Commissie er geen sprake van schade aan de zijde van Consument nu Consument niet in aanmerking kwam voor een uitkering uit hoofde van de werkloosheidsdekking van de Hypotheekbescherming. Hoewel op grond van artikel 8.4.f van de Voorwaarden het ontvangen van een WW-uitkering een van de voorwaarden is voor een uitkering onder de Hypotheekbescherming, volgt uit artikel 10.4 van de Voorwaarden dat er geen recht op uitkering is bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Nu Consument vanaf 2011 werkzaam geweest op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst bestaat er op grond van artikel 10.4 van de Voorwaarden geen recht op een uitkering onder de Hypotheekbescherming. De vordering van Consument wordt daarom afgewezen.

Woonhuisverzekering
5.3. Met betrekking tot de stelling van Consument dat Aangeslotene ten onrechte de door zijn ex-partner ingediende schadeclaims heeft uitgekeerd onder de Woonhuisverzekering oordeelt de Commissie als volgt. Zowel Consument als zijn ex-partner waren verzekerden onder de Woonhuisverzekering en waren derhalve beiden gerechtigd om onder deze verzekering een schadeclaim in te dienen bij Aangeslotene. Aangeslotene heeft deze schadeclaims beoordeeld en deze claims gehonoreerd. Consument heeft zijn stelling dat hij hierdoor is benadeeld onvoldoende onderbouwd.

Slotoordeel
5.4. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klachten van Consument ongegrond zijn en de vordering dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak