Mijn Kifid

Uitspraak 2015-165 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-165 d.d.
9 juni 2015
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. J.W.M. Lenting en mr. J.W.H. Offerhaus, leden en
mr. E.C. Aarts, secretaris)

Consument,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zicht B.V., gevestigd te
‘s-Hertogenbosch, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier inclusief bijlagen, ontvangen op
8 januari 2015;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Op verzoek van partijen zal de Commissie het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft in 2005, via bemiddeling en advies van Aangeslotene, met BLG Wonen een hypothecaire geldlening (hierna: ‘geldlening’) gesloten met een hoofdsom van
€ 226.000,-. Deze geldlening bestaat uit vier leningdelen. Het tweede leningdeel heeft een hoofdsom van € 135.680,28 en zal worden afgelost middels een spaarverzekering.

3.2. In de hypotheekofferte van 8 november 2005, welke door Consument is ondertekend, is bepaald dat voor de spaarverzekering een premie van € 267,22 per maand is verschuldigd.

3.3. Bij brief van 5 januari 2006 heeft BLG Wonen Consument bericht dat zijn geldlening als volgt in haar administratie is opgenomen:

“Hoofdsom € 135.680,28
Rentepercentage (vast tot 1 januari 2026) 4,4 %

De eerste termijn vervalt per 1 februari 2006. Behoudens verdere wijzigingen zal met ingang van die datum verschuldigd zijn:

Rente € 497,49
Spaarpremie € 206,73
Risicopremie € 39,89”

3.4. Op het polisblad van de spaarverzekering van 25 januari 2006 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Premie De te betalen premie bestaat uit:
Spaarpremie € 206,73
Risicopremie € 39,89
—————–
Totale premie € 246,62
(…)
Verzekerd € 135.680 uit te keren bij in leven zijn van beide verzekerden op 01-08-2025
of terstond na eerder overlijden van de eerststervende van beide
verzekerden.”

3.5. In 2012 heeft BLG Wonen aan Consument medegedeeld dat het polisblad van de spaarverzekering destijds verkeerd is opgemaakt. Per abuis is op het polisblad vermeld dat de premie voor de spaarverzekering € 206,73 bedraagt, terwijl in de offerte een spaarpremie van € 267,22 is opgenomen. Gevolg hiervan is dat Consument vanaf de aanvangsdatum van de spaarverzekering te weinig premie heeft betaald. BLG Wonen heeft coulancehalve een bedrag van € 3.891,73 in de spaarverzekering gestort.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem als gevolg van het handelen van Aangeslotene geleden schade. Deze schade begroot Consument op € 2.755,16 dan wel de door Aangeslotene ten onrechte ontvangen provisie.

4.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In het kader hiervan voert Consument aan dat Aangeslotene niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur verwacht mag worden. Aangeslotene heeft nagelaten de van de geldverstrekker ontvangen documenten op juistheid te controleren, waardoor de foutieve vermelding van de spaarpremie in de polis en in de brief van 5 januari 2006 niet (tijdig) is opgemerkt en Consument jarenlang te weinig premie heeft betaald.

4.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

– Aangeslotene is niet toerekenbaar tekortgeschoten. In onderhavig geval is sprake van een kennelijke fout van BLG Wonen. Deze fout is niet gemaakt door Aangeslotene en heeft ook niets te maken met het door haar gegeven advies, hoewel zij het wel vervelend vindt dat de fout niet eerder is ontdekt door haar of BLG wonen.
– Consument had (ook) zelf de fout eenvoudig kunnen ontdekken. Consument was immers op de hoogte van de in de hypotheekofferte overeengekomen spaarpremie. Een verzekeringnemer behoort de toegezonden polis te lezen en actie te ondernemen als daarop een fout staat.
– Er is geen sprake van schade aan de zijde van Consument.

5. Beoordeling

5.1. De Commissie stelt voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat in de hypotheekofferte van 8 november 2005 een premie voor de spaarverzekering is overeengekomen van € 267,22. In de brief van BLG Wonen van 5 januari 2006 alsmede in de polis is echter vermeld dat de spaarpremie € 206,73 bedraagt. Naar het oordeel van de Commissie is sprake van een kennelijke fout van BLG Wonen. Zowel Consument als Aangeslotene had eenvoudig kunnen constateren dat de in de polis alsmede in de brief van 5 januari 2006 vermelde spaarpremie niet overeenkwam met de tussen partijen gemaakte afspraken in de hypotheekofferte.

5.2. De Commissie overweegt dat geen sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Hoewel de Commissie begrijpt dat Consument het gegeven dat hij wordt geconfronteerd met een betaling ineens (en achteraf) terwijl de maandelijkse besparingen reeds zijn opgegaan aan dagelijks levensonderhoud als een nadeel ervaart, is daarmee echter nog niet gezegd dat er dan ook sprake is van vermogensrechtelijke schade voor Consument. Hiervoor is relevant dat tegenover de onbetaald gebleven premie een maandelijkse besparing staat, zodat, ongeacht de vraag of de maandelijkse besparingen reeds op een andere wijze door Consument zijn besteed, niet valt in te zien dat er schade is geleden.

5.3. De Commissie overweegt ook dat voor zover de schade van Consument gesteld zou moeten worden op de misgelopen rente over de niet-gespaarde premie, deze schade is begrepen in het door BLG coulancehalve betaalde bedrag van € 3.891,73.

5.4. Nu naar het oordeel van de Commissie niet is gebleken dat sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt, kan in het midden blijven of sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Aangeslotene.

5.5. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is en beide onderdelen van de vordering dienen te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor
www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak