Mijn Kifid

Uitspraak 2015-166 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-166 d.d.
9 juni 2015
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. J.W.M. Lenting en mr. J.W.H. Offerhaus, leden en
mr. E.C. Aarts, secretaris)

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van Consument van 16 november 2014;
– het door Consument ondertekende klachtformulier, ontvangen op
23 december 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

Voor zover de klacht gericht was op de in de stukken genoemde Pensioenaanvulling Inleg heeft Consument dat onderdeel van de klacht ter zitting ingetrokken.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 1 mei 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Consument heeft in 2011 een kredietovereenkomst (‘Flexibel Krediet’) gesloten met Aangeslotene met een kredietlimiet van € 22.000,-.
3.2. In oktober 2012 heeft Consument met Aangeslotene een overeenkomst ‘ABN AMRO Leefrente’ (hierna: ‘Leefrente’) gesloten. In het aanvraagformulier, dat door Consument is ondertekend, is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Berekening
Ingevoerde waarden
1. Inbrengpost Bedrag
(Expirerende) verzekerde lijfrente of € 27.348,-
koopsompolis
(…)
Resultaat
Periode 25-01-2013 – 25-12-2017
Uitkeringsbedrag € 477,10
(…)
Uitbetaalwijze
(…)
De bruto uitkering wordt, onder inhouding van het maximale tarief conform groene tabel, circa de 17e van de maand afgeboekt van de Leefrente spaarrekening.
(…)
Uitbetalingsperiode
Op basis van de verwachte stortingsdatum geldt de volgende uitbetalingsperiode:
Datum eerste uitkering 25-01-2013
Datum laatste uitkering 25-12-2017”

3.3. Nadien is de Inbrengpost bepaald op € 27.594,36 en het uitkeringsbedrag op € 481,60.
3.4. In de (interne) gespreksnotities van Aangeslotene is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“ Telefonisch(initiatief
[nummer] bank) 04/09/2012 15:45 BA1893 (…)
Ik zou u een berekening van de mogelijke uitkeringen over de looptijden van 5,6,7 en 8 jaar doen toekomen voor de te expireren ABN AMRO-polis, met in achtneming van een eerste uitbetaling in januari 2013”

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld om samen met haar tot een oplossing van onderhavig geschil te komen.
4.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene heeft Consument onjuist geïnformeerd over (de kenmerken van) de door haar gesloten Leefrente. Aangeslotene heeft toegezegd dat het saldo op de Leefrente in een periode van twee dan wel drie jaar zou kunnen worden uitgekeerd. Dit bleek achteraf een periode van minimaal vijf jaar te zijn. Aangeslotene heeft voorts toegezegd dat met de maandelijkse uitkeringen uit de Leefrente het Flexibel Krediet volledig zou kunnen worden afgelost. Ook dit laatste bleek achteraf niet mogelijk.
– De wijze waarop Aangeslotene de klacht van Consument heeft behandeld is ver beneden peil.
4.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– Aangeslotene betwist uitdrukkelijk dat haar adviseur de indruk zou hebben gewekt dat er sprake zou zijn van een uitkering van de Leefrente over een periode van twee dan wel drie jaar. Consument heeft dit ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Buiten het feit dat adviseurs op de hoogte zijn dat dergelijke looptijden, gelet op de fiscale minimale contractduur van vijf jaar, niet mogelijk zijn, komt dit ook niet overeen met hetgeen is vastgelegd in de gespreksnotities en het door Consument ondertekende aanvraagformulier.
– Aangeslotene heeft niet kunnen vaststellen dat zij heeft toegezegd dat de uitkeringen uit de Leefrente toereikend zouden zijn om het Flexibel krediet volledig af te lossen. Een dergelijke toezegging was ook niet mogelijk daar het te storten bedrag op de Leefrente niet toereikend was.

5. Beoordeling

5.1. Consument baseert haar vordering op mondelinge toezeggingen van Aangeslotene omtrent de uitkeringsperiode van de Leefrente en de mogelijkheid om met de maandelijkse uitkeringen uit de Leefrente het Flexibel krediet volledig af te lossen.
5.2. De Commissie overweegt dat ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als uitgangspunt heeft te gelden dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten – bij voldoende betwisting door de tegenpartij – haar stellingen moet bewijzen dan wel op zijn minst aannemelijk moet maken. Omdat Consument zich op het standpunt stelt dat Aangeslotene heeft toegezegd dat het saldo op de Leefrente in een periode van twee dan wel drie jaar zou kunnen worden uitgekeerd en met de maandelijkse uitkeringen uit de Leefrente het Flexibel krediet volledig zou kunnen worden afgelost, rust de bewijslast op haar. De Commissie stelt vast dat in deze zaak geen feiten zijn gebleken die als ondersteuning van de gestelde toezeggingen kunnen gelden. De Commissie is van oordeel dat Consument tegenover de betwisting door Aangeslotene onvoldoende bewijs heeft geleverd om de juistheid van haar stellingen te kunnen aannemen.

5.3. Overigens overweegt de Commissie dat ingevolge de fiscale regelgeving de uitkeringsperiode van de Leefrente minimaal vijf jaar moet zijn. Kortere uitkeringsperiodes zijn fiscaal niet toegestaan. De Commissie acht het dan ook onwaarschijnlijk dat Aangeslotene zou hebben toegezegd dat een uitkeringsperiode van twee of drie jaar tot de mogelijkheden behoorde. Ook de beweerdelijke toezegging dat de uitkeringen uit de Leefrente toereikend zouden zijn om het Flexibel krediet volledig af te lossen, acht de Commissie onwaarschijnlijk. Hiervoor is relevant dat de vraag of het al dan niet mogelijk is om met de uitkeringen uit de Leefrente het Flexibel krediet volledig af te lossen onder andere afhankelijk is van het fiscale tarief dat van toepassing is. Op de bruto uitkeringen wordt immers nog inkomstenbelasting ingehouden. Er moet bovendien rekening mee worden gehouden dat er in deze zaak geen sprake is van een koppeling tussen de door Consument gesloten Leefrente en het Flexibel krediet.
5.4. Naar de Commissie begrijpt ziet de bejegeningsklacht van Consument op het feit dat Aangeslotene op geen enkele manier bereid is gebleken om met Consument tot een oplossing te komen. De Commissie overweegt dat nu Consument in het ongelijk wordt gesteld, zij niet kan klagen over het feit dat Aangeslotene niet op haar (oplossings)voorstellen wenste in te gaan. De Commissie gaat aan dit klachtonderdeel dan ook verder voorbij.
5.5. Resumerend is de Commissie van oordeel dat de klacht van Consument ongegrond is en de vordering moet worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor
www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak