Mijn Kifid

Uitspraak 2015-185 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-185 d.d.
25 juni 2015
(mr. J. Wortel, voorzitter, mr. dr. H.O. Kerkmeester en drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap Robeco Direct N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier met bijlagen van 15 september 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de spreekaantekeningen van Consument, overgelegd ter zitting.
De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen haar advies als bindend aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 21 mei 2015 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1. Consument heeft in augustus 2000 telefonisch contact gehad met een adviseur van Aangeslotene. Dit contact heeft geleid tot een beleggingsadvies.
Aangeslotene heeft haar beleggingsadvies uitgewerkt in een brief van 24 augustus 2000.
Dit advies is door Consument opgevolgd.
2.2. In deze brief van 24 augustus 2000 is onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
Adviesportefeuille:
RG Hollands Bezit NLG 30.000
Robeco NLG 45.000
Rorento NLG 60.000
RG Euro Obligatie Dividend Fund NLG 75.000
Roparco Renterekening NLG 90.000

Totaal NLG 300.000

Het verwachte bruto rendement van uw totale portefeuille (25% aandelen, 45% obligaties en 30% liquiditeiten) bedraagt gemiddeld 6,7% per jaar. Deze rendementsverwachting is gebaseerd op gegevens over de laatste vijftig jaar.
Voor zover u ons hebt verzocht uw huidige beleggingen in ons advies op te nemen, zijn deze verwerkt in de percentages.

Voor de volledigheid maken wij u erop attent dat de waarde van beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden dan ook geen garantie voor de toekomst.
(…)

Uitgangspunten: uw financiële situatie en persoonlijke voorkeuren
Uw adviesportefeuille is zorgvuldig afgestemd op de door u verstrekte informatie over uw financiële situatie en uw persoonlijke voorkeur. (…)

Assetmix: de verhouding tussen de beleggingscategorieën
(…)
• uw beleggingstermijn bedraagt 5 jaar
• wat koersrisico betreft, wilt u bewust enig risico nemen
(…)

Het verwachte bruto rendement van deze asset mix bedraagt gemiddeld 6,7% per jaar. Deze rendementsverwachting is gebaseerd op gegevens over de laatste vijftig jaar.

Op basis van dezelfde historische gegevens blijft het bruto rendement per periode van twaalf maanden met een waarschijnlijkheid van 95% binnen de volgende marges: -2,9% en 16,2%. In het verleden zijn de mindere jaren ruimschoots gecompenseerd door de betere jaren. Hoe langer de beleggingstermijn is, hoe sterker dit mechanisme werkt.
(…)”

2.3. In 2002 heeft Consument de obligatiefondsen uit zijn beleggingsportefeuille verkocht.

2.4. Bij brief van 12 oktober 2005 heeft Consument aan Aangeslotene bericht:
“(…)
De 5 jaar zijn om, dus u had nu 5 x 6,7 % RENDEMENT zullen verzorgen. Maar dat is volledig buiten beeld en op geen enkele wijze te rechtvaardigen.
Ik stel hiervoor verantwoordelijk:
(…)
Ik ben bereid om te schikken (…)”
2.5. Bij brief van 31 oktober 2005 heeft Aangeslotene op voornoemde brief gereageerd:
“(…)
Wij kunnen niet ingaan op uw schikkingsvoorstel (…)”
2.6. Bij brief van 3 maart 2008 bericht Consument aan Aangeslotene:
“(…)
Mijn compromisvoorstel om te schikken op basis van spaarrente was ingegeven door de overweging dat ik zou zijn blijven sparen als u mij daar niet van af had gebracht. Dit voorstel is nu van tafel, want u hebt nu niet 5 jaar maar al bijna 8 (!) jaar de tijd gehad om dat bescheiden rendement van 6,7 % te leveren. (…)
(…) en mij uit te betalen op basis van 6,7 % over de totale oorspronkelijke inleg.
(…)”
2.7. Bij brief van 9 april 2008 heeft Aangeslotene op voornoemde brief gereageerd:
“(…)
U verzoekt ons om uw aandelen Robeco en Holland Bezit op basis van een jaarlijks rendement van 6,7% vanaf het moment van inleg, aan u uit te keren. Wij kunnen niet aan uw verzoek voldoen. (…)”
2.8. Bij brief van 13 juli 2013 bericht Consument aan Aangeslotene:
“(…)
Dat dit al 13 jaar aansleept onthutst mij ook: u zou immers na 5 jaar leveren en nu bent u nog steeds zwaar in gebreke.
(…) Dus ik ben benieuwd waar u mee komt (…).”
2.9. Bij brief van 30 juli 2013 bericht Aangeslotene aan Consument dat zij de schikkingsvoorstellen van Consument afwijst.

3. De vordering en grondslagen

3.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van het waardeverlies van zijn portefeuille dat Consument heeft begroot op minimaal
€ 50.000,-. Tevens vordert Consument immateriële schade die hij heeft begroot op
€ 20.000,-. Daarnaast verzoekt Consument de Commissie uitspraak te doen over de rechtmatigheid van de handelwijze van Aangeslotene in deze.
3.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
a) Aangeslotene heeft jegens Consument wanprestatie gepleegd doordat het belegde vermogen van Consument niet heeft gerendeerd tegen een rendement van 6,7%, zoals Consument met haar was overeengekomen.
b) Aangeslotene heeft Consument misleidende informatie gegeven over de te behalen rendementen.
3.3. Op de stellingen die Aangeslotene tot verweer heeft opgeworpen, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Beoordeling

4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een adviesrelatie. Daarbij is het uitgangspunt dat de belegger in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn beslissingen, tenzij er adviezen worden gegeven die een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur in de gegeven omstandigheden niet had mogen geven.
4.2. De stukken in het dossier geven geen steun aan de stelling van Consument dat hij aanspraak kon maken op een rendement van 6,7%. In de brief van 24 augustus 2000 staat twee keer genoemd dat het verwachte rendement 6,7% bedraagt en dat het bruto rendement per periode van twaalf maanden met waarschijnlijkheid van 95% binnen de marges -2,9% en 16,2% ligt. Dit betekent dat met een zeer grote waarschijnlijkheid het rendement zal uitkomen op een getal binnen de aangegeven bandbreedte en ook dat er een kleine kans is dat de uitkomst nog verder zal afwijken van de verwachting van 6,7%. Tevens staat in de brief dat de waarde van de beleggingen kan fluctueren en dat de in het verleden behaalde resultaten geen garanties geven voor de toekomst. In het gegeven advies staat derhalve niet dat Consument aanspraak heeft op een gegarandeerd rendement (van 6,7%), ook niet na het verstrijken van de beleggingstermijn van 5 jaar.
4.3. De Commissie beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat beleggen gepaard gaat met koersrisico’s, zodat de beleggingen verlies kunnen meebrengen. In het licht van het voorgaande moet Consument dan ook geacht worden bij aanvang van de advisering begrepen te hebben dat er een kans is dat de opbrengst van de beleggingen als gevolg van tegenvallende koersontwikkelingen minder zou kunnen zijn dan het verwachte rendement en zelfs dat de verkoopopbrengst van zijn beleggingen minder is dan zijn inleg. Het beleggingsrisico en de gevolgen daarvan dienen in deze dan ook voor zijn rekening te blijven.
4.4. Voor zover Consument zich beklaagt over onvoldoende spreiding van markten in zijn beleggingsportefeuille, overweegt de Commissie dat van de door de Aangeslotene geadviseerde portefeuille in haar brief van 24 augustus 2000 niet gezegd kan worden dat dit onvoldoende spreiding van markten met zich meebrengt, aangezien de voorgestelde beleggingen fondsen betreft, die zelf zeer gespreid beleggen.
4.5. De Commissie is niet bevoegd uitspraak te doen over de toelaatbaarheid van de door Consument gestelde gang van zaken die in zijn ogen misstanden van Aangeslotene vormen.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat geen van de klachtonderdelen slaagt. De vordering van Consument wordt daarom afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak