Mijn Kifid

Uitspraak 2015-253 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-253 d.d.
8 september 2015
(mr. J. Wortel, voorzitter en prof. dr. A. Buijs en de heer G.J.P. Okkema, leden en mw. mr. J.J. Guijt, secretaris)

Samenvatting

Vermogensbeheerrelatie. Niet gebleken is dat Aangeslotene door de obligatie Praktiker Bau op te nemen in de beleggingsportefeuille van Consument heeft gehandeld in strijd met de bij aanvang gemaakte afspraken. Het verlies dat Consument op deze belegging heeft geleden is een gevolg van het faillissement van Praktiker Bau, een gebeurtenis die ook voor een professionele instelling als Aangeslotene niet te voorzien was. Ook is niet gebleken dat Aangeslotene ten tijde van het beheer aanwijzingen heeft gekregen over Praktiker Bau die meebrachten dat zij deze belegging niet langer mocht aanhouden. Dat de onderhavige obligaties op een gegeven moment slecht verhandelbaar bleken, kan de klacht ook niet doen slagen. De vordering wordt afgewezen

Consument;

en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Indexus Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting, ontvangen op 27 november 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument; en
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 4 juni 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

3.1. In mei 2006 heeft Consument met Aangeslotene een overeenkomst van vermogensbeheer gesloten. Daartoe is een aanvaardingsformulier met vragenlijst beleggersprofiel ingevuld op 2 mei 2006. Hierin heeft Consument gekozen voor beleggersprofiel 4 (matig offensief). Bij dit profiel past een verdeling van 50% aandelen en 50% obligaties. Ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst was sprake van € 270.000,- aan liquiditeiten en een bij de ABN AMRO Bank opgebouwde effectenportefeuille ter waarde van circa € 130.000,-
(per 31 maart 2006).

3.2. Op de vermogensbeheerovereenkomst zijn de ‘Voorwaarden vermogensbeheer’ van toepassing. Artikel 3.2 van deze voorwaarden luidt, voor zover hier relevant:

“Onder voorbehoud van het bepaalde in het vorige artikellid en het bepaalde in artikel 4 zal [Aangeslotene] in het kader van het Beheer vrij zijn in de wijze van belegging en herbelegging van het Vermogen en zal hij steeds bevoegd zijn om bestaande waarden door andere te doen vervangen.”

3.3. Op 8 januari 2007 heeft een profielwijziging plaatsgevonden. Als gekozen beleggersprofiel is toen op het antwoordformulier door Consument aangetekend dat werd gekozen voor een verhouding van 60% aandelen en 40% obligaties. Nadien is door Aangeslotene op de portefeuilleoverzichten van Consument vermeld dat sprake was van beleggingsprofiel 3.

3.4. Als gevolg van het overlijden van de zus van Consument op 25 december 2008 werd haar portefeuille bij de portefeuille van Consument gevoegd en bedroeg de portefeuille per ultimo 2009 € 893.700,-.

3.5. Op 2 april 2009 heeft Consument een nieuw aanvaardingsformulier beleggingsprofiel ingevuld. Hierin staat dat de voornaamste beleggingsdoelstelling pensioenvoorziening is en dat sprake is van een beleggingshorizon van twee tot zes jaar. Ten aanzien van de risicohouding is als rendementsbandbreedte in één jaar -10% tot + 20% gekozen.
Uit de aan de vragenlijst gekoppelde puntentelling komt een totaal van 46 punten, hetgeen een matig offensief beleggingsprofiel inhoudt. Door Consument is evenwel gekozen voor een afwijkend beleggersprofiel, namelijk defensief (profiel 5). Bij dit profiel past een verdeling van 30% aandelen en 70% obligaties. Profiel 5 geeft voor obligaties een bandbreedte van 50-80%.

3.6. Op 14 februari 2011 heeft Aangeslotene obligaties Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte Holding AG 5,875% 2011-2016 (hierna: Praktiker Bau) gekocht tegen een koers van
€ 99,79. De totale investering in deze obligatie bedroeg
€ 50.126,90 (inclusief rentedagen en provisie). Ultimo februari 2011 bedroeg de totale waarde van de portefeuille € 1.033.706,33. De Praktiker Bau obligatie maakte 4,85% uit van de totale portefeuille en 8,25% van het obligatiegedeelte. Het obligatiegedeelte van de portefeuille bedroeg op dat moment 59,86% van de totale portefeuille.

3.7. In 2012 is de waarde van de obligatie Praktiker Bau gedaald tot onder de 40% van de aankoopprijs om vervolgens begin 2013 weer te stijgen naar een niveau van circa 80% daarvan.

3.8. Op 6 februari 2013 heeft Consument een e-mailbericht aan Aangeslotene gestuurd waarin hij zijn bezorgdheid uitspreekt over de voortgang in de portefeuille. Op 12 maart 2013 heeft een telefoongesprek tussen Consument en Aangeslotene plaatsgevonden waarin is gesproken over de obligatie Praktiker Bau. Op 27 maart 2013 heeft Consument Aangeslotene gevraagd of er een verklaring voor de dalende koers van obligatie Praktiker Bau was. Aangeslotene heeft geantwoord dat er geen verklaring voor de daling was en haar geen nieuws daarover bekend was. Bij e-mailbericht van 2 april 2013 heeft Consument wederom de daling van de obligatie Praktiker Bau aan Aangeslotene voorgelegd en gezegd dat er toch een verklaring moet zijn voor het verschil in waarde van € 24,50 op zeer korte termijn. Op 11 juni 2013 heeft Consument een sms-bericht aan zijn adviseur bij Aangeslotene gestuurd met de melding ”In 3 weken tijd € 50.000,- vervlogen”. De reactie van de adviseur was: “Zeg maar wat ik moet doen dan voer ik het uit”. Op 11 juli 2013 heeft Consument van zijn adviseur bij Aangeslotene een persbericht ontvangen over de voortgang van Praktiker Bau. Hierbij is door de adviseur opgemerkt: “Ziet er helaas niet goed uit maar we kunnen nog niet aangeven wat dit voor de Holding gaat betekenen. Zodra we meer nieuws hebben laat ik het direct weten.” Vervolgens is Praktiker Bau in juli 2013 in staat van faillissement komen te verkeren.

3.9. Op 1 oktober 2013 heeft Consument de vermogensbeheerovereenkomst met Aangeslotene opgezegd.

4. De vordering en de grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot schadevergoeding. De te vergoeden schade bestaat uit het verlies dat Consument op de obligaties Praktiker Bau heeft geleden, zijnde € 50.126,90 te verminderen met de huidige restwaarde. Voorts vordert Consument de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2013.

4.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene is tekortgeschoten in de jegens hem te betrachten zorg bij het beheer van zijn beleggingsportefeuille. Aangeslotene heeft bij het beheer niet de vereiste zorgvuldigheid en de belangen van Consument in acht genomen. Meer in het bijzonder verwijt Consument Aangeslotene dat er door haar obligaties, met name Praktiker Bau, zijn aangekocht die niet voldeden aan het defensieve beleggingsprofiel (profiel 5) van Consument en dat Aangeslotene niet adequaat heeft gereageerd op meerdere door Consument geuite zorgen over de koers van de obligatie Praktiker Bau. Ter zitting heeft Consument bevestigd dat zijn klacht uitsluitend betrekking heeft op de obligatie Praktiker Bau.

4.3. Aangeslotene heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

5. Beoordeling

5.1. De Commissie stelt vast dat tussen partijen een relatie van vermogensbeheer heeft bestaan. De stelling van Aangeslotene dat Consument bij elke mutatie in het obligatiegedeelte van zijn portefeuille geïnformeerd wilde worden en daaraan vooraf zijn goedkeuring wilde geven, doet naar het oordeel van de Commissie geen afbreuk aan de verplichtingen van Aangeslotene uit hoofde van de met Consument gesloten vermogensbeheerovereenkomst. Dat betekent dat Aangeslotene als beheerder zijn beheerstaken naar eigen inzicht diende te vervullen en het aan hem toevertrouwde vermogen diende te beheren zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vermogensbeheerder mag worden verwacht.

5.2. Aan de hand van hetgeen ter zitting is besproken staat vast dat geen discussie bestaat over het gehanteerde risicoprofiel en over de portefeuillesamenstelling als zodanig, maar slechts over de aanschaf en het aanhouden van de obligatie Praktiker Bau nadat deze fors in waarde was gedaald.

5.3. Consument stelt dat de obligatie Praktiker Bau niet paste bij zijn (ten tijde van de aankoop en daarna) defensieve risicoprofiel en spitst deze stelling met name toe op het feit dat aan deze obligatie geen rating was toegekend. Het ontbreken daarvan betekent op zichzelf evenwel niet dat Aangeslotene deze obligatie niet in de beleggingsportefeuille heeft mogen opnemen.

5.4. Consument heeft onweersproken de stelling van Aangeslotene dat Consument een aanvangsdoelrendement van minimaal 4% wenste. Daarbij paste dat Aangeslotene ook obligaties in de portefeuille opnam met een hoger rendement en met een daarmee gepaard gaand hoger risico. Gezien het feit dat de obligatie Praktiker Bau slechts 8,25 % van het obligatiedeel en 4,85 % van de totale portefeuille uitmaakte, is ook geen sprake van een te groot aandeel in deze obligatie dat niet passend zou zijn bij het door Consument gekozen risicoprofiel. Gelet daarop is niet gebleken dat Aangeslotene door de obligatie Praktiker Bau op te nemen in de beleggingsportefeuille van Consument, heeft gehandeld in strijd met de bij aanvang gemaakte afspraken.

5.5. Wat betreft het verwijt dat Aangeslotene ondanks het feit dat Consument meermalen zijn zorg aan Aangeslotene kenbaar heeft gemaakt over de omstandigheid
dat de obligatie Praktiker Bau fors in waarde daalde, niet tot verkoop is overgegaan, overweegt de Commissie als volgt. Het verlies dat Consument op de belegging in Praktiker Bau heeft geleden is een gevolg van het faillissement van Praktiker Bau in juli 2013, een gebeurtenis die ook voor een professionele instelling als Aangeslotene niet te voorzien was. Niet gebleken is dat Aangeslotene ten tijde van het beheer aanwijzingen heeft gekregen over Praktiker Bau die meebrachten dat zij deze belegging niet langer mocht aanhouden.

5.6. Ook de stelling dat de onderhavige obligaties op een gegeven moment slecht verhandelbaar bleken, kan de klacht niet doen slagen, omdat een geringe verhandelbaarheid van uitstaande effecten haar oorzaak kan vinden in, ook voor een financiële instelling als Aangeslotene onvoorzienbare, problemen die bij de uitgevende onderneming ontstaan.

5.7. Gelet op het voorgaande dient de vordering van Consument te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie wijst bij bindend advies de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak