Mijn Kifid

Uitspraak 2015-269 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-269 d.d.
18 september 2015
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. A.P. Luitingh en mr. A.M.T. Wigger, leden en
mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Klacht tegen de kredietverstrekker. Consument en haar (inmiddels ex-) partner zijn samen via een tussenpersoon een kredietovereenkomst aangegaan bij de kredietverstrekker. Consument stelt, dat hoewel zij de kredietovereenkomst heeft ondertekend, zij niet gebonden is aan de overeenkomst. Consument vordert vernietiging van de overeenkomst omdat bij het aangaan van de overeenkomst er sprake was van diverse wilsgebreken. Daarnaast stelt Consument dat sprake is van overkreditering. De Commissie is van oordeel dat Consument gebonden is aan de inhoud van de overeenkomst en hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende verbintenissen. De kredietverstrekker mocht afgaan op de door de tussenpersoon verstrekte gegevens. Er is geen sprake van overkreditering. De vordering wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de besloten vennootschap Eurofintus Financieringen B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 13 februari 2015;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 28 augustus 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Op 22 juni 2009 heeft Consument samen met haar (inmiddels ex-) partner na advies en bemiddeling van een onafhankelijke tussenpersoon een doorlopende kredietovereenkomst (hierna: het krediet) met een kredietlimiet tot maximaal € 42.500,- bij Aangeslotene afgesloten. De overeenkomst is door Consument en haar ex-partner ondertekend. In de overeenkomst staat voor zover relevant het volgende vermeld:

2. De hieronder genoemde personen, hierna zowel ieder afzonderlijk als gezamenlijk te noemen “Cliënt”
1. [consument 1] Geboortedatum: dd-mm-jjjj
2. [consument 2] Geboortedatum: dd-mm-jjjj
[Straat]
[postcode woonplaats]
Bank- of gironummer: ***********
Treden meer dan één persoon als Client op, dan zijn zij ieder hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk. Zij machtigen elkaar over en weer ten laste van het Doorlopend Krediet opnamen te doen.

3.2. Op het door de tussenpersoon aan Aangeslotene verstrekte aanvraagformulier voor het krediet, staat bij Consument en haar partner hetzelfde adres vermeld. Voorts staat bij burgerlijke staat vermeld dat zij gehuwd zijn. Bij de inkomsten staat vermeld dat Consument een tijdelijk dienstverband bij een uitzendorganisatie heeft en de partner een vast dienstverband. Bij de berekening van het verantwoord kredietmaximum heeft Aangeslotene met 70% van het inkomen van Consument gerekend omdat Consument werkzaam was bij een uitzendorganisatie. Ter vaststelling van de continuïteit van het inkomen van Consument heeft Aangeslotene meerdere loonstroken van Consument ontvangen.

3.3. In juli 2009 zijn Consument en haar partner uit elkaar gegaan. Vanaf september 2009 heeft Aangeslotene diverse brieven over de oplopende achterstanden op het krediet aan het in de kredietovereenkomst vermelde adres verzonden.

3.4. In november 2010 heeft Consument getracht een telefoonabonnement af te sluiten. Deze aanvraag werd afgewezen omdat Consument geregistreerd stond bij Stichting Preventel wegens achterstallige betalingen op het krediet.

3.5. Consument en haar ex-partner hebben per brief van 24 mei 2011 Aangeslotene verzocht om haar uit de hoofdelijkheid te ontslaan. Aangeslotene heeft dit verzoek afgewezen.

3.6. Per brief van 29 oktober 2012 heeft Consument de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd. Aangeslotene is niet akkoord gegaan met de buitengerechtelijke vernietiging.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert gehele of gedeeltelijke vernietiging van de kredietovereenkomst.

4.2. Aan deze vordering legt Consument het volgende ten grondslag:
– Consument vordert vernietiging van de kredietovereenkomst omdat de overeenkomst is aangegaan onder invloed van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Zo heeft de tussenpersoon bij het afsluiten van de kredietovereenkomst gezegd dat Consument niet aangesproken zou kunnen worden op grond van de kredietovereenkomst. Ook speelden er ten tijde van het aangaan van de overeenkomst bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van Consument.
– Aangeslotene heeft het krediet verstrekt op basis van onjuiste informatie. Zo heeft Consument nooit samengewoond met de ex-partner.
Ook is zij nooit met hem gehuwd geweest. Ook is het kredietbedrag enkel ten goede gekomen aan de ex-partner en hadden zij hun financiële zaken strikt gescheiden.
– Voorts is er sprake van overkreditering. Het krediet had nooit mogen worden verstrekt omdat Consument werkzaam was op basis van een nulurencontract.

4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. De Commissie stelt allereerst vast dat het krediet na advies en bemiddeling van een door Consument en haar ex-partner ingeschakelde tussenpersoon tot stand is gekomen. Anders dan Consument stelt, dient deze tussenpersoon te worden aangemerkt als de vertegenwoordiger van Consument en haar ex-partner en niet als de vertegenwoordiger en/of medewerker van Aangeslotene.

5.2. De Commissie stelt voorop dat onder de kredietovereenkomst in kwestie zowel de handtekening van de ex-partner als die van Consument staan. Reeds hierom is Consument in beginsel gebonden aan de inhoud van de kredietovereenkomst en is zij hoofdelijk aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende verbintenissen. Nu de door Consument en haar ex-partner ingeschakelde tussenpersoon niet de vertegenwoordiger van Aangeslotene is, maar van Consument zelf, mocht Aangeslotene in beginsel afgaan op de door de tussenpersoon verstrekte informatie. Van een aanvullende controleverplichting van Aangeslotene in dit kader is niet gebleken. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan Aangeslotene had kunnen weten dat Consument en haar ex-partner niet getrouwd waren en dat het kredietbedrag en de verplichtingen uit de kredietovereenkomst enkel voor de ex-partner bedoeld waren.

5.3. Nu de kredietaanvraag via een tussenpersoon is gedaan, kunnen de uitlatingen van de tussenpersoon niet aan Aangeslotene worden toegerekend, zodat moet worden aangenomen dat de dwaling, het bedrog of het misbruik van omstandigheden niet door Aangeslotene is veroorzaakt.

De stelling van Consument kan dan ook niet slagen. Voorts kan van Aangeslotene niet worden gevergd dat zij op de hoogte was van de bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van Consument.

5.4. Voor de vraag of sprake is van overkreditering, stelt de Commissie voorop dat het een gezamenlijke aanvraag betrof, waarbij aangegeven was dat Consument met de mede-aanvrager gehuwd was en zij op hetzelfde adres woonden. In dat geval wordt uitgegaan van de gezamenlijke inkomsten en vaste lasten van de aanvragers. Aangeslotene heeft de continuïteit van het inkomen van Consument onderzocht en haar inkomen voor 70% in aanmerking genomen. Naar het oordeel van de Commissie heeft Aangeslotene voldoende aannemelijk gemaakt dat op basis van de door tussenpersoon bij de aanvraag opgegeven informatie er geen sprake was van overschrijding van de maximaal toegestane kredietsom. Aangeslotene heeft in dit kader een berekening van een Verantwoord Krediet Maximum overgelegd, waaruit blijkt dat met de verstrekking binnen het maximaal te verlenen krediet gebleven is.
Voorts kan van een kredietverstrekker, zoals Aangeslotene, in beginsel niet verlangd worden dat zij aanvullend onderzoek doet naar de juistheid van de verstrekte gegevens, tenzij er een concrete aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen. Van een dergelijke aanleiding is in dit geval niet gebleken.

5.5. Nu het ervoor moet worden gehouden dat Consument zich door ondertekening van de overeenkomst hoofdelijk tot volledige nakoming van de daaruit voortvloeiende verbintenissen heeft verplicht en niet vast is komen te staan dat sprake is geweest van overkreditering, acht de Commissie de klacht ongegrond en wijst zij de vordering af. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

Bekijk de volledige uitspraak