Mijn Kifid

Uitspraak 2015-283

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-283
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 november 2014
Ingesteld door : Consument
Tegen : BNP Paribas Cardif Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Oosterhout,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 31 augustus 2015
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt (i) dat de koopsom van de verzekeringen is meegefinancierd in de kredietsom, (ii) over de hoogte van de provisie en (iii) over de maximering van de uitkering die in de voorwaarden is opgenomen. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel stelt de Commissie vast dat Consument werd bijgestaan door een adviseur. Verzekeraar heeft Consument niet geadviseerd omtrent de financiering van de verzekeringen. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt de Commissie vast dat Consument zelf heeft ingestemd met de koopsom van de verzekeringen, waaronder de provisie. Bovendien heeft Consument zelf geen vergoeding voldaan aan de adviseur en mocht Consument er niet vanuit gaan dat de dienstverlening van de adviseur gratis was. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel stelt de Commissie vast dat Verzekeraar voldoende heeft aangetoond dat hij in de praktijk geen maximering toepast.

1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ondertekende klachtformulier, inclusief bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar, inclusief bijlagen; en
• de aanvullende uitlating van Consument;
• de aanvullende uitlating van Verzekeraar;
• de aanvullende uitlating van Consument;
• de aanvullende uitlating van Consument;
• de aanvullende uitlating van Verzekeraa; en
• de aanvullende uitlating van Consument.

De Commissie stelt vast dat dit geschil zich leent voor vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 36 van haar reglement.

2. Feiten
Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende – niet betwiste – feiten.

2.1 Consument en zijn echtgenote, mevrouw [naam], hadden sinds 28 december 2007 twee ‘Zeker Lenen Comfort’ verzekeringen bij Verzekeraar. Deze verzekeringen werden geadministreerd onder de nummers [..1..] en [..2..].

2.2 De verzekering die geadministreerd werd onder nummer [..2..] voorzag in de uitkering van EUR 10.000 bij overlijden van Consument, binnen 72 maanden na het afsluiten van de overeenkomst. Einddatum voor dit deel van de dekking was derhalve 28 december 2013. Daarnaast voorzag deze verzekering in de uitkering van EUR 10.000 bij overlijden van de echtgenote van Consument, binnen 84 maanden na het afsluiten van de overeenkomst.
Einddatum voor dit deel van de dekking was derhalve 28 december 2014.

Voor deze verzekering diende een totale koopsom van EUR 1.997 voldaan te worden. Begunstigde was De Nederlandse Voorschotbank. Blijkens de overeenkomst tussen Consument en de kredietverstrekker(s) werd de koopsom meegenomen in de kredietsom. De totale kredietsom bedroeg EUR 10.000.

2.3 De verzekering die geadministreerd werd onder nummer [..1..] voorzag in de uitkering van EUR 50.000 bij overlijden van Consument, binnen 84 maanden na het afsluiten van de overeenkomst. Einddatum voor dit deel van de dekking was derhalve 28 december 2014. Daarnaast voorzag deze verzekering in de uitkering van EUR 38.000 bij overlijden van de echtgenote van Consument, binnen 84 maanden na het afsluiten van de overeenkomst.
Einddatum voor dit deel van de dekking was derhalve 28 december 2014.

Voor deze verzekering diende een totale koopsom van EUR 9.234 voldaan te worden.
Begunstigde was NVF Voorschotbank B.V. Blijkens de overeenkomst tussen Consument en de kredietverstrekker(s) werd de koopsom meegenomen in de kredietsom. De totale kredietsom bedroeg EUR 49.934.

2.4 Op de verzekeringen waren de Algemene Verzekeringsvoorwaarden ‘ZLC0807’ van toepassing.

In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. Onder sub f is daarbij opgenomen de definitie van ‘het verzekerd bedrag bij overlijden’:

“het op het certificaat vermelde verzekerd bedrag met een maximum van euro 100.000,- per verzekerd. Dit bedrag vormt het uitgangspunt voor de bepaling van de daadwerkelijke hoogte van de uitkering bij overlijden, conform artikel 30.”

In artikel 30 is het volgende bepaald over de verzekeringsuitkering:

“a. De uitkering bedraagt in geval van overlijden van verzekerde een som die gelijk is aan het bedrag van de netto restantschuld uit hoofde van de kredietovereenkomst op het tijdstip van overlijden volgens opgave van de financieringsmaatschappij op het moment dat de gebeurtenis plaatsvindt, verminderd met één of meerdere achterstallige maandbedragen en vertragingsrente. De uitkering zal nooit meer bedragen dan het op het certificaat vermelde verzekerd bedrag.”

2.5 In september 2014 heeft Consument bij monde van zijn gemachtigde geklaagd over de verzekeringen. Consument heeft verzocht om restitutie van de premie. Verzekeraar heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Partijen zijn er niet in geslaagd gezamenlijk tot een vergelijk te komen.
3. Vordering, klacht en verweer

Klacht, grondslag en vordering
3.1 De klacht van Consument valt in drie onderdelen uiteen: Consument klaagt (i) dat de koopsom van de verzekeringen is meegefinancierd in het krediet, (ii) dat de provisie te hoog was en (iii) dat de verzekeringen (gedeeltelijk) overbodig zijn, nu de verzekerde uitkering op basis van de voorwaarden gemaximeerd is. Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel merkt Consument op dat het krediet EUR 60.000 bedroeg en dat Consument en zijn echtgenote reeds beschikten over verzekeringen die dit bedrag afdekten. Consument stelt met inachtneming daarvan dat de verzekeringen, die in de onderhavige kwestie aan de orde zijn, overbodig waren. Met inachtneming van dit alles vordert Consument de “teveel betaalde premie met daarover de wettelijke rente vanaf 28-12-2007”.

Verweer
3.2 Verzekeraar heeft de volgende verweren gevoerd:
• Ten aanzien van klachtonderdeel i: dat de verzekeringen zijn afgesloten, via tussenkomst van een assurantietussenpersoon en dat het diens taak was Consument te adviseren.
• Ten aanzien van klachtonderdeel ii: ten aanzien van de provisie merkt Verzekeraar op dat deze niet afwijkt van hetgeen ten tijde van de sluiting van de overeenkomst gebruikelijk was. Daarnaast merkt Verzekeraar op dat geen verplichting bestond tot informatieverschaffing over de provisie en dat die thans wél geldt, maar alleen voor de adviseur zelf en niet voor Verzekeraar.
• Ten aanzien van klachtonderdeel iii: In de praktijk keert Verzekeraar het verzekerd bedrag uit en schuift zij haar eigen voorwaarden derhalve ter zijde. Verzekeraar heeft daartoe verwezen naar een aantal voorbeelddossiers.

4. Beoordeling
4.1 De klacht van Consument valt in drie onderdelen uiteen. Omwille van de helderheid zal de Commissie deze onderdelen in het hiernavolgende afzonderlijk van elkaar bespreken.

Meefinanciering koopsom
4.2 Consument klaagt dat de koopsom van de verzekeringen is meegefinancierd in de kredietsom. Verzekeraar merkt daarbij evenwel terecht op dat Consument werd bijgestaan door een adviseur. Verzekeraar heeft Consument niet geadviseerd omtrent de financiering van de verzekeringen. Dit onderdeel van de klacht van Consument slaagt niet. Verzekeraar treft op dit punt geen blaam.

Hoogte provisie
4.3 Consument klaagt over de hoogte van de provisie. Nog daargelaten de vraag of Verzekeraar op dit punt schuld heeft (vergelijk rechtsoverweging 4.2), is van belang dat Consument zelf heeft ingestemd met de koopsom van de verzekeringen, waaronder de provisie. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Consument zelf een vergoeding heeft voldaan aan de adviseur. Consument mocht er niet vanuit gaan dat de adviseur zijn diensten ten behoeve van Consument gratis verleende. In het licht hiervan slaagt dit onderdeel van de klacht van Consument niet.


Maximering uitkering
4.4 Consument klaagt dat de verzekeringen overbodig waren omdat hij en zijn echtgenote reeds beschikten over verzekeringen die afdoende dekking boden voor de kredietsom, mocht Consument en/of zijn echtgenote overlijden. Consument stelt dat – gezien de maximering in de voorwaarden van de verzekeringen – geen uitkering zou zijn gedaan onder de verzekeringen.

Verzekeraar heeft het standpunt van Consument bestreden en heeft daartoe gesteld dat zij in voorkomende gevallen geen beroep doet op de door Consument aangehaalde voorwaarden, zodat zij het verzekerd bedrag zou hebben uitgekeerd ingeval van overlijden. Ter staving van haar standpunt heeft Verzekeraar verwezen naar een aantal voorbeeldzaken, waaruit deze werkwijze blijkt. Consument stelt dat de voorbeelden van Verzekeraar onvoldoende zijn, omdat niet duidelijk is welke voorwaarden in de betreffende zaken van toepassing waren.

De Commissie volgt Consument niet in zijn standpunt. Door middel van de voorbeeldzaken heeft Verzekeraar in afdoende mate aangetoond dat hij in geval van overlijden het verzekerd bedrag (zonder maximering) uitkeert. Welke voorwaarden van toepassing waren, doet daarbij niet ter zake, nu Verzekeraar deze voorwaarden juist buiten toepassing liet.

Conclusie
4.5 De conclusie is dat de klacht van Consument op alle onderdelen faalt. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

5. Beslissing
De Commissie wijst de vordering af.

Deze beslissing is genomen in een vereenvoudigde procedure als bedoeld in artikel 36 van het reglement. De uitspraak heeft daarom de vorm van een niet-bindend advies en staat niet in de weg aan de behandeling van de zaak hierna door de civiele rechter. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening.

Bekijk de volledige uitspraak