Mijn Kifid

Uitspraak 2015-299 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299
(voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 5 februari 2015
Ingesteld door : Consument
Tegen : Allianz Benelux N.V. , gevestigd te Rotterdam, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 14 oktober 2015
Aard uitspraak : Bindend advies
Trefwoorden : opstalverzekering, uitleg verzekeringsvoorwaarden, indemniteitsbeginsel

Samenvatting

Partijen zijn verdeeld over de uitleg van het begrip ‘herstelkosten’ opgenomen in de voorwaarden van de opstalverzekering. De Commissie oordeelt dat de lezing van Consument dat het begrip ‘herstelkosten’ niet zonder nadere regeling in de verzekeringsvoorwaarden de mogelijkheid geeft om een aftrek voor afschrijving toe te passen een redelijke lezing is. Dit brengt mee dat op grond van de contra proferentem-regel ex artikel 6:238 lid 2 BW in het midden kan blijven of dit de enige mogelijke lezing is of dat er ook andere lezingen van het begrip herstelkosten denkbaar zijn, nu op grond van de genoemde wetsbepaling de voor Consument meest gunstige redelijke lezing prevaleert. Van belang is verder dat van strijd met het uitvoeringsaspect van het indemniteitsbeginsel slechts sprake is indien de verzekerde in een duidelijk voordeligere positie zou geraken. Naar het oordeel van de Commissie kan worden verdedigd dat Consument door vergoeding van alle gemaakte kosten in een voordeligere positie zou geraken maar Verzekeraar heeft niet nader onderbouwd dat Consument hierdoor in een duidelijk voordeligere positie zou geraken. De Commissie wijst de vordering toe.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ondertekende vragenformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• het repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden en dat het geschil zich leent voor afdoening op stukken, nu voor mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 40.1 van haar reglement geen aanleiding bestaat.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende – niet betwiste – feiten.

2.1 Consument heeft een opstalverzekering afgesloten bij Verzekeraar. Op deze verzekering zijn de Bijzondere Voorwaarden (hierna: Voorwaarden) van toepassing. Artikel 8.1 bepaalt het volgende:
“verzekeraar vergoedt, behoudens de in de voorwaarden genoemde uitsluitingen tot ten hoogste het verzekerd bedrag per gebeurtenis: de herstelkosten van het beschadigde woonhuis (…)”

2.2 Artikel 7:960 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
“de verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken (…).”

2.3 Als gevolg van blikseminslag is een deel van de inboedel van Consument, alsmede de CV-ketel, beschadigd geraakt. De CV-ketel kon niet meer gerepareerd worden en moest daarom worden vervangen. Verzekeraar heeft bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding rekening gehouden met de afschrijving van de CV-ketel, omdat deze 6 jaar oud was.

2.4 Verzekeraar heeft op 2 oktober 2015 het volgende verklaard: “De CV-ketel was ten tijde van de beschadiging 6 jaar oud. De meeste fabrikanten van CV-ketels noemen een normale economische levensduur van 15 jaar. Er is in dit geval een aftrek van 20% toegepast.”

2.5 Als gevolg hiervan is er aan herstelkosten een bedrag van € 1.712,80 uitgekeerd in plaats van de totale schadeclaim ad € 1.891,-. Consument is het hier niet mee eens en wenst volledige vergoeding van zijn schadeclaim.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert aanvullende schadevergoeding ten bedrage van € 178,20.

3.2 Grondslagen en argumenten daarvoor
• De volledige herstelkosten dienen vergoed te worden op grond van artikel 8.1 van de Voorwaarden. Het herstellen van de schade houdt in dat het object wordt teruggebracht naar de oorspronkelijke staat voordat de schade intrad. Dit betekent plaatsing van een nieuwe CV-ketel, zonder toepassing van afschrijving. Verzekeraar heeft daarom ten onrechte niet alle kosten van de nieuwe CV-ketel vergoed.
• Indien afschrijving wel plaats mag vinden, dan moet dit duidelijk worden beschreven in de Voorwaarden. De Voorwaarden zijn nu zo geschreven dat het voor meerderlei uitleg vatbaar is.
• Consument moet rechten kunnen ontlenen aan de Voorwaarden en dat is nu niet het geval. Bovendien worden de Voorwaarden nu zo uitgelegd dat Verzekeraar hier haar voordeel mee doet, namelijk dat zij gerechtigd is tot het uitkeren van een lager schadebedrag.
• Consument weerspreekt de stelling van Verzekeraar dat hij in een voordeliger positie is geraakt door de vervanging van de CV-ketel voor een nieuw exemplaar. Vervanging was immers noodzakelijk gezien de schade aan zijn oude CV-ketel.

3.3 Verweer Verzekeraar
• Niet ter discussie staat dat schade aan een CV-ketel gedekt is onder de opstalverzekering.
• Artikel 8.1 van de Voorwaarden bepaalt dat herstelkosten worden vergoed. Het begrip ‘herstelkosten’ is niet nader gedefinieerd in de Voorwaarden, zodat aansluiting moet worden gezocht bij het recht en algemeen spraakgebruik. Voor het begrip ‘herstelkosten’ wordt aansluiting gezocht bij artikel 7:960 van het Burgerlijk Wetboek.
• Het begrip ‘herstelkosten’ dient volgens Verzekeraar zo te worden uitgelegd dat het object wordt teruggebracht naar de situatie waarin het verkeerde voordat het object beschadigd raakte. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van gelijkwaardige kwaliteit of een gelijkwaardig object. Een nieuwe CV-ketel is volgens Verzekeraar niet gelijkwaardig aan de beschadigde CV-ketel, maar is een beter product, waardoor hij in een voordeliger positie is geraakt. Daarom heeft Verzekeraar afschrijving toegepast bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding. Verzekeraar is derhalve van mening dat Consument geen recht heeft op volledige vergoeding van de schadeclaim.

4. Beoordeling

4.1 In de onderhavige kwestie gaat het om de vraag of Consument recht heeft op een volledige vergoeding van de nieuwe CV-ketel of dat er terecht rekening is gehouden met afschrijving van de CV-ketel bij het vaststellen van de hoogte van de schade.

4.2 Voorop staat dat voor de uitleg van de Voorwaarden bepalend is hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 – Haviltex). Hierbij komt het in de eerste plaats aan op de bedoeling van partijen.

4.3 In het onderhavige geval kan evenwel een gemeenschappelijke partijbedoeling niet worden vastgesteld. Bij de uitleg van voorwaarden is niet de zuiver taalkundige uitleg van een bepaling doorslaggevend. Rekening dient mede te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Een bijzondere omstandigheid in dezen is het feit dat de uit te leggen bepaling is opgenomen in verzekeringsvoorwaarden waarover niet onderhandeld is. In een dergelijk geval dienen de Voorwaarden in beginsel objectief te worden uitgelegd. Vergelijk ro. 16 van Gerechtshof Leeuwarden 3 augustus 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3280.

4.4 Vaststaat dat het begrip ‘herstelkosten’ niet nader in de Voorwaarden is
Omschreven en dat over de Voorwaarden niet is onderhandeld. Daarom dienen de Voorwaarden in beginsel objectief te worden uitgelegd. Naar het oordeel van de Commissie dient allereerst aansluiting te worden gezocht bij hetgeen hierover is vermeld in de Van Dale. Het begrip ‘herstelkosten’ is in Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal niet opgenomen maar het begrip ‘herstellen’ is als volgt omschreven:
1. in de vorige toestand brengen
2. weer in goede, bruikbare staat brengen
3. beter worden

De Commissie is van oordeel dat uit deze omschrijving niet (duidelijk) valt op te maken of al dan niet een aftrek voor afschrijving mag worden toegepast bij de vergoeding van herstelkosten. De Commissie oordeelt verder dat de lezing van Consument dat het begrip ‘herstelkosten’ niet zonder nadere regeling in de verzekeringsvoorwaarden de mogelijkheid geeft om een aftrek voor afschrijving toe te passen een redelijke lezing is. Dit brengt mee dat op grond van de contra proferentem-regel ex art. 6:238 lid 2 BW, in het midden kan blijven of de lezing van Consument de enige mogelijke lezing is of dat er ook andere lezingen van het begrip ‘herstelkosten’ denkbaar zijn, nu op grond van genoemde wetsbepaling de voor Consument meest gunstige redelijke lezing prevaleert.

4.5 Van belang is verder dat van strijd met het uitvoeringsaspect van het indemniteitsbeginsel – zie art. 7:960 – slechts sprake is indien de verzekerde in een duidelijk voordeligere positie zou geraken.
Naar het oordeel van de Commissie kan worden verdedigd dat Consument door vergoeding van alle gemaakte kosten in een voordeligere positie zou geraken maar Verzekeraar heeft niet nader onderbouwd dat Consument hierdoor in een duidelijk voordeligere positie zou geraken. Het feit dat – kortweg gezegd – de dagwaarde van de C.V.-ketel 80% is van de nieuwwaarde van de ketel – zie r.o. 2.4 – kan Verzekeraar niet baten. Uit de rechtspraak volgt dat het niet onverenigbaar is met het indemniteitsbeginsel is om bij een nieuwwaarde-dekking de nieuwwaarde te vergoeden in een geval dat de dagwaarde van de verzekerde zaak 40% is van de nieuwwaarde van die zaak voor zover de functie van de zaak meebrengt dat deze moet worden hersteld. Vergelijk HR 10 december 1993, NJ 1994, 686. Aan dit laatste vereiste is in het geval van een C.V.-ketel voldaan.

4.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument dient te worden toegewezen.

5 Beslissing

5.1 De Commissie stelt bij wijze van bindend advies vast.

5.2 dat Verzekeraar aan Consument een bedrag betaalt van € 178,20.

5.3 dat betaling van een en ander moet plaatsvinden binnen een termijn van vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak