Mijn Kifid

Uitspraak 2015-380 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-380 d.d.
11 december 2015
(prof mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.H.G.A. Filott mpf en mr. drs. R. Knopper, leden en mr. E.C. Aarts, secretaris)

Samenvatting

Consument heeft bij de Bank een zogenoemde CHF hypotheek gesloten. Consument verkeerde in de veronderstelling dat er gedurende de gehele looptijd van de geldlening sprake was van een vaste opslag op het LIBOR-tarief van 1,25%. Achteraf is gebleken dat de opslag (slechts) vast was voor een periode van vijf jaar. Voorts verwijt Consument de Bank dat zij de opslag als percentage hanteert, in plaatst van als een vast bedrag. De Commissie overweegt dat bij Consument niet de gerechtvaardigde indruk kan zijn ontstaan dat gedurende de gehele (economische) looptijd van de geldlening sprake was van een vaste opslag op het LIBOR-tarief van 1,25%. Voorts overweegt de Commissie dat niet valt in te zien hoe Consument heeft kunnen begrijpen dat er een vast bedrag aan kosten in rekening zou worden gebracht. Naar het oordeel van de Commissie is het inherent aan het feit dat de rente verschuldigd is in Zwitserse Franken dat de door Consument te betalen opslag – welke onderdeel is van de verschuldigde rente – ook verschuldigd is in Zwitserse Franken en dat daaraan een koersrisico verbonden is. De vorderingen van Consument worden afgewezen.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, hierna te noemen de Bank.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Dossiernummer [1]:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier inclusief bijlagen, ontvangen op
11 juli 2014;
– het verweerschrift van de Bank;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van de Bank.

Dossiernummer [2]:
– het door Consument ondertekende klachtformulier inclusief bijlagen, ontvangen op
15 april 2015;
– het verweerschrift van de Bank;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van de Bank.

Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij ermee akkoord gaan dat bovengenoemde dossiernummers in één uitspraak zullen worden behandeld.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 3 november 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft in 2008, samen met zijn echtgenote, met de Bank een zogenoemde CHF hypotheek (hierna: ‘geldlening’) gesloten. De hoofdsom van de geldlening bestaat uit een bedrag in Zwitserse Franken als equivalent van het bedrag van € 750.000,-.

3.2. In de offerte van 11 september 2008, welke door Consument en zijn echtgenote voor akkoord is ondertekend, is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Lening
Rentevorm: Variabele rente (CHF-LIBOR) + 1,25%
U kunt kiezen uit 1, 2, 3, 6 of 12 maands CHF-LIBOR

Renteomschrijving
debetrente: Gedurende de looptijd van het krediet zal aan de bank een
rente verschuldigd zijn gelijk aan 1,25% boven het door u
aangegeven CHF-LIBOR-tarief (Londen Interbank Offered
Rate voor Zwitserse Franken), welke rente ingaat op de
verstrekkingsdatum van de geldlening, die datum inbegrepen.
(…)
Juridische looptijd: 60 maanden
Economische looptijd: 300 maanden
(…)
Bijzondere bepalingen
– De door u te betalen rente is verschuldigd in Zwitserse Franken. U loopt het risico dat door ontwikkelingen in de rentemarkt de Zwitserse Franken rente hoger komt te liggen dan de Euro rente. De verschuldigde rente omgerekend in Euro’s kan daardoor per rentebetaaldatum verschillen.
(…)
– De condities van de geldlening worden over 5 jaar, te weten 1 december 2013, nader bezien.”

3.3. In de akte van geldlening, welke door Consument en zijn echtgenote op 6 oktober 2008 is ondertekend, is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Rente 1-maands CHF-LIBOR rente
De debiteur is gedurende de juridische looptijd een nominale rente per jaar verschuldigd gelijk aan 1,25% boven het eenmaands LIBOR-tarief (thans 2,70333), welke rente ingaat op de verstrekkingsdatum van de geldlening, die datum inbegrepen.
(…)
Juridische looptijd
Deze geldlening heeft een juridische looptijd van 60 maanden, te vermeerderen met de periode die gelegen is tussen de verstrekkingsdatum van de geldlening en de eerste dag van de daaropvolgende maand en eindigt derhalve op
30 september 2013.

Economische looptijd
Deze geldlening heeft een economische looptijd van 300 maanden, hetgeen inhoudt dat de geldlening in zijn geheel dient te zijn terugbetaald op 30 september 2033, tenzij partijen overeenkomen de looptijd te verlengen voor het geheel of een gedeelte van de geldlening.”

3.4. In 2013 heeft de Bank de rentecondities van de geldlening herzien en de opslag verhoogd van 1,25% naar 3%.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert primair dat de Bank wordt veroordeeld tot:
(i) het met terugwerkende kracht ongedaan maken van de opslagverhoging;
(ii) vergoeding van het te veel betaalde bedrag aan rente;

Consument vordert subsidiair voor recht te verklaren dat de door de Bank doorgevoerde opslagverhoging te hoog is.

4.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:

– Consument verkeerde in de veronderstelling dat er gedurende de gehele looptijd van de geldlening sprake was van een vaste opslag op het LIBOR-tarief van 1,25%. Achteraf is gebleken dat de opslag (slechts) vast was voor een periode van vijf jaar, na afloop waarvan een rentevoorstel volgde om de geldlening te verlengen. De Bank heeft Consument over dit laatste op geen enkele wijze geïnformeerd en het blijkt ook niet uit de hypotheekofferte. Indien Consument hiervan op de hoogte zou zijn geweest, had hij de geldlening nimmer afgesloten.
– De akte van geldlening wijkt af van hetgeen in de offerte is vermeld. In de akte van geldlening is vermeld dat Consument gedurende de juridische looptijd een nominale rente verschuldigd is gelijk aan 1,25% boven het éénmaands LIBOR-tarief. In de hypotheekofferte is het woord “juridische” niet opgenomen.
– De Bank dient een vast bedrag aan kosten (bedoeld is: opslag) in rekening te brengen en niet een percentage. Indien er sprake is van een percentage zijn het in het geval van een CHF hypotheek variabele kosten, afhankelijk van de koers van de Zwitserse Frank. Consument stelt dat de kosten voor de Bank niet hoger of lager worden wanneer de koers van de Zwitserse Frank verandert en de opslag zou dan ook gelijk moeten blijven.

4.3. De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

– Uit de kredietdocumentatie heeft Consument kunnen en moeten begrijpen dat de opslag op het variabele basistarief van de rente vast zou zijn voor een periode van vijf jaar. Consument is akkoord gegaan met de inhoud van de offerte en de akte, zonder nadere opmerkingen te maken over de bepalingen over de looptijd van de opslag.
– De stelling van Consument dat hij de geldlening niet zou hebben afgesloten als de woorden “juridische looptijd” zouden zijn toegevoegd bij de renteomschrijving in de offerte, volgt de Bank niet. In de offerte is namelijk ook bepaald dat de geldlening een juridische looptijd had van vijf jaar en dat de condities na vijf jaar zouden worden herzien. Daaruit blijkt al dat er sprake zou zijn van een vaste opslag voor een periode van vijf jaar en niet voor de gehele looptijd van de geldlening.
– Bij het afsluiten van de geldlening wist Consument of kon Consument weten dat gedurende de overeengekomen juridische looptijd zijn rente bestond uit een basistarief en een vaste opslag van 1,25% en dat hij de rentebedragen verschuldigd was in Zwitserse Franken. Consument heeft daaruit niet de conclusie kunnen trekken dat de risico-opslag een vast bedrag was en dat deze niet zou wijzigen door koersschommelingen. Consument is bovendien bewust akkoord gegaan met een geldlening waarbij de rente verschuldigd is in Zwitserse Franken en heeft bewust de valutarisico’s aanvaard.

5. Beoordeling

Looptijd vaste opslag
5.1. Het eerste onderdeel van de klacht van Consument ziet op de looptijd van de vaste opslag op het LIBOR-tarief. Consument verkeerde in de veronderstelling dat er gedurende de gehele looptijd van de geldlening sprake was van een vaste opslag op het LIBOR-tarief van 1,25%. Achteraf is gebleken dat de opslag (slechts) vast was voor een periode van vijf jaar, na afloop waarvan een rentevoorstel volgde om de geldlening te verlengen. Volgens Consument heeft de Bank hem over dit laatste op geen enkele wijze geïnformeerd en blijkt dit ook niet uit de hypotheekofferte. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

5.2. De Commissie stelt vast dat partijen in 2008 een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan. In de hypotheekofferte staat in duidelijke bewoordingen op p. 5 (geheel onderaan) dat de condities van de geldlening over vijf jaar – te weten 31 december 2013 – worden herzien. Uitgangspunt is dat degene die een overeenkomst aangaat, moet voorkomen dat hij de overeenkomst sluit onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. Vergelijk HR 15 november 1957, NJ 1958, 67. Van Consument mag dan ook worden verlangd dat hij, alvorens het aanbod van de Bank te accepteren, de offerte voldoende grondig bestudeert en vragen stelt indien deze voor hem onduidelijkheden bevat. In dit geval had Consument uit de offerte kunnen afleiden c.q. moeten begrijpen dat de condities van de geldlening over vijf jaar, te weten 31 december 2013, nader zouden worden bezien. Indien hierover onduidelijkheden bestonden bij Consument, had het op zijn weg gelegen nadere vragen te stellen aan de Bank. Nu gesteld noch gebleken is dat Consument nadere vragen heeft gesteld, moet een eventuele onjuiste voorstelling van zaken met betrekking tot de looptijd van de opslag voor zijn eigen rekening blijven. Dat in de hypotheekofferte is opgenomen “gedurende de looptijd van het krediet zal aan de bank een rente verschuldigd zijn gelijk aan 1,25% boven het door u aangegeven CHF-LIBOR-tarief” maakt dit niet anders. Consument had immers uit de eerder aangehaalde bepaling in de hypotheekofferte kunnen en moeten begrijpen dat de condities – waaronder begrepen de opslag – na vijf jaar zouden worden herzien. Voorts is van belang dat Consument niet alleen de door de Bank aan haar uitgebrachte hypotheekofferte voor akkoord heeft ondertekend, maar ook de akte van geldlening. In de akte van geldlening is bepaald dat Consument gedurende de juridische looptijd een rente verschuldigd is gelijk aan 1,25% boven het eenmaands LIBOR-tarief. De juridische looptijd bedraagt ingevolge de akte van geldlening 60 maanden. Gelet op het voorgaande kan bij Consument niet de gerechtvaardigde indruk zijn ontstaan dat gedurende de gehele (economische) looptijd van de geldlening sprake was van een vaste opslag op het LIBOR-tarief van 1,25%. De klacht faalt derhalve.

5.3. Ten overvloede merkt de Commissie op dat het beter zou zijn geweest indien de Bank in de hypotheekofferte – zoals in de akte van geldlening – in de passage “gedurende de looptijd van het krediet zal aan de bank een rente verschuldigd zijn gelijk aan 1,25% boven het door u aangegeven CHF-LIBOR-tarief” voor het woord “looptijd” het woord “juridische” zou hebben opgenomen, zodat de offerte meer duidelijkheid zou bieden ten aanzien van de looptijd van de geldlening. Dit doet echter aan het geen overwogen is in r.o. 5.2. niet af.

Vaststelling van de opslag
5.4. Naar de Commissie begrijpt, verwijt Consument de Bank voorts dat zij de opslag als percentage hanteert, in plaats van als een vast bedrag. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

5.5. In de tussen partijen gesloten hypotheekofferte staat met betrekking tot de rente onder de kopjes “Rentevorm” en “Renteomschrijving debetrente” in duidelijke bewoordingen dat de rente bestaat uit een variabele rente en een vaste opslag van 1,25%. Voorts staat onder het kopje “Bijzondere bepalingen” dat de te betalen rente verschuldigd is in Zwitserse Franken en dat daaraan een koersrisico is verbonden. Niet valt in te zien hoe Consument uit het bovenstaande heeft kunnen begrijpen dat er een vast bedrag aan kosten (in Euro’s) in rekening zou worden gebracht. Daarbij is van belang dat het naar het oordeel van de Commissie inherent is aan het feit dat de rente verschuldigd is in Zwitserse Franken dat de door Consument te betalen opslag – welke onderdeel is van de verschuldigde rente – ook verschuldigd is in Zwitserse Franken en dat daaraan een koersrisico verbonden is, hetgeen inhoudt dat het verschuldigde bedrag aan opslag omgerekend in Euro’s per rentebetaaldatum kan verschillen.

Slotsom
5.6. Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat de klachten van Consument ongegrond zijn en de vorderingen moeten worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vorderingen van Consument worden afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor
www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

Bekijk de volledige uitspraak