Mijn Kifid

Uitspraak 2016-064 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-064
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.M.T. Wigger, en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 10 augustus 2015
Ingesteld door : Consument
Tegen : ABN Amro Schadeverzekering N.V. gevestigd te Zwolle, verder te
noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 3 februari 2016
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

De klacht betreft de vraag of de gebeurtenis die heeft geleid tot het juridisch geschil waarvoor Consument in december 2014 een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering heeft gedaan zodanig samenhangt met de gebeurtenis in 2007, het leeftijdsontslag waarover Consument destijds een procedure had aangespannen tegen zijn ex-werkgever, dat Verzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de eerste gebeurtenis niet binnen de looptijd van de rechtsbijstandverzekering valt en dat om die reden op grond van de verzekeringsvoorwaarden geen rechtsbijstand wordt verleend. De Commissie oordeelt dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Weliswaar kan worden gesproken van meerdere, verschillende gebeurtenissen, te weten het leeftijdsontslag, de daarop-volgende gerechtelijke procedure tegen de ex-werkgever van Consument en vervolgens het arrest van de Hoge Raad waarvan Consument heeft gesteld dat daarbij een procedurefout is gemaakt die aanleiding geeft tot het aanspannen van een procedure tegen de Staat der Nederlanden bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, maar dit neemt niet weg dat de procedure tegen de ex-werkgever en het arrest van de Hoge Raad beide het gevolg zijn van de eerste gebeurtenis, namelijk het leeftijdsontslag in 2007. Die gebeurtenis lag ruim vóór de ingangsdatum van de rechtsbijstandverzekering, zijnde 1 november 2008.
Het beoogde doel van de procedure tegen de ex-werkgever was het verkrijgen van compensatie voor het financieel nadeel dat was voortgevloeid uit het leeftijdsontslag. Hetzelfde einddoel mag worden aangenomen in de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De omstandigheid dat de procedures een verschillende juridische grondslag en vordering hebben en tegen verschillende partijen worden gevoerd, doet daar niet aan af. Nu de eerste gebeurtenis uit de reeks van met elkaar samenhangende gebeurtenissen niet binnen de looptijd van de verzekering valt, heeft Verzekeraar de gevraagde rechtsbijstand terecht afgewezen. De vordering van Consument om alsnog rechtsbijstand te verlenen in de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dan wel een financiële vergoeding te verlenen in de kosten van het voeren van deze procedure, moet derhalve worden afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van het Reglement Ombudsman en Geschillen-commissie Financiële Dienstverlening en op basis van de volgende stukken:

• De door Consument ingediende klacht;
• het verweerschrift van ARAG in hoedanigheid van uitvoerder van de rechtsbijstand
d.d. 25 september 2015;
• de repliek van Consument d.d. 17 oktober 2015;
• de dupliek van ARAG d.d. 28 oktober 2015 waarvan een kopie op 17 november 2015 aan Consument is gezonden.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden en dat het geschil zich leent voor afdoening op stukken, nu voor mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 40.1 van haar Reglement geen aanleiding bestaat.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft met ingang van 1 november 2008 bij Verzekeraar een
Rechtsbijstandverzekering gesloten. De uitvoering van de rechtsbijstand is overgedragen aan ARAG.

2.2 In 2010 heeft Consument een beroep gedaan op zijn rechtsbijstandverzekering in verband met een conflict met zijn ex-werkgever over de beëindiging van het dienst-verband wegens het bereiken van de in de CAO genoemde leeftijd (‘leeftijdsontslag’). Volgens Consument was hierbij sprake van leeftijdsdiscriminatie. ARAG heeft het verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat het geschil al vóór de ingangsdatum van de verzekering was ontstaan. In augustus 2007 was het geschil voorgelegd aan de kantonrechter, die de vordering van Consument en van een aantal mede-belang-hebbenden heeft afgewezen. Het vonnis van de kantonrechter is door het Hof bekrachtigd bij arrest van 8 juni 2010.
Op 13 juli 2012 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de procedure tegen de ex-werkgever en het beroep in cassatie van Consument c.s. verworpen.

2.3 Op 8 december 2014 heeft Consument nogmaals bij ARAG een juridisch conflict gemeld. Consument was van mening dat de Hoge Raad in zijn arrest een procedure-fout had gemaakt door niet prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Dit blijkt onder andere uit het rekest d.d. 11 januari 2013 waarmee de zaak aanhangig was gemaakt bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hij wenste dat hem rechtsbijstand zou worden verleend in die procedure tegen de Staat der Nederlanden op grond van onjuiste toepassing door de Hoge Raad van Nederlandse en Europese wetgeving.

2.4 ARAG heeft dit verzoek om rechtsbijstand afgewezen met een beroep op artikel 1.5 van de verzekeringsvoorwaarden. De eerste gebeurtenis uit de verschillende, met elkaar samenhangende gebeurtenissen die tot het geschil hadden geleid, dateert volgens ARAG van vóór 1 november 2008.

2.5 In artikel 1.5 van de Voorwaarden Rechtsbijstand 2-08 2006 is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
1.5 Waarvoor kunt u een beroep doen op deze verzekering
Gebeurtenis binnen de verzekeringsduur
U heeft aanspraak op rechtsbijstand als zich tijdens de looptijd van de verzekering een onvoorziene gebeurtenis voordoet waardoor u zelf partij wordt in een juridisch geschil dat volgens de speciale voorwaarden zoals genoemd op uw verzekeringsbewijs is gedekt.
Als u met een juridisch geschil wordt geconfronteerd, moet dus worden vastgesteld welke feitelijke gebeurtenis tot dat geschil heeft geleid.
[…]
Zijn er verschillende, met elkaar samenhangende gebeurtenissen, dan moet de eerste gebeurtenis uit de reeks binnen de looptijd van de verzekering vallen.

Voorzienbaarheid
Er is geen dekking als blijkt dat u op het moment dat de verzekering gesloten werd al wist of redelijkerwijs kon voorzien dat er iets zou gebeuren dat voor u tot een juridisch geschil kan leiden. De verzekeraar moet in dit soort gevallen wel aantonen dat u het wist of kon voorzien.
Bij elke verzekering, dus ook bij de rechtsbijstandverzekering, geldt immers als uitgangspunt dat alleen onzekere voorvallen verzekerd zijn.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert dat alsnog rechtsbijstand wordt verleend in de procedure tegen de Nederlandse Staat bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
Verzekeraar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst van rechtsbijstandverzekering door het verzoek om rechts-bijstand af te wijzen. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De procedure waarvoor rechtsbijstand is gevraagd heeft geen binding met de eerste. Het eerste proces was een civiele zaak en de laatste een bestuurs-rechtelijke zaak.
• Enkele collega’s die ook dezelfde procedure voeren zijn in dezelfde omstandigheden wel geholpen door hun rechtsbijstandverzekeraar.

Verweer Verzekeraar
3.3 ARAG heeft namens Verzekeraar, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De eerste gebeurtenis uit de reeks van met elkaar samenhangende gebeurtenissen die tot het geschil hebben geleid, dateert van vóór de ingangsdatum van de rechtsbijstandverzekering.
• De procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is een voortzetting van het onderliggende conflict over de leeftijdsdiscriminatie. Dat hierbij nu de Staat der Nederlanden en niet (meer) de ex-werkgever de wederpartij is, maakt dat niet anders. Het betreft nog steeds dezelfde problematiek als in het geschil met de ex-werkgever. Het enige verschil is dat Consument de oplossing langs een andere weg probeert te bereiken.

4. Beoordeling

De klacht betreft de vraag of de gebeurtenis die heeft geleid tot het juridisch geschil waarvoor Consument in december 2014 een beroep op zijn rechtsbijstand-verzekering heeft gedaan zodanig samenhangt met de gebeurtenis in 2007, het leeftijdsontslag waarover Consument destijds een procedure had aangespannen tegen zijn ex-werkgever, dat Verzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de eerste gebeurtenis niet binnen de looptijd van de verzekering valt en dat om die reden op grond van de verzekeringsvoorwaarden geen rechtsbijstand wordt verleend. De Commissie oordeelt dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Weliswaar kan worden gesproken van meerdere, verschillende gebeurtenissen, te weten het leeftijdsontslag, de daarop-volgende gerechtelijke procedure tegen de ex-werkgever van Consument en vervolgens het arrest van de Hoge Raad waarvan Consument heeft gesteld dat daarbij een procedurefout is gemaakt die aanleiding geeft tot het aanspannen van een procedure tegen de Staat der Nederlanden bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, maar dit neemt niet weg dat de procedure tegen de ex-werkgever en het arrest van de Hoge Raad beide het gevolg zijn van de eerste gebeurtenis, namelijk het leeftijdsontslag in 2007.

Het beoogde doel van de procedure tegen de ex-werkgever was het verkrijgen van compensatie voor het financieel nadeel dat was voortgevloeid uit het leeftijdsontslag. Hetzelfde einddoel mag worden aangenomen in de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De omstandigheid dat de procedures een verschillende juridische grondslag en vordering hebben en tegen verschillende partijen worden gevoerd, doet daar niet aan af. Nu de eerste gebeurtenis uit de reeks van met elkaar samenhangende gebeurtenissen niet binnen de looptijd van de verzekering valt, heeft Verzekeraar de gevraagde rechtsbijstand terecht afgewezen. De vordering van Consument om alsnog rechtsbijstand te verlenen in de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dan wel een financiële vergoeding te verlenen in de kosten van het voeren van deze procedure, moet derhalve ook worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak