Mijn Kifid

Uitspraak 2016-339 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-339
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. E.L.A. van Emden, drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

Klacht ontvangen op : 3 november 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 29 juli 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting
Ingevolge artikel 3 lid 3 wordt een samenhangend geheel van geschillen die voortvloeien uit één gebeurtenis beschouwd als één geschil. Het staat tussen partijen niet ter discussie dat het geschil dat Consument thans met zijn werkgever heeft, samenhangt met het arbeidsgeschil dat hij eerder met zijn werkgever had en dat uitmondde in de overeenkomst van 13 januari 2012. In deze overeenkomst werd afgesproken dat de voormalig werkgever zich, kort gezegd, zou inspannen extra verdienmogelijkheden te scheppen voor Consument als zelfstandige (niet-zijnde werknemer in loondienst), terwijl het verwijt dat Consument zijn voormalig werkgever thans maakt, inhoudt dat hij ten onrechte geen opdrachten meer krijgt terwijl hij daarop recht heeft op grond van voornoemde overeenkomst, en dat reeds uitgevoerde opdrachten nog niet zijn betaald. Ingevolge artikel 3.3 wordt het geschil dat Consument thans met zijn voormalig werkgever heeft dan ook beschouwd als hetzelfde geschil als het arbeidsgeschil waarvoor Consument aanvankelijk een beroep deed op zijn rechtsbijstandverzekering. Dit betekent echter niet automatisch dat dit geschil thans ook gedekt is. Lid 4 van artikel 3 van de verzekeringsvoorwaarden bepaalt immers dat Consument geen aanspraak kan maken op het verlenen van rechtsbijstand als het geschil te maken heeft met de uitoefening van een vrij beroep of bedrijf en/of inkomsten die Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Consument in de uitoefening van een bedrijf heeft gehandeld in het geschil dat hij thans met zijn voormalig werkgever heeft. Hij vordert immers dat zijn voormalig werkgever opdrachten verstrekt aan zijn B.V.. Voorts staat niet ter discussie dat het bedrag waarvan Consument vergoeding vordert, inkomsten betreft die (de B.V. van) Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt. Gelet op het voorgaande volgt de Commissie Verzekeraar in zijn standpunt dat sprake is van een samenhangend geheel van geschillen dat voortvloeide uit één en dezelfde gebeurtenis zodat sprake is van één geschil, terwijl voor een deel van dit geschil (niet-zijnde het gedeelte over de beëindiging van de arbeidsrelatie, maar het gedeelte over het niet-verschaffen van opdrachten en het niet-betalen van reeds verrichte werkzaamheden aan de B.V.) geen aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand onder de polis aangezien Consument bij dat gedeelte van het geschil niet als particulier is betrokken en dat gedeelte voorts te maken heeft met de uitoefening van een bedrijf en inkomsten betreft die Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de reactie van Consument;
• de reactie van Verzekeraar.
• De verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 21 april 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft een rechtsbijstandverzekering bij Verzekeraar.

2.2 Voor zover van belang, luidt artikel 3 van de daarop toepasselijke verzekeringsvoorwaarden als volgt:

“Omvang van de dekking

1. Als de verzekerde als particulier ten gevolge van een gebeurtenis betrokken raakt in een geschil, waardoor hij in een eigen behoefte aan rechtsbijstand moet voorzien, kan hij aanspraak maken op het verlenen van rechtsbijstand.

(…)

3. Een samenhangend geheel van geschillen die voortvloeien uit een gebeurtenis worden beschouwd als één geschil.
4. De verzekerde kan geen aanspraak maken op het verlenen van rechtsbijstand als het geschil te maken heeft met:
– de uitoefening van een vrij beroep of bedrijf;
– inkomsten die hij niet uit regelmatige loondienst ontvangt.”

2.3 Consument was in dienst bij zijn voormalig werkgever. De arbeidsovereenkomst met deze werkgever is geëindigd met wederzijds goedvinden. Daartoe is op 13 januari 2012 een overeenkomst tot stand gekomen tussen Consument en diens voormalig werkgever.

2.4 In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:

“Partijen komen overeen:

A. Een vaststellingsovereenkomst tussen [Consument] en [de voormalig werkgever].
B. Een inkomstengarantie ter uitvoering onderstaande omschreven werkzaamheden.
C. Extra verdienmogelijkheden in combinatie met de mogelijkheid om zelfstandig door te gaan in de regio.”

2.5 Gedeelte A van de overeenkomst gaat over het door Consument ingevolge de vaststellingovereenkomst te ontvangen bedrag. Gedeelte B van de overeenkomst betreft een omschrijving van door de voormalig werkgever aan Consument te verstrekken opdrachten na beëindiging van het dienstverband, alsmede de uren die Consument aan deze opdrachten mag werken en het tarief dat hij daarvoor in rekening mag brengen. In dit gedeelte is aan het eind het volgende opgenomen:

“NB. [Consument] draagt er zorg voor dat [Consument] niet als werknemer van [de voormalig werkgever] kan worden aangemerkt )door bijvoorbeeld een zgn. VAR-verklaring voor ZZP’ers).”

2.6 Gedeelte C bevat een opsomming van mogelijk aan Consument te verstrekken opdrachten in bepaalde projecten. In dit gedeelte is aan het eind het volgende opgenomen:

“Het staat [de voormalig werkgever] te allen tijde vrij om projecten te vervreemden, verkopen, stilleggen etc. etc. Dit leidt niet tot enige vergoeding of verplichting van [de voormalig werkgever] aan [Consument], anders dan de garantie-uren Ad B, tenzij specifiek nadere afspraken zijn gemaakt en zijn vastgelegd ter zake de daadwerkelijke overdracht van een project of ontwikkelingsrechten aan [Consument].”

2.7 Consument heeft ter uitvoering van de in de gedeeltes B en C vermelde werkzaamheden een B.V. opgericht.

2.8 Bij de totstandkoming van de overeenkomst van 13 januari 2012 heeft Consument rechtsbijstand ontvangen van Verzekeraar.

2.9 Op 17 september 2015 heeft Consument wederom een beroep gedaan op zijn rechtsbijstandverzekering. De reden daarvoor was, dat de B.V. van Consument een openstaande vordering op de voormalig werkgever van Consument had van ongeveer € 260.000 en dat de voormalig werkgever weigerde om afspraken met de B.V. te maken over de voortzetting van de werkzaamheden in het kader van onderdeel C van de overeenkomst. Consument wilde dat Verzekeraar betaling van de facturen zou vorderen en voortzetting van de werkzaamheden uit onderdeel C van de overeenkomst.

2.10 Verzekeraar heeft het beroep van Consument op rechtsbijstand afgewezen.
3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat Verzekeraar dekking verleent onder de rechtsbijstandverzekering en het door Consument gemelde geschil met zijn voormalig werkgever alsnog in behandeling neemt.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Verzekeraar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit een overeenkomst. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan. De overeenkomst van 13 januari 2012 is onder dekking van de rechtsbijstandverzekering van Consument en onder begeleiding van Verzekeraar tot stand gekomen. Het geschil dat Consument thans heeft met zijn voormalig werkgever ziet op (onderdeel C van) deze overeenkomst. De voormalig werkgever geeft immers aan te bestrijden nog iets verschuldigd te zijn uit hoofde van de overeenkomst van 13 januari 2012, terwijl Consument van mening is dat hij op grond van de overeenkomst van 13 januari 2012 recht heeft op opdrachten en vergoeding van reeds verrichte werkzaamheden. Het geschil betreft dan ook geen bedrijfsmatig geschil, maar een geschil over het niet-nakomen van de afspraken inzake het beëindigen van de arbeidsovereenkomst tussen de voormalig werkgever en Consument als particulier. Ingevolge artikel 3.3 van de toepasselijk verzekeringsvoorwaarden valt een samenhangend geheel van geschillen die voortvloeien uit één gebeurtenis bovendien onder de dekking. Aangezien het huidige geschil voortvloeit uit de overeenkomst van 13 januari 2012
(het ziet immers op de afwikkeling van zijn arbeidsovereenkomst), waarvan de totstandkoming onder de dekking van de rechtsbijstandverzekering viel, is dit geschil gedekt onder de rechtsbijstandverzekering.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 3 lid 1 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden heeft Consument slechts recht op rechtsbijstand als hij als particulier ten gevolge van een gebeurtenis betrokken raakt in een geschil. Het staat tussen partijen niet ter discussie dat Consument als particulier betrokken is geraakt in het arbeidsgeschil met zijn voormalig werkgever.

4.2 Ingevolge artikel 3 lid 3 wordt een samenhangend geheel van geschillen die voortvloeien uit één gebeurtenis beschouwd als één geschil. Het staat tussen partijen niet ter discussie dat het geschil dat Consument thans met zijn werkgever heeft, samenhangt met het arbeidsgeschil dat uitmondde in de overeenkomst van 13 januari 2012. In deze overeenkomst werd immers afgesproken dat de voormalig werkgever zich, kort gezegd, zou inspannen extra verdienmogelijkheden te scheppen voor Consument als zelfstandige (niet-zijnde werknemer in loondienst), terwijl het verwijt dat Consument zijn voormalig werkgever maakt, inhoudt dat hij
ten onrechte geen opdrachten meer krijgt terwijl hij daarop recht heeft op grond van voornoemde overeenkomst, en dat reeds uitgevoerde opdrachten nog niet zijn betaald. Ingevolge artikel 3.3 wordt het geschil dat Consument thans met zijn voormalig werkgever heeft dan ook beschouwd als hetzelfde geschil als het arbeidsgeschil waarvoor Consument aanvankelijk een beroep deed op zijn rechtsbijstandverzekering.

4.3 Dit betekent echter niet automatisch dat dit geschil thans ook gedekt is. Lid 4 van artikel 3 van de verzekeringsvoorwaarden bepaalt immers dat Consument geen aanspraak kan maken op het verlenen van rechtsbijstand als het geschil te maken heeft met de uitoefening van een vrij beroep of bedrijf en/of inkomsten die Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Consument in de uitoefening van een bedrijf heeft gehandeld in het geschil dat hij thans met zijn voormalig werkgever heeft. Hij vordert immers dat zijn voormalig werkgever opdrachten verstrekt aan zijn B.V.. Voorts staat niet ter discussie dat het bedrag waarvan Consument vergoeding vordert, inkomsten betreft die (de B.V. van) Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt. Tussen Consument en zijn voormalig werkgever is immers expliciet afgesproken dat Consument de werkzaamheden niet als werknemer van de voormalig werkgever zal verrichten. De reeds uitgevoerde werkzaamheden waarvan Consument thans vergoeding vordert, moeten bovendien aan de B.V. worden voldaan door de voormalig werkgever en niet aan Consument persoonlijk.

4.4 Gelet op het voorgaande volgt de Commissie Verzekeraar in zijn standpunt dat sprake is van een samenhangend geheel van geschillen dat voortvloeide uit één en dezelfde gebeurtenis zodat sprake is van één geschil, terwijl voor een deel van dit geschil (niet-zijnde het gedeelte over de beëindiging van de arbeidsrelatie, maar het gedeelte over het niet-verschaffen van opdrachten en het niet-betalen van reeds verrichte werkzaamheden aan de B.V.) geen aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand onder de polis aangezien Consument bij dat gedeelte van het geschil niet als particulier is betrokken en dat gedeelte voorts te maken heeft met de uitoefening van een bedrijf en inkomsten betreft die Consument niet uit regelmatige loondienst ontvangt.

4.5 De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Verzekeraar toerekenbaar is tekortgeschoten door geen rechtsbijstand te verlenen aan Consument. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak