Mijn Kifid

Uitspraak 2016-433

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-433
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M.A. Kleijer, secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 juni 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Bank N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen Bank
Datum uitspraak : 19 september 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Gelet op de feiten en omstandigheden in de onderhavige kwestie is de Commissie van oordeel dat de Bank in lijn met haar contractuele realtie heeft gehandeld.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier voorzien van bijlagen;
• het verweerschrift van Bank voorzien van bijlagen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de e-mail van 1 augustus 2016 voorzien van de verklaring niet-bindend van Consument.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument en zijn echtgenote hebben met de Bank in 1999 een hypothecaire geldleningsovereenkomst gesloten [leningnummer X]. In de hieraan ten grondslag liggende offerte is, voor zover relevant, bepaald dat het leenbedrag (ad NLG 360.000,00) niet meer dan 110% van de executiewaarde mag bedragen. Ook is in deze offerte opgenomen dat de waarde van de woning minimaal NLG 374.000,00 dient te zijn. De rente staat voor twee jaar vast.
2.2 In de ingevolge deze offerte toepasselijke Algemene Leningsvoorwaarden Achmea Hypotheekvoorwaarden N.V. voor de Centraal Beheer Achmea Plus Hypotheek is onder II- 2.2 bepaald: ‘Aanpassen risico-opslag
Het rentepercentage is mede gebaseerd op de verhouding Geldlening en de Executiewaarde van het onderpand. De Bank kan de risico-opslag aanpassen als de verhouding tussen Geldlening en Executiewaarde wijzigt”.

2.3 In de toepasselijke Algemene Hypotheekvoorwaarden Achmea Hypotheekbank N.V. 2003 is over de rente en meer in het bijzonder de risico-opslag bepaald:
“Mogen wij de risico-opslag veranderen?
Ja. We mogen dat:
• Als de verhouding tussen de marktwaarde en de lening verandert;
• Bij een Vaste rente: aan het begin van een nieuwe rentevast-periode;
• Bij een Kwartaal Variabele Rente: aan het begin van een nieuw kwartaal.
Verlagen wij de risico-opslag als de waarde van uw huis is gestegen?
Dat kan. U moet dan bewijzen dat uw woning meer waard is geworden. Als wij de waardestijging groot genoeg vinden, verlagen we de risico-opslag.”
2.4 In 2010 is door Consument gekozen voor het rente type Kwartaal Variabele Rente. De risico-opslag is toen niet veranderd.
2.5 In de interne klachtprocedure heeft de Bank toegelicht haar algemene voorwaarden in 2013 te hebben aangepast in die zin dat de risico-opslag tussentijds kan worden aangepast. Voorts heeft de Bank toegelicht vanaf 2014 consumenten door middel van een jaarlijkse hypotheekoverzicht over hun hypothecaire geldlening te informeren en hen daarbij actief te wijzen op de mogelijkheid een herbeoordelingsverzoek in te dienen voor de vaststelling van de risico-opslag. Ook via de website van de Bank is daarover informatie te vinden. Daarnaast is de actuele rente, door middel van rentelijsten bestaande uit een schema van de verschillende risico-categorieën, via de website te raadplegen.
2.6 Door Consument is in 2014 een verzoek tot aanpassing van de risico-opslag ingediend. De Bank heeft dit verzoek vervolgens gehonoreerd. De hypothecaire lening is daarop ingedeeld in de risico-categorie hoger dan 60% maar lager dan 80% van de marktwaarde waarmee de risico-opslag met ingang van 1 september 2014 met 0,3% is gedaald.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank met terugwerkende kracht de teveel betaalde risico-opslag zal terugbetalen, begroot op € 1.593,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede zal vergoeden de door hem ter zake gemaakte kosten.
Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
Consument stelt dat voor de betaling van de hogere risico-opslag geen rechtsgrond bestaat en hij reeds daarom gerechtigd is het teveel betaalde terug te vorderen.
Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan. Om te beginnen volgt reeds uit de overgelegde WOZ- beschikkingen dat de waarde van de woning ook vóór 2014 op een hoger niveau lag dan de waarde waarvan de Bank is uitgegaan. Daarnaast volgt uit de toepasselijke voorwaarden geldend voor 2013 reeds dat de risico-opslag kan worden aangepast. Een wezenlijk verschil met de nieuwe voorwaarden vanaf 2013, waarin de tussentijdse aanpassing van de risico-indeling mogelijk werd, ziet Consument niet.

Door Consument is verder aangevoerd dat de Bank ter uitvoering van haar zorgplicht in 2010 niet heeft kunnen volstaan met een verwijzing naar de algemene voorwaarden. Het lag op de weg van de Bank Consument toen actief over de opbouw van het tarief te informeren en ook over de mogelijkheden tot aanpassing daarvan.
Verweer Bank
De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat de door de Bank in het onderhavige geval gehanteerde hypothecaire rentetarieven op een juiste wijze zijn vastgesteld. De Commissie overweegt daartoe als volgt.
4.2 Om te beginnen heeft de Commissie onderzocht of de vordering van Consument op de contractuele relatie van partijen gebaseerd kan worden. In dat kader stelt de Commissie vast dat het aanbod van de Bank in heldere en voor één uitleg vatbare bewoordingen is gesteld en dit aanbod door Consument is aanvaard. De Commissie stelt verder vast dat Consument wist dan wel kon weten dat de hoogte van de rente mede gebaseerd werd op de verhouding tussen het leningbedrag enerzijds en de waarde van de woning anderzijds. Voorts is uit de offerte de door de Bank gehanteerde indeling in tariefklassen op te maken. Ten slotte volgt uit de voorwaarden dat Consument het initiatief dient te nemen tot het indienen van een wijzigingsverzoek. Dit laatste staat tussen partijen overigens niet ter discussie. Nu de vordering van Consument geen steun vindt in hetgeen tussen partijen is afgesproken, is de Commissie van oordeel dat de Bank in lijn met haar contractuele verplichting heeft gehandeld.
4.3 Verder stelt de Commissie vast dat de Bank een grote mate van vrijheid toekomt wat betreft de wijze waarop door haar het beleid ter zake de tarievenstructuur bekend wordt gemaakt. De Bank heeft haar beleid voldoende toegelicht. Ruimte voor toewijzing van de vordering bestaat allen in het geval de Bank, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, van haar bevoegdheden op naar maatstaven en redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare wijze gebruik zou hebben gemaakt. Dat is evenwel gesteld noch gebleken.
4.4 De conclusie luidt dan ook dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst bij niet-bindend advies de vordering van Consument af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak